ECLI:NL:RBROT:2010:BM4098

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/691206-09
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Mr. Asscheman-Versluis
  • Mr. Van Essen
  • Mr. Reinds
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en zware mishandeling na verkeersincident met politieagent

Op 4 mei 2010 deed de Rechtbank Rotterdam uitspraak in de zaak tegen de verdachte, die op 26 juli 2009 betrokken was bij een verkeersincident waarbij hij met hoge snelheid op een politieauto inreed. De verdachte negeerde een stopteken van de politie tijdens een alcoholcontrole en ging er vandoor, wat leidde tot een achtervolging. Tijdens deze achtervolging botste hij tegen een geparkeerde auto, waarin een politieagent zat, en veroorzaakte daarbij letsel. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling, maar de rechtbank oordeelde dat niet kon worden bewezen dat de verdachte opzet had om de agent te doden of zwaar te verwonden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van deze beschuldigingen, maar verklaarde wel dat hij zich schuldig had gemaakt aan andere verkeersdelicten, zoals het rijden onder invloed en het veroorzaken van een verkeersongeval. De rechtbank legde een gevangenisstraf van één jaar op, met terbeschikkingstelling en voorwaarden voor behandeling. De verdachte werd ook veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder de politieagent die letsel had opgelopen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de problematiek van de verdachte, die lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis en middelenmisbruik. De rechtbank besloot dat de verdachte in een gedwongen setting behandeld moest worden om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/691206-09
Parketnummers van de vorderingen TUL: 10/ 641123-08 en 22/000200-08
Datum uitspraak: 4 mei 2010
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres te [woonplaats],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsvrouw mr. S.J. Paans, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2010.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. Op de terechtzitting is de tenlastelegging overeenkomstig de vordering van de officier van justitie gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Krijtenburg heeft gerekwireerd tot:
- vrijspraak van het onder 2 primair, 5 primair, 6 primair en 8 primair ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 1 impliciet primair (poging tot doodslag), 2 impliciet subsidiair (poging tot zware mishandeling), 3, 4, 5 subsidiair, 6 subsidiair, 7 primair, 8 subsidiair en 9 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie (3) jaar, met aftrek van voorarrest;
- oplegging aan de verdachte van de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden.
VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING VOORWAARDELIJKE VEROORDELING
De officier van justitie heeft ingediend vorderingen tot tenuitvoerlegging van respectievelijk:
- de straf groot drie (3) maanden, aan de verdachte voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 11 juli 2008 en
- de straf groot twee (2) maanden, aan de verdachte voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 16 januari 2009.
MOTIVERING VRIJSPRAAK
Ten aanzien van de feiten1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair:
Uit de stukken en het verdere onderzoek op de terechtzitting blijkt het volgende.
Op 26 juli 2009 heeft de verdachte als bestuurder van een personenauto, een groene Honda Civic, op de Prins Hendrikkade te Rotterdam bij een alcoholcontrole een stopteken van de politie genegeerd en is doorgereden. Hierop heeft de politie met een politieauto de achtervolging van de verdachte ingezet. Tijdens die achtervolging reed de verdachte uiteindelijk de Oranjeboomstraat in. Daar zag hij verderop voor zich een grijze auto op de rijbaan, evenwijdig staand aan de daar langs de rijbaan geparkeerde auto’s. Deze grijze auto draaide, met de voorzijde voor een deel de rijbaan op, terwijl de verdachte met hoge snelheid kwam aanrijden. De auto van de verdachte, waarin zich naast de verdachte nog een passagier bevond, is vervolgens tegen deze auto aangereden. De passagier die zich in de auto van de verdachte bevond betreft [medepassagier], genoemd in de onder 2 tenlastegelegde feiten. In de grijze auto waar de verdachte tegen aanreed bevond zich op dat moment de politiebeambte [V], genoemd in de onder 1 tenlastegelegde feiten. Zijn manoeuvre met de grijze auto was bedoeld om de doorgang voor de verdachte te versperren en hem aldus te dwingen om te stoppen. De snelheid waarmee de verdachte kort voor de aanrijding reed bedroeg ongeveer 80 km per uur.
De verdachte heeft verklaard dat hij, nadat hij was gestuit op de alcoholcontrole, zo in paniek is geraakt dat hij alleen nog kon denken aan het ontkomen aan de politie. Daarbij speelde, aldus de verdachte, ook een rol dat hij in een auto reed die, naar hij vermoedde, gestolen was, hij ook nog een hoeveelheid sigaretten met een dubieuze herkomst in de auto had, hij onder invloed was van alcohol en drugs en niet beschikte over een rijbewijs. Bovendien had hij nog een voorwaardelijke straf boven zijn hoofd had hangen.
Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij heeft geremd toen hij de grijze personenauto plotseling dwars over de weg zag staan, in een poging deze te ontwijken.
Het remmen door de verdachte en zijn poging de grijze personenauto te ontwijken wordt bevestigd door de verklaring van zijn [medepassagier] en door de resultaten van het verrichte technisch onderzoek, zoals verwoord in het proces-verbaal van de VerkeersOngevalsAnalyse. Voor het remmen door de verdachte is tevens steun te vinden in de verklaring van [getuige].
Onder deze omstandigheden, waarbij de verdachte bij het zien van de blokkade heeft geremd en ook heeft gepoogd de grijze auto te ontwijken die plotseling zijn doorgaande rijbaan heeft geblokkeerd, kan niet worden bewezen dat de opzet van de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, gericht was op het doden (onder 1 primair tenlastegelegde) of zwaar verwonden (onder 1 subsidiair tenlastegelegde) van de politiebeambte [V]. Om dezelfde redenen kan evenmin worden bewezen dat zijn opzet of voorwaardelijk opzet was gericht op het doden van (onder 2 primair tenlastegelegde) of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij (onder 2 subsidiair tenlastegelegde) zijn [medepassagier].
Deze feiten worden daarom niet wettig en overtuigend bewezen geacht en de verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde is dit ook door de officier van justitie gevorderd.
Ten aanzien van feit 5 primair:
Het onder 5 primair ten laste is gelegde feit wordt niet wettig en overtuigend bewezen geacht , zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken, zoals ook is gevorderd door de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 6:
Hetgeen onder 6 primair en subsidiair is ten laste gelegd is evenmin wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte ook daarvan zal worden vrijgesproken.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder 6 primair ten laste gelegde ook vrijspraak gevorderd, zodat de vrijspraak in zoverre geen nadere motivering behoeft.
Het onder 6 subsidiair ten laste gelegde feit wordt niet bewezen geacht, aangezien de verdachte dit delict heeft ontkend. Daar tegenover is het feit dat in de auto waar het bij dit delict om gaat een sigarettenpeuk is aangetroffen die aan de hand van DNA-onderzoek te herleiden is tot de verdachte, al dan niet in samenhang met de verklaring van de verdachte, dat hij mogelijk wel eens in die auto heeft gezeten, onvoldoende om te bewijzen dat er sprake is geweest van verwerving of voorhanden hebben van de auto door de verdachte, zoals is tenlastegelegd.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1 meer subsidiair.
hij op 26 juli 2009 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig, rijdende over de Oranjeboomstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig met hoge snelheid op/tegen een dwars op die Oranjeboomstraat geparkeerd staande personenauto te botsen of aan te rijden, waarin zich een persoon, genaamd [V], bevond, waardoor die [V] zodanig lichamelijk letsel heeft bekomen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde juncto vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
3.
hij op 26 juli 2009 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 405 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwij1 voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder rijbewijs.
4.
hij op 26 juli 2009 te Rotterdam toen de aldaar dienstdoende [I] en [V] verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 287/45 Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, haddenaangehouden en vastgegrepen, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig zich los te rukken uit de greep van die [I] en zich klein te maken en zich naar de grond te laten zakken en zijn armen voor zijn borst te doen en te proberen zijn arm los te trekken uit de greep van die [I) en [V], tengevolge waarvan de opsporingsambtenaar [I] zwaar lichamelijk letsel (een diepe vleeswond in de arm) bekwam.
5 subsidiair.
hij op 26 juli 2009 te Rotterdam een goed te weten een auto (groene Honda Civic), heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dat goed wist, dat het een door misdrijf, namelijk door diefstal, verkregen goed betrof.
7.
hij op 14 februari 2009 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in een personenauto (merk/type Hyundai Atos) een (golf/sport)tas, toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak, te weten door een portier van die auto te forceren.
8 subsidiair.
hij op 14 februari 2009 te Rotterdam een goed te weten een auto (merk/type Mercedes Benz, kenteken 46-BB-VG), heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dat goed wist, dat het een door misdrijf, namelijk door diefstal, verkregen goed betrof.
9.
hij op 14 februari 2009 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk
a) een portiekdeur van een flatgebouw gelegen aan de Stampioenstraat en) een personenauto, (merk/type Opel Astra, kenteken XF-BR-78), toebehorende aan
a) Stichting De Nieuwe Unie,
b) [benadeelde],
heeft beschadigd door
a) het slot van voornoemde deur te forceren door tegen voornoemde deur te schoppen en
b)met een voertuig tegen voornoemde auto aan te rijden.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
1. meer subsidiair en 3.:
Eendaadse samensloop van:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, derde juncto vierde lid van die wet;
en
Overtreding van artikel 8, derde juncto vierde lid , van de Wegenverkeerswet 1994.
4.
Wederspannigheid en wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmee gepaard gaande feitelijkheden zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebben.
5. subsidiair en 8. subsidiair.
Opzetheling, meermalen gepleegd.
7.
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
9.
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.
De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING / MOTIVERING MAATREGEL
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft tijdens een achtervolging door de politie op een bijzonder gevaarlijke wijze met een auto gereden. Hij heeft daarbij binnen de bebouwde kom hoge snelheden ontwikkeld en daarbij de ter plaatse geldende maximumsnelheden ruimschoots overschreden. Dit was des te gevaarlijker omdat de verdachte onder invloed was van drank en drugs en hij niet in het bezit was van een rijbewijs.
Aan deze wilde rit, waarbij de verdachte een ernstig gevaar vormde voor andere verkeersdeelnemers, kwam een eind, toen de verdachte botste tegen een auto, die door de politie als hindernis op de rijbaan was geplaatst. De politieman die zich in die auto bevond liep daarbij letsel op waarvoor hij zich onder behandeling heeft moeten stellen. Zelfs na de aanrijding zette de verdachte zijn vlucht voort. Hij ging er te voet vandoor. Toen hij uiteindelijk werd aangehouden, verzette hij zich hevig. Tijdens de worsteling die daarbij ontstond is een ruit van een portiekdeur vernield en heeft een van de andere politieambtenaren op die plek een diepe wond in de arm opgelopen met daarbij een slagaderlijke bloeding.
Het mag een gelukkige omstandigheid worden genoemd dat er tijdens de achtervolging geen doden of ernstig gewonden zijn gevallen.
De overige bewezen verklaarde tonen een treffende gelijkenis met de hiervoor besproken feiten. De verdachte heeft zich hierbij schuldig gemaakt aan een inbraak in een auto en opzetheling van een auto. Na betrapping bij de auto-inbraak is de verdachte ook toen in een – geheelde – auto op de vlucht geslagen voor de politie die hem heeft achtervolgd. Ook bij die gelegenheid heeft de verdachte een andere auto aangereden en andere verkeersdeelnemers in gevaar gebracht, waarna hij te voet verder vluchtte en vervolgens de deur van een portiek heeft ingetrapt om te kunnen ontkomen aan de politie.
Dit zijn allemaal zeer ernstige feiten waarop niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 18 januari 2010 vele malen eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, waaronder ook een eerdere kwestie waarbij politiemensen het slachtoffer zijn geworden van het verkeersgedrag van de verdachte.
Niettemin is de verdachte opnieuw in de fout gegaan. Hij lijkt niets te hebben geleerd van die eerdere veroordelingen.
Over de verdachte is op respectievelijk 12 en 13 november 2009 gerapporteerd door
drs. T. van ’t Hoen, gezondheidszorgpsycholoog, en dr. M.J. Trommel, psychiater.
Volgens deze deskundigen is bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van middelenmisbruik en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestaande uit een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale, borderline en afhankelijkheidskenmerken. Er kan een verband worden gelegd tussen de gepleegde feiten en deze gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis. De verdachte is zich ervan bewust dat zijn handelen gevaar kan opleveren. Door zijn problematiek is hij echter slechts ten dele in staat om deze wetenschap toe te passen. Zijn denken en handelen worden beïnvloed door de problematiek, waar hij aan lijdt. Hierbij speelt met name de zeer geringe impulscontrole een belangrijke rol. In de kern komt het erop neer dat verdachte, bij hoog oplopende druk, vanuit een impuls handelt en pas later de gevolgen van zijn handelen beseft. Er ontstaat op dat moment een gevoel van paniek en verminderd realiteitsbesef wat hem tot zijn handelen brengt. Dergelijke problematiek wordt alleen maar versterkt door het gebruik van alcohol.
Beide deskundigen komen daarom tot de conclusie dat de verdachte ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten zijn wil niet geheel in vrijheid heeft kunnen bepalen en achten hem verminderd toerekeningsvatbaar voor de hem ten laste gelegde feiten.
Gelet op de onderbouwing daarvan wordt deze conclusie van de deskundigen overgenomen. Bij de vaststelling van de duur van de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf wordt mitsdien rekening gehouden met zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Blijkens de rapporten van de deskundigen vertoont de problematiek van de verdachte een langdurig en hardnekkig patroon wat tot op heden moeilijk veranderbaar is gebleken. Ook langdurige behandeling en de eigen keuze van de verdachte om middels een rechterlijke machtiging vanuit een gedwongen kader hulpverlening te ondergaan, heeft niet het gewenste resultaat gehad. De deskundigen schatten de kans groot dat verdachte opnieuw zal recidiveren zonder passend ingrijpen. Gelet op de persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte is vrijwillige hulpverlening te vrijblijvend voor de verdachte. Wanneer spanningen of onlustgevoelens hem te groot worden, komt hij in de verleiding om de behandeling eenzijdig te beëindigen.
Om de kans op herhaling te beperken is het volgens de deskundigen aangewezen dat de verdachte een behandeling krijgt met een langdurig karakter en binnen een gedwongen setting zodat hij zich daaraan niet zal kunnen onttrekken. In het behandelplan zal aandacht moeten worden besteed aan zowel het middelenmisbruik als de persoonlijkheidsstoornis. Deze behandeling dient bij voorkeur plaats te vinden in een dubbele diagnosekliniek. Het advies van de deskundigen is de behandeling plaats te laten vinden binnen het juridisch kader van de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden, mede omdat behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij strafoplegging tot op heden te vrijblijvend blijkt te zijn geweest en onvoldoende resultaat heeft gehad. Geadviseerd wordt om met de behandeling aan te vangen bij de afdeling De Loodds van het Delta Psychiatrisch Ziekenhuis, waar de verdachte eerder is gestart en dat aansluiting lijkt te bieden bij zijn problematiek. Na deze klinische behandeling kan worden overgestapt op resocialisering in een ambulante setting, mogelijk via het Forensisch ACT-team van Bouman GGZ.
Ook dit advies van de deskundigen zal worden overgenomen. De verdachte zal ter beschikking worden gesteld met voorwaarden betreffende zijn gedrag. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist het opleggen van die maatregel. De ter beschikking stelling is mogelijk, nu de onder 1 meer subsidiair, 4 en onder 7 bewezen verklaarde feiten misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
De verdachte heeft zich bereid verklaard mee te werken en in te stemmen met de te stellen voorwaarden. Bij het bepalen van die voorwaarden is, mede gelet op hetgeen de deskundigen dienaangaande hebben geadviseerd aansluiting gezocht bij het maatregelenrapport van Bouman GGZ Reclassering van 19 april 2010.
Alles afwegend worden na te noemen straf en maatregel passend en geboden geacht
VORDERINGEN BENADEELDE PARTIJEN / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
[V], domicilie kiezende te [adres].
Deze benadeelde partij vordert € 400,- als voorschot op de vergoeding van immateriële schade die hij heeft geleden doordat hij doodsangst heeft uitgestaan en door de aanrijding diverse kneuzingen heeft opgelopen, leidend tot 130 uur ziekteverzuim en aanhoudende hoofdpijn.
[I], domicilie kiezende te [adres]
Deze benadeelde partij vordert € 900,- als voorschot op de vergoeding van immateriële schade die hij heeft geleden als gevolg van de worsteling met de verdachte bij diens aanhouding, met een ernstige snijwond in zijn onderarm en een slagaderlijke bloeding tot gevolg, waarop een operatie, 2 maanden ziekteverzuim, langdurige fysiotherapie en nog enig voortdurend functieverlies zijn gevolgd. Tevens vordert hij een vergoeding voor materiële schade tot een bedrag van € 242,88.
[B], wonende te [adres] Deze benadeelde partijen vorderen vergoeding van de materiële schade die is ontstaan door het kwijtraken van de goederen die in zijn gestolen auto lagen.
Ad benadeelde partij [V]:
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [V] als gevolg van de onder 1 meest subsidiair en onder 4 bewezen verklaarde strafbare rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal, mede gelet op hetgeen de benadeelde partij ter toelichting heeft aangevoerd, naar billijkheid een schadevergoeding worden toegewezen van € 400,- , nu de vordering niet, althans niet voldoende gemotiveerd is weersproken.
De verdachte dient, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten - conform de liquidatietarieven in kantonzaken - tot op heden zullen worden begroot op € 60,-, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Ad benadeelde partij [I]:
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [I] als gevolg van het onder 4 bewezen verklaarde strafbare rechtstreeks schade is toegebracht.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal, gelet op hetgeen de benadeelde partij ter toelichting heeft aangevoerd naar billijkheid een schadevergoeding worden toegewezen van € 900,- , nu de vordering niet, althans niet voldoende gemotiveerd is weersproken.
Ter onderbouwing van de materiële schade heeft deze benadeelde partij een kostenoverzicht overgelegd met in totaal een bedrag van € 242,88.
De benadeelde partij zal in haar vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten contactlenzen (€ 35,-) en bodylotion (€ 3,18), niet-ontvankelijk worden verklaard, nu niet voldoende kan worden vastgesteld dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het onder 4 bewezen verklaarde feit. Voor het overige is de vordering wegens materiële schade, die kosten betreft van ambulancevervoer en verbandmiddelen, wel toewijsbaar. In totaal zal
€ 1.104,70 worden toegewezen.
Nu de vordering van de benadeelde partij [I] in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door deze benadeelde partij gemaakt, welke kosten - conform de liquidatietarieven in kantonzaken - tot op heden zullen worden begroot op € 60,-, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Ad benadeelde partijen [B].
De benadeelde partijen [B] zullen in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte ter zake van feit 8 primair geen straf of maatregel is opgelegd.
Nu de vordering van deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal zij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING
Ad vonnis van 11 juli 2008:
Bij op tegenspraak gewezen vonnis d.d. 11 juli 2008 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte terzake van vermogensdelicten veroordeeld - voor zover van belang- tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar.
De proeftijd is op grond van artikel 14b, derde lid van het Wetboek van Strafrecht ingegaan op 26 juli 2008.
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd.
Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, groot drie (3) maanden.
Ad vonnis van 16 januari 2008:
Bij op tegenspraak gewezen arrest d.d. 16 januari 2009 van het gerechtshof te ‘s-Gravenhage is de verdachte terzake van een vermogensdelict veroordeeld - voor zover van belang - tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar.
De proeftijd is op grond van artikel 14b, derde lid van het Wetboek van Strafrecht ingegaan op 31 januari 2009.
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit arrest en voor het einde van de proeftijd gepleegd.
Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het arrest verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat arrest aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, groot twee (2) maanden.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 14g, 24c, 36f, 37a, 38, 38a, 55, 57, 180, 181, 311, 350, 416 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 175 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2, 5 primair, 6 en 8 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair, 3, 4, 5 subsidiair, 7, 8 subsidiair en 9 en laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van één (1) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
- de terbeschikkinggestelde stelt zich behandel- en begeleidbaar op ten aanzien van de reclassering en zijn behandelaars en geeft openheid van zaken ten aanzien van veranderingen of zaken die hem anderszins bezighouden;
- de terbeschikkinggestelde werkt mee aan een opname in een dubbele diagnosekliniek zoals de Loodds te Rotterdam, zolang deze instelling dit noodzakelijk acht, ook als dit inhoudt medicatie-inname, bloedonderzoek, (groeps)therapie-onderdelen;
- de terbeschikkinggestelde werkt te zijner tijd mee aan een resocialisatieplan, zoals door zijn behandelaar en reclassering worden geïndiceerd;
- de ter beschikkinggestelde onthoudt zich van alcohol- en drugsgebruik en zal meewerken aan urinecontrole, ademanalyse en eventueel bloedonderzoek;
- de terbeschikkinggestelde zal, indien daartoe aanleiding bestaat, zijn medewerking verlenen aan een aanvullende behandeling gericht op het middelengebruik, ook als dit een klinische detoxificatie inhoudt;
- de terbeschikkinggestelde geeft toestemming aan de reclassering om met relevante derden te overleggen en informatie uit te wisselen;
- de terbeschikkinggestelde wisselt niet van adres zonder overleg en met akkoord van de reclassering;
geeft aan Bouman GGZ, afdeling reclassering opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
wijst de vordering van de benadeelde partij [V] toe tot een bedrag van € 400,- (zegge: vierhonderd euro) en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan
[V], domicilie kiezende aan [adres] te betalen;
verklaart de benadeelde partij voor het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk en verstaat dat hij zijn vordering in zoverre bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 60,- en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 400,- (zegge: driehonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 8 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [V]tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst de vordering van de benadeelde partij [I] toe tot een bedrag van € 1.104,70 (zegge: duizendhonderdvier euro en zeventig cent) en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan Incze, domicilie kiezende aan [adres] te betalen;
verklaart de benadeelde partij voor het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk en verstaat dat hij zijn vordering in zoverre bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 60,- en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 1.104,70 (zegge: duizendhonderdvier euro en zeventig cent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 23 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart de benadeelde partijen [B] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt deze benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van drie (3) maanden, die bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 11 juli 2008 voorwaardelijk aan de veroordeelde is opgelegd;
gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden, die bij arrest van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage van 18 januari 2009 voorwaardelijk aan de veroordeelde is opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door:
Mr. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. Van Essen en Reinds, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Ramdihal-Poeran, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 mei 2010.
Bijlage bij vonnis van: 4 mei 2010
TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 juli 2009 te Rotterdam ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade,
althans opzettelijk, een persoon genaamd [V] van het leven te
beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans
opzettelijk, met hoge snelheid met een personenauto op die [V] is
ingereden/afgereden en/of met hoge snelheid tegen de auto, waarin die [V] zich bevond, is aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
art. 289/287 jo 45 wetboek van strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 juli 2009 te Rotterdam ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, een persoon genaamd [V], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, met hoge snelheid met een personenauto op die [V] is ingereden/afgereden en/of met hoge snelheid tegen de auto, waarin die [V] zich bevond, is aangereden, terwij1 de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
art 303/302 jo 45 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 juli 2009 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig, rijdende over de Oranjeboomstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend:
met hoge snelheid op een dwars op die Oranjeboomstraat geparkeerd staande personenauto te botsen of aan te rijden, waarin zich (duidelijk zichtbaar) een persoon, genaamd
[V], bevond,
waardoor die [V] zodanig lichamelijk letsel heeft bekomen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
en terwij1 hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede of derde juncto vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
2.
hij op of omstreeks 26 juli 2009 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, een persoon genaamd [medepassagier] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, met een personenauto, waarin die [medepassagier] zich bevond, met hoge snelheid tegen een andere (stilstaande) personenauto is aangereden, terwij1 de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289/287 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 juli 2009 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, een persoon genaamd [medepassagier] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, met een personenauto, waarin die [medepassagier] zich bevond, met hoge snelheid tegen een andere (stilstaande) personenauto is aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
art 303/302 jo 45 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 26 juli 2009 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 405 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwij1 voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder rijbewijs;
art 8, derde en vierde lid, Wegenverkeerswet 1994
4.
hij op of omstreeks 26 juli 2009 te Rotterdam toen de aldaar dienstdoende [I] en/of [V] verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 287/45 Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het politiebureau, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner/zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig zich los te rukken uit de greep van die Incze en/of zich klein te maken en/of zich naar de grond te laten zakken en/of zijn armen voor zijn borst te doen en/of te proberen zijn arm los te trekken uit de greep van die [I] en/of [V], tengevolge waarvan deze opsporingsambtenaar [I]) zwaar lichamelijk letsel (een diepe vleeswond in de arm), althans enig lichamelijk letsel bekwam;
art. 181 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 26 juli 2009 te Schiedam met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een auto (groene Honda Civic), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde(n)], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming,
te weten door een portier van genoemde auto te forceren;
art 310 jo 311 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 juli 2009 te Schiedam en/of te Rotterdam (een) goed(eren), te weten een auto (groene Honda Civic), heeft verworven en/of heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed/die goederen wist, althans redelijkerwíjs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf, namelijk door diefstal, althans door eníg (ander) misdrijf, verkregen goed(eren) betrof;
art 416/417bis Wetboek van Strafrecht
6.
hij in of omstreeks de periode van 21 november 2008 tot en met 26 november 2008 te Schiedam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een auto (blauwe Honda Civic), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdríjfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming, te weten door een portier van genoemde auto te forceren;
art 310 jo 311 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 21 november 2008 tot en met 10 maart 2009 te Schiedamen/of te Rotterdam een goed, te weten een auto (blauwe Honda Civic), heeft verworven en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf, verkregen goed(eren) betrof;
art 416/417bis Wetboek van Strafrecht
7.
hij op of omstreeks 14 februari 2009 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
in/uit een (personen)auto (merk/type Hyundai Atos) een (golf/sport)tas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde(n)], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
te weten door een (portier)slot en/of een portier van die auto los te wrikken en/of los te trekken, althans te forceren en/of open te breken;
artikel 311 Wetboek van Strafrecht
8.
hij in of omstreeks de periode van 3 februari 2009 tot en met 14 februari 2009 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een (personen)auto (merk/type Mercedes Benz) en/of een laptop en/of kleding en/of schoenen en/of pas-bankbescheiden en/of reisdocumenten en/of 100 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
te weten door een portierslot en/of het stuurslot van die auto te forceren en/of te verbreken;
[artikel 311 Wetboek van Strafrecht]
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 februari 2009 te Rotterdam (een) goed(eren), te weten een (personen)auto (merk/type Mercedes Benz en/of kenteken 46-BB-VG), heeft verworven en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed/die goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf, verkregen goed(eren) betrof;
artikel 416/417bis Wetboek van Strafrecht
9.
hij op of omstreeks 14 februari 2009 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk
a)een (portiek)deur van een (flat)gebouw (gelegen aan de Stampioenstraat) en/of
b)een (personen)auto, (merk/type Opel Astra en/of kenteken XF-BR-78), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
a)Stichting De Nieuwe Unie,
b) [benadeelde],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt door
a)het slot van voornoemde deur te forceren en/of tegen voornoemde deur te duwen en/of te trekken en/of te schoppen en/of te trappen en/of
b)met een voertuig tegen voornoemde auto aan te rijden;
artikel 350 Wetboek van Strafrecht