ECLI:NL:RBROT:2010:BN0053

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
356095 KG ZA 10-530
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • L.J. van Die
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning wegens geweldadig gedrag van huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 juni 2010 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Com-Wonen, een woningcorporatie, en een gedaagde huurder. De eiseres vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van de gedaagde, die zich herhaaldelijk gewelddadig had gedragen tegenover medehuurders in het wooncomplex. De gedaagde had in april 2010 de woning van zijn onderbuurman binnengedrongen en daarbij geweld gebruikt, wat leidde tot een ernstige inbreuk op de veiligheid van de andere huurders. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de gedaagde, waaronder het inslaan van een ruit en het bedreigen van andere huurders met een mes, een ernstige bedreiging vormden voor de woonomgeving en dat de vordering van Com-Wonen om de huurovereenkomst te ontbinden gerechtvaardigd was. De rechtbank wees de vordering tot ontruiming toe, met een termijn van zeven dagen voor de gedaagde om de woning te verlaten. De rechtbank overwoog dat de belangen van de andere huurders zwaarder wogen dan de persoonlijke omstandigheden van de gedaagde, die onder behandeling was voor medische problemen. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Locatie Rotterdam
zaaknummer: 356095 KG ZA 10-530
uitspraak: 25 juni 2010
VONNIS in kort geding in de zaak van
de stichting STICHTING COM-WONEN,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. C. Greven-van Noord,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. A.M.A.E. D’Hamecourt-Broekmans.
Partijen worden verder aangeduid als “Com-Wonen” respectievelijk “[gedaagde]”.
1. Het verloop van het geding
De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d 10 juni 2010 met producties;
- pleitnotities en producties van mr. C. Greven- van Noord, waaronder akte vermeerdering van eis;
- pleitnotities en producties van mr. A.M.A.E. D’Hamecourt- Broekmans.
De raadslieden van partijen hebben de respectievelijke standpunten toegelicht ter zitting van 18 juni 2010. Naast de beide raadslieden waren aanwezig [gedaagde], mevrouw T. van der Hoeven van Com-Wonen en [A], vriend van [gedaagde] en wonende aan [woonlocatie A].
2. Het geschil
2.1 Com?Wonen heeft overeenkomstig de dagvaarding en akte vermeerdering van eis, onder overlegging van stukken gevorderd, bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. [gedaagde] te veroordelen om de woonruimte aan [woonlocatie gedaagde], terstond, althans binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn, na betekening van dit vonnis, met alle zich daarin bevindende personen en/of zaken te ontruimen en te verlaten en door afgifte van de sleutels aan Com-Wonen ter beschikking te stellen;
b. [gedaagde] te verbieden zich te bevinden of te begeven in het gebied gelegen aan [woonomgeving gedaagde], onder verbeurte van een dwangsom van € 500,-- voor elke keer of voor elke dag dat [gedaagde] zich bewijsbaar in [woonomgeving gedaagde] bevindt, de dwangsom te betalen binnen vijf werkdagen nadat daartoe is aangemaand;
c. Te bepalen dat bij niet betaling van de verschuldigde dwangsom [gedaagde] gegijzeld kan worden voor de duur van zeven dagen voor iedere keer dat hij het verbod overtreedt;
d. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, het salaris voor de raadsvrouwe van Com-Wonen daaronder begrepen, vermeerderd met de wettelijke rente over de volledige proceskosten, indien niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis aan de veroordeling is voldaan.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd strekkende tot afwijzing van de vorderingen van Com-Wonen. Met betrekking tot de vordering om [gedaagde] in de proceskosten van Com-Wonen te veroordelen is aangegeven dat [gedaagde] op basis van een toevoeging procedeert en een WAO-uitkering van ongeveer € 1.100,-- per maand ontvangt.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet (voldoende) gemotiveerd weersproken alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties staat tussen partijen - voor zover thans van belang - het volgende vast:
- [gedaagde] huurt sedert 17 augustus 2000 de woonruimte [woonlocatie gedaagde] van Com-Wonen. Het gehuurde maakt onderdeel uit van een omvangrijk (woon)complex.
- [gedaagde], die sinds 10 jaar in Nederland woont, lijdt aan hepatitus C, waarvoor hij wordt behandeld in het Erasmus Medisch Centrum. Daarnaast lijdt [gedaagde] aan depressies waarvoor hij medicijnen slikt en wordt behandeld bij de GGZ instelling BAVO-RNO.
- In de nacht van dinsdag 27 april 2010 op woensdag 28 april 2010 is [gedaagde] de woning van zijn onderbuurman, [buurman gedaagde], aan het [woonlocatie buurman] binnengedrongen door het inslaan van een ruit. De vriendin van deze [buurman] was op dat moment thuis,. [gedaagde] heeft in de woning met een stok geprobeerd de door de vriendin van de huurder gebarricadeerde tussendeur te forceren. Hij heeft met een mes driemaal door de deur heen gestoken. [gedaagde] is die nacht door de politie aangehouden en drie dagen vastgehouden. In november 2009 heeft [gedaagde] de voordeur van [buurman] bekrast en een groot kruis naast de voordeur gemaakt. Com-Wonen heeft om verdere escalatie tussen [buurman] en [gedaagde] te voorkomen, [buurman] een andere woning aangeboden, waarna [buurman] in het begin van mei 2010 is verhuisd.
3. De stellingen van partijen:
3.1 Aan de vorderingen heeft Com-Wonen naast de hierboven genoemde vaststaande feiten - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang- de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
[gedaagde] is en wordt voortdurend in relatie gebracht met agressief en gewelddadig gedrag en veroorzaakt hierdoor overlast. De overlast heeft dermate ernstige vormen aangenomen dat dit een bedreiging vormt voor de andere huurders van Com-Wonen. Naast de bij de vaststaande feiten vermelde gebeurtenis op 27 april 2010 waarbij [gedaagde] zich toegang verschafte in de woning van [buurman] en vernielingen aanbracht, hebben zich de volgende incidenten voorgedaan:
a. incident op 16 mei 2010 waarbij [gedaagde] zich ’s avonds laat met een mes door het wooncomplex bewoog omdat hij dacht dat [buurman] aanwezig was. Bij die gelegenheid bedreigde [gedaagde] een andere huurder van Com-Wonen ([huurder A]), die aan het [woonlocatie huurder A] woonachtig is en mompelde [gedaagde] “ik steek hem dood” of woorden van gelijke strekking.
b. incident op donderdag 3 juni 2010 te 00.45 uur waarbij [gedaagde] schreeuwend en zwaaiend met een mes voor de deur van de woning aan [woonlocatie huurder B] stond en de bewoner, de heer [huurder B] bedreigde en de voordeur van deze woning beschadigde.
Com-Wonen stelt dat door dit alles de andere huurders in het complex aan [wooncomplex] zich in toenemende mate onveilig voelen in hun woonomgeving. Voor de direct omwonenden van [gedaagde] is de situatie intussen onleefbaar geworden.
Als toelichting op de vermeerdering van eis heeft Com-Wonen aangegeven dat zij er ook belang bij heeft dat [gedaagde] niet bij zijn buurman en goede vriend, [A]. [A] woont aan [woonlocatie A]. In dat geval zal er geen verbetering optreden omdat [gedaagde] zich dan in hetzelfde wooncomplex blijft ophouden.
In reactie op de stelling van [gedaagde] dat Com-Wonen naar de zwaarste sanctie grijpt en geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om de klachten over [gedaagde] met een gesprek op te lossen heeft Com-Wonen verklaard dat zij de eerste afspraak met [gedaagde] heeft verschoven en dat hierna [gedaagde] tweemaal een afspraak heeft afgezegd. In de tussentijd deden zich nieuwe incidenten voor en was, wat Com-Wonen betreft, de maat vol, Een gesprek met [gedaagde] was op dat moment geen optie meer.
3.2 [gedaagde] heeft tegen de vordering -zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang- aangevoerd dat er thans geen redenen meer aanwezig zijn om de vorderingen van Com-Wonen toe te wijzen, omdat [buurman], met wie [gedaagde] ernstige problemen had, intussen is verhuisd. Hiermee is het spoedeisend belang bij de door Com-Wonen verlangde voorzieningen komen te vervallen.
[gedaagde] erkent dat hetgeen op 27 en 28 april 2010 gebeurde niet door de beugel kan, maar meent dat dit gebeuren niet tot gevolg kan hebben dat hij zijn woning moet verlaten, omdat de veroorzaker van de ellende ([buurman] ) inmiddels is verhuisd. [gedaagde] wijst erop dat hij op 26 april 2010 al aangifte bij de politie heeft gedaan van bedreiging door [buurman].
Van de andere incidenten waarvan Com-Wonen melding doet kan [gedaagde] zich niets herinneren. Het bevreemdt hem ook dat de politie, die in de nacht van 2 juni op 3 juni 2010 zijn woning binnendrong en [gedaagde] niet aantrof, hem naderhand niet heeft staande gehouden of met hem in contact is getreden nadat [huurder B] bij de politie aangifte had gedaan.
[gedaagde] is van mening dat Com-Wonen mogelijkheden onbenut gelaten heeft om door gesprekken of mediation de ontstane situatie op te lossen. Op zich is het juist dat van de zijde van [gedaagde] tweemaal een afspraak met Com-Wonen is afgezegd. Dit is gebeurd omdat [gedaagde] op dezelfde dag (7 mei 2010) waarop aanvankelijk een gesprek was afgesproken, een brief ontving met het verzoek om de huurovereenkomst binnen 3 dagen op te zeggen. Dit voelde bij [gedaagde] alsof een dolk in zijn hart werd geboord. [A] heeft desgevraagd beaamd dat vanwege de gegegriefdheid en enorme boosheid van [gedaagde] over deze gang van zaken de vervolgafspraken met Com-Wonen zijn afgezegd.
Als [gedaagde] het gehuurde al zou moeten verlaten, verzoekt hij om hem hiervoor een termijn van zes maanden te geven voor het vinden van vervangende woonruimte.
Verder heeft [gedaagde] gesteld dat het door Com-Wonen gevorderde verblijfsverbod zijn persoonlijke levenssfeer te zeer aantast, omdat [A] de enige steun en toeverlaat van [gedaagde] is. Een verbod om in de woning van [A] te zijn zou het volledig isolement van [gedaagde] tot gevolg hebben.
Tenslotte heeft [gedaagde] aangegeven dat hij al jaren last heeft van stank- en geluidsoverlast en meerdere malen heeft geklaagd bij de huismeester en de voorzitter van de huurdersvereniging. Com-Wonen heeft zijn klachten en grieven op dit punt genegeerd. [gedaagde] heeft een lijst met handtekeningen van bewoners van [wooncomplex] over problemen en viezigheid in het wooncomplex in het geding gebracht.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. In dit kort geding moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld worden of een daartoe strekkende vorderingen van Com-Wonen in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopen daarop gerechtvaardigd is. Daarbij wordt een grote mate van terughoudendheid betracht omdat de gevorderde ontruiming van de woonruimte een onomkeerbare situatie oplevert.
4.2. [gedaagde] erkent dat hij in de nacht van 27 op 28 april 2010 met een stok de ruit van de woning van [buurman] heeft ingeslagen, de woning is binnengedrongen en ook dat hij een mes bij zich had. Dit vaststaande feit vormt een zeer ernstige inbreuk op de veiligheid van de huurder [buurman]. [gedaagde] heeft door deze gedragingen gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 6.6 van de algemene voorwaarden bij de huurovereenkomst, waarin is bepaald dat de huurder ervoor zal zorgdragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt. Deze gedraging is overigens ook in strijd met de verplichting van de huurder om zich als goed huurder te gedragen, zoals bepaald in artikel 7:213 BW. Door de gedraging is sprake van een toerekenbaar niet nakomen van [gedaagde] in de verplichtingen uit de huurovereenkomst en dat geeft Com-Wonen in beginsel het recht om de huurovereenkomst te ontbinden. Alleen wanneer de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt kan de ontbinding van de huurovereenkomst achterwege blijven.
4.3. De gedraging in de nacht van 27 op 28 april wordt door de rechtbank als zeer ernstig en uitermate bedreigend beoordeeld. Ook wanneer [gedaagde] gegronde redenen zou hebben om boos te zijn op [buurman], dan nog is zijn gedraging op geen enkele wijze te rechtvaardigen. Of er een gegronde reden was om boos te zijn op [buurman] kan niet worden beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat [gedaagde] alleen melding maakt van stankoverlast en een verbale bedreiging, nadat [buurman] hem in de lift boos zou hebben aangekeken. Als dit alles juist zou zijn, dan rechtvaardigt dit beslist niet de geweldadige en bedreigende actie van [gedaagde] in de bewuste nacht.
4.4. [gedaagde] voert voorts aan dat hij aan hepatitis C lijdt en dat hij wegens depressies onder behandeling is en medicatie gebruikt. Door alcohol te gebruiken zou hij agressief kunnen worden. De rechtbank vermag niet in te zien op welke wijze deze omstandigheden het gedrag van [gedaagde] rechtvaardigen. Integendeel, door de omstandigheid dat [gedaagde] door het gebruik van alcohol kennelijk buiten zinnen kan raken, wordt het gevaar op herhaling van de gewraakte gedragingen slechts waarschijnlijker. De gebeurtenissen op 16 mei 2010 en op 3 juni 2010 laten zien dat herhaling van de bedreigende gedraging op 27 april 2010 zelfs reëel is te noemen. Het feit dat [gedaagde] op 16 mei 2010 met een mes in de hand op zoek was naar [buurman] en daarbij bij een andere huurder aanbelde is evenzeer uitermate bedreigend voor omwonenden. Het feit dat [gedaagde] op 3 juni 2010 bij een willekeurige huurder heeft geprobeerd de deur in te schoppen, terwijl hij met een mes zwaaide en riep dat hij de bewoner wilde doden maakt duidelijk dat het gevaar op nieuwe escalaties bepaald niet is uit te sluiten. Dat [gedaagde] onder medische behandeling staat doet daar niet aan af. De laatste twee gedragingen kan [gedaagde] zich niet herinneren. De rechtbank heeft evenwel geen reden om te twijfelen aan de oprechtheid van de verklaringen van de betreffende buren. Het feit dat [gedaagde] zich van de voorvallen kennelijk niets kan herinneren, draagt bij aan de gedachte dat een dergelijke gedraging zich op elk moment opnieuw kan voordoen. De medische behandeling en de goede zorgen van de buurman van [gedaagde] kunnen dat gevaar kennelijk niet wegnemen. Uit de feiten blijkt dat ook het vertrek van [buurman] geen effect heeft op het gedrag van [gedaagde]. Dat sprake zou zijn van een slecht beheer van het flatgebouw door Com-Wonen doet aan het voorgaande niet af. Ook de ongelukkige gang van zaken rondom het met [gedaagde] te voeren gesprek doen aan het voorgaande niet af. De omstandigheid dat [gedaagde] na ontvangst van de brief van de advocaat van Com-Wonen zo boos was dat hij daardoor dagenlang niet in staat was een gesprek aan te gaan, doen het ergste vrezen als het gaat om een herhaling van het gevaar.
4.5. De genoemde omstandigheden leiden tot het oordeel dat de kans dat in een bodemprocedure een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst zal worden toegewezen zeer waarschijnlijk. Gelet op de gedragingen is er een grond voor ontbinding, terwijl deze gedragingen niet voldoen aan het criterium om te oordelen dat daardoor de ontbinding niet gerechtvaardigd wordt. De gevolgen van een ontruiming zijn voor [gedaagde] ernstig te noemen. Het is zeker niet uit te sluiten dat zijn medische behandeling daardoor ernstig wordt verstoord. De rechtbank oordeelt desondanks dat deze omstandigheden niet opwegen tegen het belang van Com-Wonen om haar huurders in het flatgebouw te vrijwaren van de niet geringe kans dat zich opnieuw gevaarlijke situaties kunnen voordoen door gedragingen van [gedaagde]. De gevorderde ontruiming wordt dan ook toegewezen.
4.6. Nu de ontruiming wordt uitgesproken komt ook de vermeerderde eis aan de orde. Na ontruiming heeft [gedaagde] geen andere reden meer om in het gebouw te komen dan om zijn buurman te bezoeken. Vooralsnog is aannemelijk dat de buurman de enige persoon is met wie [gedaagde] omgaat. Ook is wel duidelijk geworden dat de buurman een goede invloed heeft op [gedaagde]. De rechtbank oordeelt vooralsnog dat het belang van [gedaagde] om de buurman te blijven ontmoeten zeer groot is. Uiteraard is het mogelijk dat de buurman [gedaagde] ook elders ontmoet, maar daarmee wordt miskend dat het ontvangen van [gedaagde] in een huiselijke omgeving mede van belang is. Het risico dat [gedaagde] zich zal vestigen bij zijn buurman acht de rechtbank niet groot. [A] is zich er ongetwijfeld van bewust dat hij zelf het gevaar loopt te worden ontruimd wanneer [gedaagde] vanuit zijn woning opnieuw een gevaarzettende handeling zou plegen. Als huurder is [A] immers aansprakelijk voor gedragingen van zijn gasten. Het gevorderde gebiedsverbod wordt afgewezen.
4.7 De vordering tot ontruiming wordt toegewezen. De termijn van ontruiming wordt gesteld op 7 dagen.
4.8. Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij dient [gedaagde] verwezen te worden in de kosten van dit geding. Er is geen aanleiding om rekening te houden met de door [gedaagde] gestelde financiële omstandigheden.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter,
veroordeelt [gedaagde] om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis de woning aan [woonlocatie gedaagde] te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege [gedaagde] daar bevinden en het gehuurde onder overgave van sleutels ter beschikking van Com-Wonen te stellen;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten tot op heden aan de zijde van Com-Wonen vastgesteld op € 349,93 aan verschotten en € 816,-- aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. van Die en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.