Parketnummer: 10/691015-10
Datum uitspraak: 21 mei 2010
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Rotterdam,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Noordsingel,
raadsman: mr. J.Y. Taekema, advocaat te Den Haag.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2010.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie, mr. Van Wijk, heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 1.500,00 voor wat betreft de gevorderde immateriële schade, tot een bedrag van € 1.281,81 voor wat betreft de gevorderde materiële schade en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in het overig gevorderde, alsmede tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
-toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 1.500,00, alsmede tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Uit het onderzoek ter terechtzitting en de onderliggende dossierstukken kan niet volgen dat de verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de overval op aangeefster [slachtoffer 1] en haar zoon [slachtoffer 2], in hun woning aan de [adres] te Rotterdam.
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 29 januari 2010 te
Rotterdam, in een woning aan de [adres],
tezamen en in vereniging , met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening hebben weggenomen een grote
hoeveelheid geld (ongeveer 1500 euro) en twee rollen
muntgeld en een damesportemonnee en gouden sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaanen vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en gemakkelijk te maken ,
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- tonen van en dreigen met een vuurwapen aan die [slachtoffer 1] en
- met kracht duwen van die [slachtoffer 1] en
- met tape vastbinden van de polsen en enkels van die [slachtoffer 1] en
- met tape afplakken van de mond en ogen van die [slachtoffer 1] en
- met kracht slaan en/of stompen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en
- op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] zeggen "waar is het geld, waar is de
kluis?" en "wat is de code" en
- op dreigende toon aan die [slachtoffer 2] toevoegen de woorden "dat hij
op de bank moest liggen en niet bewegen anders werd hij doodgeschoten",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- onder dwang die [slachtoffer 2] laten openen van de kluis,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte
op 29 januari 2010 te Rotterdam opzettelijk behulpzaam is geweest
door
- met een auto te staan wachten op die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
De verdachte verklaarde op 30 januari 2010 tegenover de politie dat hij niet betrokken is geweest bij de overval in de woning aan de [adres] te Rotterdam. Hij zat als bijrijder bij een vriend in de auto onderweg naar zijn broer. Plotseling werd het portier opengetrokken door ‘een grote gozer’. De verdachte schopte hem uit de auto, omdat hij op zijn schoot wilde gaan zitten. De bestuurder van de auto ging vervolgens ‘als een debiel’ rijden. Ter terechtzitting verklaarde de verdachte met het feit niets van doen te hebben en niets over de zaak te vertellen hebben, ook niet over de reden waarom hij voor de politie ‘als een haas’ er vandoor ging.
Uit het onderzoek ter terechtzitting en de onderliggende dossierstukken blijkt echter het volgende.
Naar aanleiding van de melding van een overval, die gaande was in de woning aan de [adres] te Rotterdam, waarbij - naar later bleek - gedreigd was met een vuurwapen en waarbij onder meer een geelgroene sporttas, een bruingekleurde damesportemonnee, twee rollen muntgeld alsmede twee laptops waren weggenomen, gingen verbalisanten van politie Rotterdam-Rijnmond ter plaatse. Aldaar zagen zij twee mannen - naar later bleek de aangehouden medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] - uit de richting van de [adres] rennen. [medeverdachte 2] had op dat moment een geelgroene tas in zijn handen, waaruit een laptop stak. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werden door de verbalisanten staande gehouden. [medeverdachte 2] zette de tas die hij bij zich droeg op de grond neer en rende, evenals [medeverdachte 1], hard weg.
Op de vlucht voor de politie rende [medeverdachte 1] rechtstreeks naar een met draaiende motor geparkeerd staande, roodgekleurde personenauto van het merk Volvo, type 440. De ramen van deze Volvo waren beslagen. Terwijl de verbalisanten luid riepen dat [medeverdachte 1] moest blijven staan en [medeverdachte 1] de Volvo op ongeveer vijf meter was genaderd, reed de Volvo weg. [medeverdachte 1] was inmiddels bij de al rijdende Volvo aangekomen, opende het rechterportier en trachtte in te stappen. [medeverdachte 1] kwam hierbij ten val en liet een vuurwapen vallen. Na de aanhouding van [medeverdachte 1] werden in zijn fouillering onder meer een bruingekleurde damesportemonnee en twee buisjes muntgeld aangetroffen. De Volvo reed weg, de [straat 1] op.
Door verbalisanten die eveneens ter plaatse waren gegaan, werd gezien dat een rode Volvo 440, met het kenteken [kenteken], vanaf de [straat 1] de [straat 2] opreed. De Volvo werd op dat moment achtervolgd door een herkenbare politieauto. De Volvo kwam uiteindelijk in de [straat 3] tot stilstand, waarop de deuren openzwaaiden en de bestuurder - naar later bleek de medeverdachte [medeverdachte 3] - en een bijrijder uitstapten, die vervolgens beiden wegrenden. De bijrijder - naar later bleek de verdachte - werd door verbalisanten achtervolgd en aangehouden.
Hetgeen de verdachte op 30 januari 2010 tegenover de politie heeft verklaard is niet aannemelijk. De verdachte heeft ook zelf een dag later tegenover de politie toegegeven dat er in die verklaring alleen “gezwam” stond.
De belastende feiten en omstandigheden zoals hiervoor uiteengezet, in hun onderlinge samenhang bezien, vragen bij ontkenning van het ten laste gelegde echter om een aannemelijke, geloofwaardige uitleg. De verdachte heeft deze niet willen geven. Wettig en overtuigend is dan ook bewezen dat de verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij het plegen van de overval in de woning aan [adres] te Rotterdam, door in de nabijheid van de woning in een vluchtauto op zijn medeverdachten te wachten.
Ter terechtzitting heeft de raadsman, in het geval de rechtbank niet tot vrijspraak van het primair dan wel subsidiair ten laste gelegde komt, het voorwaardelijke verzoek gedaan tot onderzoek naar de identiteit van de anonieme tipgever die, blijkens het proces-verbaal van bevindingen van 4 maart 2010, op die datum ten aanzien van de verdachte belastende informatie aan de politie heeft verschaft.
Dit voorwaardelijk gedane verzoek wordt afgewezen, nu het desbetreffende proces-verbaal van bevindingen niet voor het bewijs wordt gebezigd.
Het bewezen feit levert op:
Medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De verdachte is strafbaar.
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is medeplichtig geweest aan een overval in een woning aan de [adres] te Rotterdam. Tijdens deze overval, gepleegd door de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], werd het slachtoffer [slachtoffer 1], met een vuurwapen bedreigd, mishandeld en vastgebonden en werd haar zoontje, het slachtoffer [slachtoffer 2], bedreigd met de woorden dat hij op de bank moest gaan liggen, anders zou hij worden doodgeschoten. Gedurende de overval wachtten de verdachte en zijn medeverdachte Boer in een auto, in de nabijheid van de woning, op [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Uiteindelijk verlieten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]de woning, met medeneming van geld en goederen. Achtervolgd door de inmiddels gearriveerde politie trachtte [medeverdachte 1] in de auto te stappen waarin de verdachte zich bevond.
Dit is een schokkend feit. De overval vond plaats in een woning. Dit is bij uitstek de plaats waarin men zich veilig moet kunnen voelen. Met deze gewelddadige overval op het slachtoffer [slachtoffer1] en haar slechts tienjarig [slachtoffer 2], is niet alleen inbreuk gemaakt op eigendomsrechten, maar vooral is hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en op hun lichamelijke integriteit.
Zoals blijkt uit de ter terechtzitting voorgehouden, schriftelijke slachtofferverklaring van het slachtoffer [slachtoffer 1], hebben zij en haar gezin de overval als traumatisch ervaren en ondervinden nog steeds de nadelige psychische gevolgen daarvan.
Daarnaast brengen dergelijke misdrijven gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweeg.
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit, zal aan de verdachte een gevangenisstraf van geruime duur worden opgelegd. De straf is lager dan de officier heeft geëist, mede in aanmerking genomen dat de rechtbank de verdachte vrijspreekt van het primair ten laste gelegde medeplegen.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 1 februari 2010 eerder is veroordeeld, voornamelijk voor vermogensmisdrijven.
Omtrent de verdachte is namens Reclassering Nederland op 19 april 2010 een reclasseringsadvies uitgebracht. Van dit advies is kennisgenomen.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
VORDERINGEN BENADEELDE PARTIJEN / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer 1], wonende te Rotterdam. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 1.371,81 en immateriële schade tot een bedrag van € 1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding, met uitzondering van de onder 7 genoemde post ‘showtickets ongebruikt’ genoegzaam is onderbouwd, zal de vordering, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 1.281,81.
De gevorderde schadevergoeding ten aanzien van de onder 7 genoemde post ‘showtickets ongebruikt’ is onvoldoende gedocumenteerd en zal dan ook worden afgewezen.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal gelet op algemene ervaringsregels worden vastgesteld op € 1.500,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd. Het vorenstaande laat onverlet dat de verdachte en zijn mededaders onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij de billijkheid een andere verdeling vordert.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding tevens gevoegd [slachtoffer 2], wonende te Rotterdam. De benadeelde partij vordert vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal gelet op algemene ervaringsregels worden vastgesteld op € 1.500,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd. Het vorenstaande laat onverlet dat de verdachte en zijn mededaders onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij de billijkheid een andere verdeling vordert.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 36f, 48, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 2 (twee) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 2.781,81 (zegge: tweeduizend zevenhonderdeenentachtig euro en eenentachtig eurocent) en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan [slachtoffer 1], wonende te Rotterdam te betalen, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen, de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 2.781,81 (zegge: tweeduizend zevenhonderdeenentachtig euro en eenentachtig eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 37 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro) en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan [slachtoffer 2], wonende te Rotterdam te betalen, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Klein Wolterink, voorzitter,
en mrs. Reinds en Mantel-Duetz, rechters,
in tegenwoordigheid van Meulendijk en mr. Van Puffelen, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 mei 2010.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1
Bijlage bij vonnis van 21 mei 2010.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 29 januari 2010 te Rotterdam, in een woning aan de
[adres],
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een grote hoeveelheid geld (ongeveer 1500 euro) en/of twee/een rol(len)
muntgeld en/of een (dames)portemonnee en/of (een) gouden siera(a)d(en), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of (haar zoon) [slachtoffer 2],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere
deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging
met geweld bestond(en) uit het
- tonen van en/of dreigen met (een) vuurwapen(s) en/of (een) op een vuurwapen
gelijkend voorwerp(en) aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2]en/of
- (met kracht) duwen van die [slachtoffer 1] en/of
- met tape vastbinden van de pols(en) en/of enkels van die [slachtoffer 1] en/of
- met tape afplakken van de mond en/of ogen van die [slachtoffer 1] en/of
- (met kracht) slaan en/of stompen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of
- op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] zeggen "waar is het geld, waar is de
kluis?" en/of "wat is de code", althans woorden van gelijke dreigende aard
en/of strekking en/of
- op dreigende toon aan die [slachtoffer 2] toevoegen woorden met de strekking "dat hij
op de bank moest liggen en niet bewegen anders werd hij doodgeschoten",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- onder dwang die [slachtoffer 1] laten openen van de kluis;
(Artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/og [medeverdachte 3] op of omstreeks 29 januari 2010 te
Rotterdam, in een woning aan de [adres],
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een grote
hoeveelheid geld (ongeveer 1500 euro) en/of twee/een rol(len)
muntgeld en/of een (dames)portemonnee en/of (een) gouden siera(a)d(en), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan
en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- tonen van en/of dreigen met (een) vuurwapen(s) en/of een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 1] en/of die
- (met kracht) duwen van die [slachtoffer 1] en/of
- met tape vastbinden van de pols(en) en/of enkels van die [slachtoffer 1] en/of
- met tape afplakken van de mond en/of ogen van die [slachtoffer 1] en/of
- (met kracht) slaan en/of stompen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of
- op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] zeggen "waar is het geld, waar is de
kluis?" en/of "wat is de code", althans woorden van gelijke dreigende aard
en/of strekking en/of
- op dreigende toon aan die [slachtoffer 2] toevoegen woorden met de strekking "dat hij
op de bank moest liggen en niet bewegen anders werd hij doodgeschoten",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- onder dwang die [slachtoffer 1] laten openen van de kluis,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte
(in)/op of omstreeks (de periode van 15 januari 2010 tot en met) 29 januari
2010 te Rotterdam en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest
door
- inlichtingen te verschaffen dat in die woning aan de Parallelweg een grote
hoeveelheid geld aanwezig was en/of
- met een auto die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in de buurt van die woning aan de
Parallelweg heeft gebracht en/of
- heeft gekeken of het veilig was en/of
- (met de auto) heeft staan wachten op die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of
- op de uitkijk heeft gestaan;
(artikel 312 jo 48 Wetboek van Strafrecht)