Zaak-/rolnummer: 274703 / HA ZA 06-3441
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiseres],
wonende te Rockanje (gemeente Westvoorne),
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M. Elmers,
[gedaagde],
wonende te Krimpen aan den IJssel,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. G. van der Wende.
Partijen worden hierna aangeduid als “moeder” respectievelijk “[gedaagde]”.
1 Het verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 30 november 2006 en de door moeder overgelegde producties;
- conclusie van antwoord houdende exceptie van onbevoegdheid teven conclusie van (voorwaardelijke) eis in reconventie, met producties;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 13 februari 2008 waarbij de ingestelde exceptie van onbevoegdheid is afgewezen;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 12 maart 2008, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 23 juni 2008;
- de ter gelegenheid van de comparitie van partijen door moeder overgelegde producties;
- conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
- conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie.
1.2 Ter rolzitting van 28 januari 2009 is aan moeder akte niet dienen verleend voor conclusie van dupliek in reconventie. Vervolgens is de zaak op 11 februari 2009 verwezen naar de parkeerrol. Ter rolzitting van 7 oktober 2009 hebben partijen vonnis gevraagd.
2 De vaststaande feiten in conventie en in reconventie
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.1 [gedaagde] is de oudste zoon van moeder en [vader] (hierna: “vader”). Vader en moeder hebben nog drie andere kinderen: [kind 1], [kind 2] en [kind 3].
2.2 Tot de huwelijksgoederen gemeenschap behoort onder andere de onroerende zaak gelegen te Brasschaat, België aan het adres [adres] (hierna: “de woning”).
2.3 [gedaagde] heeft de woning sinds 1989 in gebruik.
2.4 Op 15 mei 2004 is vader overleden. In diens testament d.d. 16 februari 2000 is moeder benoemd tot erfgename van zijn gehele nalatenschap. De tot aan zijn dood aan vader toebehorende onverdeelde helft van de woning valt in zijn nalatenschap.
2.5 Moeder is op 11 oktober 2007 overleden. Blijkens de verklaring van erfrecht d.d. 19 oktober 2007 heeft moeder als erfgenamen achtergelaten haar kinderen, ieder voor het een/vierde gedeelte van haar nalatenschap.
3 De vordering in conventie
De gewijzigde vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1) [gedaagde] op straffe van een dwangsom te veroordelen de woning te verlaten en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van moeder te stellen;
2) [gedaagde] te veroordelen tot schadevergoeding op te maken bij staat;
3) De Boer & Partners te Brasschaat te benoemen als makelaar die op kosten van partijen de waarde van de woning bepaalt en de verkoop verzorgt;
met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
Tegen de achtergrond van een deel van de vaststaande feiten heeft moeder aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 [gedaagde] gebruikt en bewoont de woning zonder recht of titel. Zonder toestemming van moeder heeft [gedaagde] de woning en de zich daarin bevindende zaken onder zijn beheer genomen. Zo heeft hij de oorspronkelijke sloten van de woning vervangen en weigert hij moeder en zijn broers en zuster de toegang tot de woning. [gedaagde] reageert niet op de vordering van moeder de woning te verlaten en de nieuwe sleutels aan haar te overhandigen.
3.2 Deze handelwijze van [gedaagde] is jegens moeder onrechtmatig. [gedaagde] is verplicht de schade die moeder dientengevolge lijdt te vergoeden. Omdat moeder door het handelen van [gedaagde] niet in staat is de woning te betreden, weet zij niet of zij daadwerkelijk schade lijdt en op welk bedrag deze eventuele schade is te begroten.
3.3 Wanneer [gedaagde] de woning heeft ontruimd, kan deze verkocht worden. Partijen zullen niet in staat zijn in onderling overleg de waarde van de woning te bepalen. Daarom moet een makelaar benoemd worden.
4 Het verweer in conventie
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van moeder in de kosten van het geding.
[gedaagde] heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1 [gedaagde] heeft de woning in 1989 betrokken met medeweten en instemming van vader en moeder. In 2003 heeft [gedaagde] de woning gekocht. Levering heeft nog niet plaatsgevonden.
4.2 Moeder lijdt geen schade als gevolg van het gebruik dat [gedaagde] van de woning maakt.
4.3 Taxatie van de woning door een makelaar is niet aan de orde. De vordering tot benoeming van een makelaar moet daarom worden afgewezen.
5 De (voorwaardelijke) vordering in reconventie
De voorwaardelijke vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad moeder te veroordelen tot nakoming van de uit de koopovereenkomst van 25 juli 2003 voortvloeiende, in de nalatenschap van vader vallende verplichting tot levering van de woning tegen betaling van de overeengekomen koopsom ad € 205.000,00 kosten koper,
- primair op straffe van een dwangsom;
- subsidiair met bepaling dat in het geval moeder medewerking blijft weigeren het onderhavige vonnis in de plaats van de medewerking van moeder zal worden gesteld en als zodanig kan worden ingeschreven in de kadastrale registers;
met veroordeling van moeder in de proceskosten.
De vordering is ingesteld voor het geval dat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt en deze rechtbank bevoegd is van het geschil in conventie kennis te nemen. Aan deze vordering heeft [gedaagde] ten grondslag gelegd hetgeen in conventie als verweer is aangevoerd.
6 Het verweer in (voorwaardelijke) reconventie
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
Hetgeen moeder in conventie heeft betoogd, heeft zij als verweer in reconventie aangevoerd.
7 De beoordeling
in conventie
7.1 In beginsel is de rechter gebonden aan de eerder door hem gegeven eindbeslissingen. De eisen van een goede procesorde brengen mee dat de rechter, aan wie is gebleken dat een eerdere door hem/haar in een tussenvonnis gegeven eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is, en onder omstandigheden ook gehouden is, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, om te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen. Ook kan heroverweging van een eindbeslissing aan de orde zijn indien het, na afweging van de betrokken belangen van partijen, onaanvaardbaar zou zijn de beslissing in stand te laten. De rechter dient partijen voorafgaand aan een eventuele heroverweging de gelegenheid te geven zich hierover uit te laten.
7.2 De rechtbank is voornemens de in haar tussenvonnis van 13 februari 2008 gegeven beslissing dat de ingestelde exceptie van onbevoegdheid wordt afgewezen, te her¬overwegen omdat op grond van art. 22 lid 1 EG-Verordening betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: “EEX-Vo”) ongeacht de woonplaats bij uitsluiting bevoegd zijn (voor zover in dit geschil relevant):
“voor zakelijke rechten op en huur en verhuur, pacht en verpachting van onroerende goederen: de gerechten van de lidstaat waar het onroerend goed gelegen is.”
In art. 25 EEX-Vo is vervolgens bepaald dat het gerecht van een lidstaat waarbij een geschil aanhangig is gemaakt met inzet een vordering waarvoor krachtens artikel 22 een gerecht van een andere lidstaat bij uitsluiting bevoegd is, zich ambtshalve onbevoegd verklaart.
7.3 Het Hof van Justitie van de EG heeft in diverse prejudiciële beslissingen geoordeeld dat art. 16 sub 1 EEX-Verdrag restrictief moet worden uitgelegd. Deze rechtspraak behoudt onder art. 22 EEX-Vo zijn betekenis. Aangenomen moet worden dat dus ook art. 22 restrictief moet worden uitgelegd. Samengevat komt deze rechtspraak erop neer dat art. 16 EEX-Verdrag (en dus ook art. 22 EEX-Vo) niet ruimer mag worden uitgelegd dan het oogmerk ervan verlangt, aangezien deze bepaling tot gevolg kan hebben dat partijen worden beroofd van de bevoegde rechter die hun anders zou toekomen en ertoe kan leiden dat zij worden gedaagd voor een rechter die ten aanzien van geen van partijen de eigen rechter van de woonplaats is. De ratio van de exclusieve bevoegdheid is erin gelegen dat gedingen over zakelijke rechten op onroerende goederen zijn te berechten volgens de regels van de staat waar het goed is gelegen en dat de verweren vaak onderzoekingen, getuigen¬verhoren en deskundigenberichten nodig maken die ter plaatse moeten geschieden, zodat de toekenning van een uitsluitende bevoegdheid in het belang is van een goede rechtsbedeling. Voor de toepasselijkheid van art. 16 sub 1 (en thans art. 22 sub 1 EEX-Vo) is vereist dat de rechts¬vordering op een zakelijk recht ten aanzien van een onroerend goed is gebaseerd en niet op een persoonlijk recht, behoudens de in art. 16 EEX-Verdrag respectievelijk art. 22 EEX-Vo voorziene uitzondering ten aanzien van huur- en pachtovereenkomsten. Volgens het Hof bestaat het verschil tussen een zakelijk en een persoonlijk recht hierin, dat een zakelijk recht werking tegenover iedereen heeft, terwijl een persoonlijk recht slechts tegen de debiteur geldend kan worden gemaakt. Het Hof heeft in zijn arrest van 10 januari 1990, zaak C-115/88, NJ 1991, 527 (Reichtert I) in dat verband overwogen:
“(…) Zo gezien dient artikel 16, sub 1, Executieverdrag aldus te worden uitgelegd, dat de exclusieve bevoegdheid van de gerechten van de verdragsluitende staat waar het onroerend goed is gelegen, niet alle mogelijke rechtsvorderingen omvat die een zakelijk recht op onroerend goed betreffen, maar alleen die welke zowel binnen het toepassingsgebied van het Executieverdrag vallen, als tot de rechtsvorderingen behoren die ertoe strekken, de omvang, de hoedanigheid, de eigendom of het bezit van een onroerend goed of het bestaan van andere zakelijke rechten op dit onroerend goed vast te stellen en om de recht¬hebbenden de bescherming van de aan hun titel verbonden bevoegdheden te verzekeren. (…)”
7.4 De vordering in conventie tot ontruiming van de woning is gegrond op een naar de stelling van moeder onrecht¬matige inbreuk op haar eigendomsrecht. Deze vordering strekt ertoe de rechthebbende (moeder) van de aan haar titel (eigendom) verbonden bevoegdheden (exclusiviteit) te verzekeren en betreft om die reden een vordering waarop art. 22 EEX-Vo van toepassing is. Voor de vordering tot schadevergoeding op te maken bij staat geldt dat om vast te kunnen stellen of moeder recht heeft op vergoeding van schade, welke naar zij heeft gesteld het gevolg is van de door [gedaagde] gemaakte inbreuk op haar eigendomsrecht, de rechtbank dient te onderzoeken of de inbreuk heeft plaats¬gevonden. Die bevoegdheid komt de rechtbank niet toe. Ten aanzien van de vordering tot benoeming van een Belgische makelaar geldt hetzelfde. Deze vordering is slechts toewijsbaar indien de gestelde inbreuk om het eigendomsrecht komt vast te staan en [gedaagde] op die grond gehouden is de woning te verlaten.
7.5 Bij het voorgaande dient nog in aanmerking te worden genomen dat de beslissing van de rechter in deze zaak effect zal moeten sorteren ter plaatse van ligging van de woning. De belissing zal aldaar voor erkenning en tenuitvoerlegging vatbaar moeten zijn.
7.6 De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich omtrent het voorgaande uit te laten.
7.7 De vordering in reconventie is ingesteld onder de voorwaarde dat aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt en de rechtbank Rotterdam bevoegd is over het geschil in conventie te beslissen. Indien de rechtbank zich alsnog onbevoegd verklaard gaat die voorwaarde niet in vervulling en behoeft de vordering in reconventie dus geen beslissing.
7.8 In afwachting van de beslissing in conventie houdt de rechtbank iedere beslissing in reconventie aan.
8 De beslissing
De rechtbank,
alvorens verder te beslissen,
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 19 mei 2010 voor het nemen van een conclusie door moeder als hiervoor onder 7.6 bedoeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.C. Hes-Bakkeren.
Uitgesproken in het openbaar.
336/204