ECLI:NL:RBROT:2010:BM5003

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
RK 10/607
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • M. van Dijke
  • A. Janssen
  • H. Huisman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing vordering camerabeelden door rechter-commissaris

Op 19 mei 2010 heeft de rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beschikking van de rechter-commissaris van 15 april 2010. De officier van justitie had de rechter-commissaris verzocht om een machtiging te verlenen voor het vorderen van camerabeelden van een pinautomaat, die volgens haar als gevoelige gegevens moesten worden beschouwd in de zin van artikel 126nf van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechter-commissaris had deze vordering echter afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep van de officier van justitie.

De rechtbank heeft de zaak behandeld in raadkamer op 7 mei 2010, waarbij de officier van justitie aanwezig was. De officier voerde aan dat de camerabeelden, die tijdens pintransacties zijn gemaakt, geen gevoelige gegevens zijn, omdat de opname van deze beelden bekend is bij de gebruikers van de pinautomaat. De rechtbank oordeelde dat de gegevens die de officier van justitie wenste te vorderen, niet als gevoelige gegevens kunnen worden beschouwd, omdat de betrokkenen impliciet toestemming hebben gegeven voor de opname door gebruik te maken van de pinautomaat.

De rechtbank verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de beschikking van de rechter-commissaris en wees de vordering van de officier van justitie af. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee rechters, waarbij de griffier aanwezig was. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een ernstige inbreuk op de rechtsorde, zoals vereist in artikel 126nf lid 1 Sv, en dat de gevorderde camerabeelden niet onder de bescherming van de wet vallen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: [parketnummer]
Raadkamernummer: 10/607
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige raadkamer, op de op 15 april 2010 ingekomen akte rechtsmiddel houdende hoger beroep van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam tegen de beslissing van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank van 15 april 2010, betreffende de verdachte:
N.N.
Procesverloop
Op 15 april 2010 heeft de officier van justitie de rechter-commissaris gevorderd haar te machtigen om een vordering tot verstrekking gevoelige gegevens ex artikel 126nf van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) te kunnen doen.
Bij beschikking van 15 april 2010 heeft de rechter-commissaris de vordering afgewezen.
Op 26 april 2010 heeft de officier van justitie hoger beroep ingesteld tegen de afwijzende beschikking van de rechter-commissaris.
De officier van justitie heeft op 26 april 2010 een memorie van grieven opgesteld.
De behandeling in raadkamer heeft plaatsgevonden op 7 mei 2010 in aanwezigheid van de officier van justitie.
Vordering en standpunt officier van justitie
In haar vordering vraagt de officier van justitie een machtiging om over te kunnen gaan tot het vorderen van de camerabeelden opgenomen [bij een pinautomaat].
De officier van justitie heeft in haar memorie van grieven aangegeven de onderhavige vordering te hebben gedaan omdat zij door een uitspraak van de Hoge Raad (HR 23 maart 2010, LJN: BK 6331) in de veronderstelling verkeerde dat de camerabeelden die met de vordering verkregen moesten worden gevoelige gegevens waren in de zin van artikel 126nf Sv. De officier van justitie stelt zich thans op het standpunt dat de gevorderde gegevens geen gevoelige gegevens zijn in de zin van 126nf Sv. Het belang om ongestoord te kunnen pinnen is niet het privacybelang dat in dat artikel wordt beschermd. Onder verwijzing naar een recente uitspraak van de politierechter te Zutphen (Rb Zutphen, LJN: BM 1196) voert zij -voor zover van belang- daartoe aan dat de camerabeelden zijn opgenomen uit het oogpunt van veiligheid en dat deze niet voortkomen uit een dienstverlenende relatie uit hoofde waarvan de bank over de gevorderde gegevens beschikt.
Subsidiair voert de officier van justitie aan dat sprake is van een verdenking van een misdrijf dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert als is omschreven in art 126nf lid 1 Sv.
Ontvankelijkheid
Ingevolge artikel 446 Sv kan het openbaar ministerie van alle beschikkingen van de rechter-commissaris waarbij een krachtens Sv genomen vordering niet is toegewezen, hoger beroep instellen.
Nu bij de bestreden beslissing de vordering van de officier van justitie niet is toegewezen, is het hoger beroep ontvankelijk.
Beoordeling
De rechter-commissaris heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen omdat -zo begrijpt de raadkamer- geen sprake is van een verdenking van een misdrijf dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert als is omschreven in art 126nf lid 1 Sv. Met het toepassen van deze maatstaf heeft de rechter-commissaris impliciet geoordeeld dat de gevorderde gegevens gevoelige gegevens zijn in de zin van artikel 126nf Sv.
Alvorens toe te kunnen komen aan de beoordeling van de vraag in hoeverre sprake is van een ernstige inbreuk op de rechtsorde in voornoemde zin, moet eerst de vraag worden beantwoord of de gegevens die de officier van justitie wenst te vorderen inderdaad gevoelige gegevens zijn als omschreven in artikel 126nd lid 2 derde volzin Sv.
In beginsel zouden deze gegevens als zodanig moeten worden beschouwd omdat daaruit niet alleen gegevens die direct het ras/geslacht van een persoon betreffen, maar ook gegevens waaruit informatie over het ras/geslacht van een persoon kan worden afgeleid en daarmee een persoonsgegeven dat vanwege haar aard een indringende inbreuk kan maken op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene.
Daarvan is in het onderhavige geval echter geen sprake.
De camerabeelden die de officier van justitie wenst te verkrijgen zijn gemaakt tijdens één (of meerdere) pintransactie(s). Feit van algemene bekendheid is dat pintransacties uit oogpunt van beveiliging/veiligheid door beveiligingscamera’s worden opgenomen. Dat er opnames plaatsvinden wordt tijdens de pintransactie ook kenbaar gemaakt op de pinautomaat.
Voor de gebruiker van een pinautomaat is derhalve volstrekt helder dat opnamen worden gemaakt en is voorts ook duidelijk met welk doel dat wordt gedaan. Wanneer tegen die achtergrond wordt overgegaan tot het gebruik van een pinautomaat, kan niet worden volgehouden dat wanneer deze gegevens voor de opsporing worden gevorderd en gebruikt sprake is van gegevens die vanwege hun aard een indringende inbreuk kunnen maken op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen. Immers, door de impliciete toestemming van de betrokken tot de opname van het camerabeeld, in het kader van het voor de betrokkenen kenbare doel, is de gevoeligheid van het gegeven prijsgegeven. Derhalve zijn deze gegevens niet (meer) te beschouwen als gevoelige gegevens in de zin van artikel 126nd lid 2, derde volzin Sv die met de in artikel 126nf Sv voorgeschreven waarborgen moeten worden beschermd.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart gegrond het hoger beroep tegen de beslissing van de rechter-commissaris;
- vernietigt de beschikking van de rechter-commissaris d.d. 15 april 2010;
- wijst af de vordering van de officier van justitie.
Aldus gedaan in raadkamer op 19 mei 2010;
door mr. Van Dijke, voorzitter,
en mrs. Janssen en Huisman, rechters,
in tegenwoordigheid van Stolle, griffier.
De voorzitter, oudste rechter en griffier zijn buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.