ECLI:NL:RBROT:2010:BM0317

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
348234/ KG ZA 10-106
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot niet-ontvankelijkheid in kort geding wegens aanhangige procedure bij kantonrechter

In deze zaak, die op 23 maart 2010 door de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, hebben de eiseressen, Motrans Groep B.V. en Motrans Uitzendbureau Rotterdam B.V., een kort geding aangespannen tegen de gedaagde, die eerder als bedrijfsleider bij Motrans Uitzendbureau in dienst was. De eiseressen vorderden onder andere dat de gedaagde de aan hen toebehorende zaken zou teruggeven en dat hij zou worden verboden om beslag te leggen op hun eigendommen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiseressen niet ontvankelijk waren in hun vorderingen, omdat er al een aanhangige procedure bij de kantonrechter was waarin dezelfde vorderingen waren ingesteld. De voorzieningenrechter stelde vast dat de omstandigheid dat de kantonrechter mogelijk te lang zou uitblijven met een beslissing, niet voldoende was om de vorderingen in kort geding te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van Motrans c.s. af en veroordeelde hen in de proceskosten van de gedaagde, die op € 263,00 aan verschotten en € 816,00 aan salaris voor de advocaat werden vastgesteld. Tevens werd het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer 348234/ KG ZA 10-106
Uitspraak: 23 maart 2010
VONNIS in kort geding in de zaak van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MOTRANS GROEP B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MOTRANS UITZENDBUREAU ROTTERDAM B.V.,
beide gevestigd te Rotterdam,
eiseressen,
advocaat mr. J.A.M. Reuser,
- tegen -
[gedaagde],
wonende te Lekkerkerk,
gedaagde,
advocaat mr. J.B. Kloosterman.
Eiseressen wordt hierna aangeduid als “ Motrans Groep” respectievelijk “Motrans Uitzendbureau” en gezamenlijk - in enkelvoud - aangeduid als “Motrans c.s.”.
Gedaagde wordt hierna aangeduid als “[gedaagde]”.
1. Het verloop van het geding
De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 16 februari 2010;
- producties van Motrans;
- producties van [gedaagde];
- akte houdende aanvulling/rectificatie der dagvaarding, tevens akte vermeerdering van eis zijdens mr. Reuser;
- pleitaantekeningen mr. Reuser;
- pleitaantekeningen tevens houdende incidentele vordering tot verwijzing van mr. Kloosterman.
De raadslieden van partijen hebben de respectieve standpunten toegelicht ter zitting van
9 maart 2010
2. De feiten
In dit kort geding wordt van de volgende feiten uitgegaan.
2.1
[gedaagde] is op 1 maart 2004 als bedrijfsleider in dienst getreden bij Motrans Uitzendbureau B.V.
2.2
Op 18 oktober 2007 is Motrans Groep B.V. opgericht met als enig aandeelhouder en enig bestuurder Motrans Uitzendbureau B.V.
Daarnaast is op 18 oktober 2007 Motrans Uitzendbureau Rotterdam B.V. opgericht met als enig aandeelhouder en enig bestuurder Motrans Groep B.V.
2.3
Op 29 november 2007 is Motrans Uitzendbureau B.V. juridisch opgesplitst in vier personal holdings van de vier natuurlijke personen [gedaagde], [S], [V] en [O], die vervolgens vanaf dat moment elk 25% van de aandelen hielden in de aandelen van Motrans Groep. Tevens is op 29 november 2007 [gedaagde] benoemd tot directeur van Motrans Groep B.V. en Motrans Uitzendbureau Rotterdam B.V.
2.4
Op 24 augustus 2009 is [gedaagde] door de algemene vergadering van aandeelhouders geschorst als directeur vanwege verdenkingen tegen hem ten aanzien van diefstal, verduistering, valsheid in geschrifte en het als directeur niet opvolgen van instructies van de algemene vergadering van aandeelhouders.
2.5
Per 25 augustus 2009 is de schorsing van [gedaagde] omgezet in een ontslag op staande voet.
2.6
Bij exploot van dagvaarding van 17 september 2009 heeft [gedaagde] Motrans Uitzendbureau Rotterdam B.V. in kort geding gedagvaard bij de kantonrechter te Rotterdam. In die procedure heeft [gedaagde] (onder meer) gevorderd dat de kantonrechter het aan hem gegeven ontslag op staande voet vernietigt, hem toelaat zijn werkzaamheden te hervatten, en Motrans Uitzendbureau B.V. veroordeelt het salaris van [gedaagde] door te betalen.
Het vonnis van de kantonrechter van 3 december 2009 luidt voor zover thans van belang:
“(…)
1. Het verloop van de procedure
(…)
1.2 Op 30 september 2009 is ter griffie ingekomen een brief van mr. Reuser, waarmee door Motrans Uitzend R’dam 15 producties in het gedingen worden gebracht. Bij brief, ontvangen op 8 oktober 2009, zijn nog 35 producties in het geding gebracht.
Productie 49is de schriftelijke vastlegging van de motrans Uitzend R’dam op de zitting van 12 oktober 2009 in te stellen voorwaardelijke vordering in reconventie.
Deze voorwaardelijke vordering in reconventie luidt:
“in het geval dat de kantonrechter zich wel bevoegd zou verklaren en hij [gedaagde] wel ontvankelijk zou acht de kantonrechter voorlopig zal oordelen dat het ontslag terecht is gegeven, (…)
1. [gedaagde] ertoe te veroordelen om de op bijlage deze gespecificeerde, aan Motrans, al dan niet in eigendom, doch nog steeds in het bezit van [gedaagde] zijnde, zaken aan Motrans af te geven (…), zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom (…);
2. [gedaagde] te verbieden om in enigerlei vorm, hetzij direct dan wel indirect, of financieel, in welke vorm dan ook, direct of indirect betrokken te zijn, of daar een of daar voeren op een allerlei wijze werkzaam te zijn, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, bij een onderneming die uitzendkrachten ter beschikking stelt aan klanten van Motrans, waarbij onder klanten van Motrans moeten worden verstaak al diegenen die in de jaren 2008 en 2009 personeel van Motrans hebben ingehuurd, met bepaling dat dit relatiebeding geldt gedurende één jaar na beëindiging van de relatie tussen [gedaagde] en Motrans, dus tot 25 augustus 2010, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom (…).
(…)
3. Het geschil in samengevatte vorm en de voorlopige beoordeling
(…)
Partijen strijden allereerst over de bevoegdheid van de kantonrechter als voorzieningenrechter.
(…)
De nadere bestudering van de argumenten van partijen en de door hen overgelegde producties ten behoeve van vonnis heeft de kantonrechter voorshands bevestigd in zijn ter zitting uitgesproken oordeel dat niet vaststaat dat [gedaagde] statutair directeur is van het bedrijf waarbij hij zegt in dient te zijn (Motrans Uitzend R’dam) en dat hij in dit geding als gedaagde heeft betrokken.
(…)
Doorslaggevend (…) is het antwoord op de vraag of [gedaagde] rechtsgeldig tot bestuurder is benoemd. Er zijn geen statuten overgelegd, noch een onmiskenbaar besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders waaruit volgt dat er sprake is van een rechtsgeldige benoeming (bij Motrans Uitzend R’dam).
Dat zou betekenen dat de kantonrechter wel bevoegd is en dus met recht is geadiëerd door [gedaagde].
Bij de verdere inhoudelijke behandeling heeft Motrans Uitzend R’dam echter ten aanzien van de rechtsgeldige benoeming van [gedaagde] tot statutair bestuurder van Motrans Uitzend R’dam een uitdrukkelijk en specifiek bewijsaanbod gedaan.
Hoewel een kort geding zich in beginsel niet leent voor (uitgebreide) bewijslevering meent de kantonrechter dat dit bewijsaanbod in de gegeven situatie ook in kort geding niet behoort te worden gepasseerd en zal Motrans Uitzend R’dam tot bewijslevering worden toegelaten.
(…)
4. De beslissing
De kantonrechter als voorzieningenrechter,
- laat Motrans Uitzend R’dam toe tot het bewijs (…);
(…)
- houdt elke verdere beslissing aan.
(…)”.
2.7
Naar aanleiding van het onder 2.6 genoemde vonnis van de kantonrechter zijn getuigen gehoord, hebben partijen nog stukken in het geding gebracht en hebben beide partijen een conclusie na enquête genomen. Partijen zijn thans in afwachting van het door de kantonrechter te wijzen vonnis.
2.8
Inmiddels heeft [gedaagde] ook een bodemprocedure bij de kantonrechter te Rotterdam aanhangig gemaakt jegens Motrans c.s.
2.9
Op 27 januari 2010 heeft [gedaagde] verlof gevraagd en verkregen voor het leggen van conservatoire derdenbeslagen ten laste van Motrans Uitzendbureau voor een bedrag van
EUR 66.700,00, inclusief rente en kosten. [gedaagde] heeft op grond van dit verlof conservatoir (derden)beslag laten leggen onder:
- de Coöperatieve Rabobank Zuid-Holland Midden U.A., gevestigd te Delft;
- de besloten vennootschap Motrans Uitzendbureau Roosendaal B.V., gevestigd te Rotterdam;
- de besloten vennootschap DSO Interieurbouw B.V., gevestigd te Rotterdam;
- de besloten vennootschap Gevelonderhoudsbedrijf Ooijkaas B.V., gevestigd te Schiedam;
- de besloten vennootschap Delta Team Techniek B.V., gevestigd te Zoetermeer;
- de besloten vennootschap Dutch Import Combination Weert B.V., gevestigd te Weert;
- de heer R. Muller, h.o.d.n. Schilders- & Onderhoudsbedrijf R. Muller, gevestigd te Rotterdam;
- de zich onder Motrans Uitzendbureau bevindende navolgende roerende zaak: de automobiel merk Mitsubitsi Outlander, type Outlander, kleur zwart met kenteken [Kenteken].
3. Het geschil
3.1
Motrans c.s. vordert na -wijziging van eis- bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] te veroordelen de op de bijlage bij dagvaarding en bij akte ‘houdende aanvulling/rectificatie der dagvaarding, tevens akte tot vermeerdering van eis’ gespecificeerde, aan de Motrans-organisatie, al dan niet in eigendom, toebehorende, doch nog steeds in het bezit van [gedaagde] zijnde, zaken aan Motrans c.s. ten behoeve van de Motrans-organisatie af te geven, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
2. [gedaagde] te verbieden om in enigerlei vorm, hetzij direct danwel indirect, of financieel, in welke vorm dan ook, direct of indirect betrokken te zijn, of daarin of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam te zijn, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, bij een onderneming die uitzendkrachten ter beschikking stelt aan klanten van
de Motrans-organisatie, waarbij onder klanten van de Motrans-organisatie moeten worden verstaan al diegenen die in de jaren 2008, 2009 en 2010 personeel van één van de vier Motrans vennootschappen hebben ingehuurd, met bepaling dat dit relatiebeding geldt gedurende één jaar na beëindiging van de relatie tussen [gedaagde] en de Motrans-organisatie, dus tot 25 augustus 2010, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
3. alle door [gedaagde] ten laste van Motrans Uitzendbureau Rotterdam B.V. op of omstreeks 29 januari 2010 gelegde beslagen op te heffen;
4. [gedaagde] te verbieden om tot verdere beslaglegging ten laste van Motrans Uitzendbureau Rotterdam B.V. of andere vennootschappen van de Motrans-organisatie over te gaan, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
5. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Motrans c.s. stelt hiertoe - kort gezegd - dat [gedaagde] nog steeds over een groot aantal aan de Motrans-organisatie in eigendom toebehorende zaken beschikt. Die zaken heeft [gedaagde] thans zonder recht of titel onder zich. Ondanks verzoeken daartoe, weigert [gedaagde] deze zaken terug te geven. Een deel van die zaken heeft Motrans c.s. nodig voor de dagelijkse bedrijfsvoering en de auto wil Motrans c.s. ter beschikking stellen aan de opvolger van [gedaagde].
Daarnaast handelt [gedaagde] onrechtmatig jegens Motrans c.s. door het uitspannen van de relaties en werknemers van Motrans c.s., als gevolg waarvan Motrans c.s. grote schade lijdt en zal lijden.
Motrans c.s. stelt voorts dat de door [gedaagde] gelegde beslagen dienen te worden opgeheven, omdat [gedaagde] geen enkele vordering heeft en hij zelfs een substantiële schuld aan Motrans c.s. heeft. Bovendien is Motrans Uitzendbureau Rotterdam bereid vervangende zekerheid te stellen.
3.3
Ten aanzien van het onder 1 en 2 gevorderde stelt [gedaagde] dat Motrans c.s. dezelfde vordering instelt als haar voorwaardelijke vordering in reconventie in de thans aanhangige procedure bij de kantonrechter. Bovendien legt zij aan haar vorderingen dezelfde feiten en omstandigheden ten grondslag als aan voornoemde vordering in de procedure bij de kantonrechter. Deze zaak dient daarom te worden verwezen naar de kantonrechter te Rotterdam ter gezamenlijke behandeling met de zaak bekend onder nummer 1028251/ VV EXPL 09-430.
Ten aanzien van Motrans Groep stelt [gedaagde] dat Motrans Groep geen belang heeft bij de vorderingen. Motrans Groep ontwikkelt immers zelf geen activiteiten en heeft ook geen zaken aan [gedaagde] ter hand gesteld.
[gedaagde] stelt voorts dat hij slechts bereid is de beslagen op te heffen tegen het stellen van zekerheid door Motrans c.s.
3.4
Op de overige stellingen van partijen zal, voor zover van belang, bij de beoordeling nader worden ingegaan.
4. De beoordeling
Onder 1 en 2 gevorderde
4.1
Vaststaat dat Motrans Uitzendbureau Rotterdam hetgeen Motrans c.s. onder 1 en 2 heeft gevorderd, ook reeds voorwaardelijk in reconventie heeft gevorderd in de kortgedingprocedure bij de kantonrechter. Voorop staat derhalve de vraag of, zolang die vordering bij de kantonrechter nog in behandeling is, Motrans c.s. dezelfde vordering aan de voorzieningenrechter van de civiele sector kan voorleggen.
4.2
De voorzieningenrechter is van oordeel dat zolang deze vordering bij de kantonrechter nog in behandeling is, een verzoek tot het treffen van dezelfde voorziening bij voorraad niet aan de voorzieningenrechter in kort geding ter beoordeling kan worden voorgelegd. De omstandigheid dat de aan de kantonrechter gevraagde voorziening naar de mening van Motrans c.s. te lang uitblijft, is onvoldoende redengevend. Mogelijk zou dit anders zijn in een geval waarin sprake is van rechtsweigering bij de kantonrechter dan wel een te verwachten zo lang uitblijven van de gevraagde voorziening, dat bij wijze van noodoplossing alsnog de voorzieningenrechter in kort geding moet kunnen worden geadieërd. Van een (dergelijke) noodsituatie als hier bedoeld is echter ten processe niets gesteld noch gebleken.
Mitsdien kan de stelling zijdens Motrans c.s. dat - gelet op het feit dat [gedaagde] statutair bestuurder was van Motrans Uitzendbureau - de kantonrechter zich in de zaak onbevoegd zal verklaren en de zaak zal doorverwijzen naar de voorzieningenrechter van de sector civiel, haar evenmin baten.
Voornoemde door Motrans c.s. bij de kantonrechter in kort geding ingediende voorwaardelijke vordering in reconventie kan niet in deze procedure worden ingetrokken, zoals Motrans c.s. ter zitting heeft bepleit.
4.3
Gelet op het voorgaande dient Motrans c.s. niet ontvankelijk in het onder 1 en 2 gevorderde te worden verklaard. De incidentele vordering van [gedaagde] tot verwijzing van het onder 1 en 2 gevorderde naar de bij de kantonrechter aanhangig zijnde procedure, zal - gelet op de staat van de procedure aldaar - worden afgewezen.
De voorzieningenrechter gaat er overigens van uit dat, indien het onder 1 gevorderde bij de kantonrechter zal worden toegewezen, [gedaagde] eveneens de harddisk van het merk HDI, Omega 3290 GB, aan Motrans c.s. zal retourneren.
Onder 3 en 4 gevorderde
4.4
Op grond van het bepaalde in artikel 705 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient een beslag onder meer en voor zover thans van belang, te worden opgeheven
indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt en indien, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, voor deze vordering voldoende zekerheid wordt gesteld.
4.5
Nu in de bij de kantonrechter in kort geding lopende procedure getuigenverhoren zijn gehouden, die van invloed kunnen zijn op de beslissing met betrekking tot de loonvordering van [gedaagde] op Motrans Uitzendbureau, ziet de voorzieningenrechter geen reden om op de uitspraak in die procedure vooruit te lopen; van de summierlijke ondeugdelijkheid van de vordering is niet gebleken.
Motrans c.s. heeft ter zitting aangeboden voor de onder Motrans Uitzendbureau gelegde beslagen zekerheid te willen stellen voor een bedrag van € 66.700,00. Gelet op het hiervoor overwogene dienen de beslagen tegen deze deugdelijke zekerheidstelling te worden opgeheven. De voorzieningenrechter zal aan die opheffing een dwangsom verbinden.
Voor het leggen van een verbod aan [gedaagde] tot het leggen van beslag ten laste van Motrans Uitzendbureau en/of Motrans Groep in de toekomst is - gelet op mogelijk toekomstige nieuwe feiten en/of omstandigheden - geen plaats. De voorzieningenrechter wijst [gedaagde] er op dat hij om reden van een goede procesorde bij een dergelijk nieuw verzoek dit vonnis aan het verzoekschrift dient toe te voegen.
Onder 5 gevorderde
4.6
Motrans c.s. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten zijdens [gedaagde], thans begroot op € 263,00 aan verschotten en op € 806,00 aan salaris voor de advocaat.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter,
verklaart Motrans c.s. niet ontvankelijk in het onder 1 en 2 gevorderde;
veroordeelt [gedaagde] om, binnen twee dagen nadat Motrans Uitzendbureau en/of Motrans
Groep een deugdelijke bankgarantie ten bedrage van € 66.700,00 ten behoeve van [gedaagde] heeft gesteld, en na betekening van dit vonnis, de hierna vermelde ten laste van Motrans Uitzendbureau gelegde conservatoire (derden)beslagen - voor zover deze doel hebben getroffen - op te heffen:
- de Coöperatieve Rabobank Zuid-Holland Midden U.A., gevestigd te Delft;
- de besloten vennootschap Motrans Uitzendbureau Roosendaal B.V., gevestigd te Rotterdam;
- de besloten vennootschap DSO Interieurbouw B.V., gevestigd te Rotterdam;
- de besloten vennootschap Gevelonderhoudsbedrijf Ooijkaas B.V., gevestigd te Schiedam;
- de besloten vennootschap Delta Team Techniek B.V., gevestigd te Zoetermeer;
- de besloten vennootschap Dutch Import Combination Weert B.V., gevestigd te Weert;
- de heer R. Muller, h.o.d.n. Schilders- & Onderhoudsbedrijf R. Muller, gevestigd te Rotterdam;
- de zich onder Motrans Uitzendbureau bevindende navolgende roerende zaak: de automobiel merk Mitsubitsi Outlander, type Outlander, kleur zwart met kenteken [Kenteken],
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag, zolang [gedaagde] hiermee in gebreke blijft;
veroordeelt Motrans c.s. in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] bepaald op € 263,00 aan verschotten en op € 816,00 aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzieningenrechter, in het bijzijn van
mr. H.C. Fraaij, griffier.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
1862/676