ECLI:NL:RBROT:2010:BN0584

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/701042-10
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Boven
  • A. van Nijen
  • T. Trotman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering maatregel ISD wegens onvoldoende onderbouwing

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 juli 2010 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 6 februari 2010 in Rotterdam een ruitje van een metro vernielde en twee politieambtenaren beledigde. De officier van justitie had een vordering ingediend voor de oplegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) op basis van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat het adviesrapport van de reclassering niet voldoende onderbouwde waarom de ISD-maatregel de enige passende sanctie zou zijn. De rechtbank oordeelde dat, ondanks het hoge recidiverisico van de verdachte, er onvoldoende redenen waren om de ISD-maatregel op te leggen, gezien de eerdere behandelingen en de omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft in plaats daarvan een gevangenisstraf van drie weken opgelegd, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij R.E.T. N.V. tot schadevergoeding toegewezen, terwijl de vorderingen van de andere benadeelde partijen werden afgewezen. De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door te verwijzen naar de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de eerdere hulpverleningstrajecten die niet succesvol waren.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/701042-10
Datum uitspraak: 7 juli 2010
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1975 [plaats],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsvrouw mr. H. Yilmaz, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2010.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding.
De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. M. Begheyn-Tiebosch heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
- oplegging aan de verdachte van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor
stelselmatige daders voor de duur van twee (2) jaren, zonder aftrek van de tijd in
verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij R.E.T. N.V. tot een bedrag van
€ 117,25, alsmede de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [aangeefster 1] tot een bedrag
van € 100,00, alsmede de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [aangeefster 2] tot een bedrag van
€ 100,00 alsmede de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 06 februari 2010 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruitje (ter bescherming van de noodrem), geheel of ten dele toebehorende aan RET N.V., , heeft vernield door dat ruitje in te slaan;
2.
hij op 06 februari 2010 te Rotterdam opzettelijk beledigend
ambtenaren, te weten [aangeefster 1] en [aangeefster 2], gedurende
en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening,
respectievelijke medewerker en hoofdagent van politie Rotterdam - Rijnmond in
dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden
-"Kanker bitches, stelletje kankerhoeren" en- "jullie zijn genomen door jullie vader, jullie mannen neuken nu andere vrouwen" en
- "ik pak mijn lul uit mijn broek en dan kunnen die hoeren er aan zuigen"
en
- "hey blondie, ik geef je 50 euro, kus op je poes",
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
1.
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
2.
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
Bij het bepalen van de straf die aan de verdachte wordt opgelegd heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft uit boosheid en frustratie onder invloed van alcoholische drank in een metrotreinstel op het baanvlak tussen het Stadhuis en het Zuidplein te Rotterdam een ruitje ter bescherming van de noodrem vernield. Dit is een ergerlijk feit en door het plegen van dit feit heeft de verdachte schade berokkend aan het openbaar vervoerbedrijf. De verdachte heeft na zijn aanhouding hiervoor tijdens het vervoer naar het politiebureau en bij zijn insluiting aan het bureau twee politieambtenaren beledigd. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij deze politieambtenaren tijdens hun taakuitoefening met grove en seksueel getinte taal heeft bejegend zodat hij deze ambtenaren hierbij heeft aangetast in hun eer en goede naam, hetgeen bovendien meer in het algemeen gezagsondermijnend werkt.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 8 februari 2010 reeds veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. De verdachte is aangemerkt als veelpleger door politie en openbaar ministerie en daarom geplaatst op de PGA-lijst.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het reclasseringsadvies d.d. 9 juni 2010. Hieruit blijkt dat de verdachte sociaal-maatschappelijk slecht functioneert door zijn psychische problematiek en zijn excessief alcoholgebruik. De verdachte bevindt zich in een als uitzichtloos te karakteriseren situatie. Hij kan zijn leven moeilijk ten positieve aanpassen omdat hij geen baan, geen inkomen of woning heeft en hij ook niemand heeft op wie hij kan terugvallen. Daarnaast heeft de verdachte financiële problemen. Verder zijn ambulante hulpverlenging en behandeling, al dan niet onder reclasseringsvoorwaarden met toezicht in het verleden telkens mislukt. Zolang de verdachte geen gedragsalternatieven aanleert en de bovengenoemde omstandigheden niet zullen wijzigen, moet de kans op recidive als hoog worden ingeschat. De verdachte is ook niet gemotiveerd voor de ISD-maatregel. Geadviseerd wordt tot het opleggen van de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel).
De officier van justitie heeft gesteld dat voldaan is aan de formele criteria van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft thans misdrijven gepleegd waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten; hij is in de vijf jaren voorafgaand ten minste driemaal wegens een misdrijf tot een onherroepelijke vrijheidsbenemende straf veroordeeld, die ook ten uitvoer is gelegd en de nu ten laste gelegde feiten zijn begaan na die tenuitvoerlegging. Er is een hoog recidiverisico, de maatregel strekt ter beveiliging van de maatschappij en het beëindigen van het recidiverisico. In het verleden is bovendien alles geprobeerd om gedragsverandering te bewerkstelling met hulpverlenging bij de verdachte, hetgeen is mislukt. De ISD-maatregel is daarom de enige optie. Volgens de rapportage d.d. 23 april 2010 van de psychiater F. Verstraeten zijn er bovendien geen medisch inhoudelijke contra-indicaties voor het opleggen van deze maatregel.
De verdachte en zijn raadsvrouw hebben gemotiveerd bezwaar gemaakt tegen de oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Bepleit is de maatregel hoogstens voorwaardelijk op te leggen.
De rechtbank overweegt als volgt.
De doelstellingen van de ISD-maatregel zijn enerzijds de beveiliging van de maatschappij door het terugdringen van ernstige overlast veroorzakende criminaliteit en anderzijds het oplossen of beheersbaar maken van de (psychische en/of verslavings)problematiek bij deze daders met het oog op de beëindiging van hun recidive en ter bevordering van een geslaagde terugkeer in de maatschappij.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat voldaan is aan de formele criteria uit artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht. Op grond van het uittreksel uit de Justitiële documentatie en het voornoemde reclasseringsrapport deelt de rechtbank eveneens het standpunt van de officier van justitie en van de reclassering dat er sprake is van een hoog recidiverisico.
Ondanks dit hoge recidiverisico acht de rechtbank het opleggen van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, thans (nog) niet aangewezen. Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 8 februari 2010 in combinatie met het tevens bij de stukken gevoegde reclasseringsrapport d.d. 1 februari 2010 inzake de overtreding van de bijzondere voorwaarden in het kader van het VI-traject gekoppeld aan de voorgaande strafzaak tegen de verdachte (parketnummer 10.701311-08) is het volgende gebleken. De verdachte heeft tot 1 februari 2010 een gevangenisstraf van (bruto) 18 maanden uitgezeten. De verdachte heeft op de terechtzitting - onweersproken - gesteld dat vanaf juli 2009 de detentiestraf is geëxecuteerd in het psychiatrisch penitentiair centrum te Scheveningen.
In het kader van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling is aan de verdachte opgelegd dat hij diende mee te werken aan een intake bij een FPK om zich te laten behandelen voor zijn agressieproblematiek, daarnaast diende hij zich ook te laten behandelen ten aanzien van zijn drugs en alcoholverslaving. De verdachte heeft - wederom onweersproken - op de terechtzitting gesteld dat een eerder in het najaar 2009 gepland intakegesprek voor de FPK niet is doorgegaan en dat sindsdien geen nieuw intakegesprek is gepland.
Op 26 januari 2010 is door de reclassering aan de verdachte meegedeeld dat een opname in een FPK niet meer te realiseren was gelet op de nog resterende korte termijn tot de VI-datum en is voorgesteld dat hij in plaats daarvan zou meedoen aan een SOV-traject en dat hij zich daarnaast ambulant zou laten behandelen bij De Waag. Door een samenloop van omstandigheden, die zeker niet allemaal voor rekening komen van de verdachte, is het hulpverleningstraject - in strijd met de telefonisch gegeven aanwijzing aan de reclassering van het openbaar ministerie op 29 januari 2010 - al gestopt vóór de verdachte voorwaardelijk in vrijheid werd gesteld. Toen de verdachte op vrije voeten werd gesteld, had de verdachte dus geen enkele vorm van begeleiding waar hij op kon terugvallen, geen huisvesting, werk of inkomen. Tegen die achtergrond moet het door de verdachte kort daarna op 6 februari 2010 gepleegde delict ook worden gezien.
In het eerdergenoemde reclasseringsrapport van 9 juni 2010 wordt gezien de (problematische) persoonlijkheid van de verdachte, een diepgaand onderzoek naar zijn psyche geadviseerd. Dit zou dan kunnen plaatsvinden in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (hierna: PPC) nu daar diegenen terechtkomen die nergens hanteerbaar zijn, aldus de reclassering. Daar zou diagnostiek kunnen plaatsvinden ten einde een passend traject voor de verdachte uit te zetten. De ISD-maatregel zou in dat geval geheel in een PPC worden ten uitvoer gelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is in het reclasseringsrapport voor het opleggen van de ISD-maatregel onvoldoende onderbouwd waarom thans alleen nog de ISD-maatregel als passende sanctie zou moeten worden beschouwd. Dit mede gelet op het feit dat de verdachte reeds 7 maanden in een PPC heeft doorgebracht en dat toen kennelijk reeds op basis van diagnostiek een opname in een FPK om zich te laten behandelen voor zijn agressieproblematiek en daarnaast behandeling ten aanzien van zijn drugs en alcoholverslaving een passend traject werd bevonden voor de verdachte in het kader van zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling. De rechtbank rekent het niet primair de verdachte aan dat dit plan niet is uitgevoerd, nu aannemelijk is geworden dat de betrokken autoriteiten in de executiefase van de straf opgelegd in de zaak met parketnummer 10.701311-08 niet steeds adequaat hebben gehandeld.
Niet valt in te zien waarom het zojuist geschetste behandelplan niet enerzijds voldoende handvatten biedt om de verdachte in staat te stellen zijn leven ten goede te keren door het structureel terugdringen van de recidive en anderzijds de samenleving door het geboden strakke kader voldoende garanties biedt ter beveiliging tegen recidive.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het opleggen van de gevorderde ISD-maatregel, zijnde een ultimum remedium, thans in deze strafzaak niet geïndiceerd.
De rechtbank zal daarom volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf van korte duur aan de verdachte.
De opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis en de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte is bij afzonderlijke beschikking van 23 juni 2010 geminuteerd;
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
VORDERING BENADEELDE PARTIJEN/ SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
R.E.T. N.V.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd middels een voegingsformulier:
[aangever 3] als gemachtigde namens de benadeelde, partij R.E.T. N.V., statutair gevestigd te Rotterdam, ter zake van het onder 1 bewezen feit. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 117,25.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij R.E.T. N.V. toewijzen. Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht, de verdachte de hoogte van de gevorderde schadevergoeding niet heeft betwist en de raadsvrouw zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, zal de vordering worden toegewezen.
Nu de vordering van de benadeelde partij R.E.T. N.V. zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Aangeefster 1 en aangeefster 2:
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd, mr. E.H. Leemreis, advocaat te Rotterdam, aanwezig op de terechtzitting, als gemachtigde namens de benadeelde partijen [aangeefster 1] en [aangeefster 2], beiden domicilie kiezende te Rotterdam ter zake van het onder 2 bewezen feit.
De gemachtigde vordert zowel namens [aangeefster1] als namens [aangeefster 2] vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 100,00.
Door de raadsvrouw zijn beide vorderingen gemotiveerd betwist nu zij uit hoofde van hun functie en professionaliteit redelijkerwijs weerstand hadden moeten bieden aan de door hen gestelde gevoelens.
De rechtbank overweegt als volgt.
Er is sprake geweest van aanranding van de eer en goede naam van de hiervoor genoemde benadeelde partijen. De door hen beschreven gevoelens van onbehagen acht de rechtbank alleszins voorstelbaar. De rechtbank is echter van oordeel dat niet elke aantasting van de persoonlijke waardigheid naast een strafrechtelijke veroordeling ook hoeft te leiden tot toekenning van vergoeding van immateriële schade. Of zulks moet leiden tot een vergoeding van immateriële schade hangt af van de omstandigheden van het onderhavige geval. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de benadeelde partijen, niet aannemelijk gemaakt dat zij de gestelde immateriële schade ook daadwerkelijk hebben geleden. Zonder bijkomende verzwarende omstandigheden als bijvoorbeeld spugen is niet zonder meer gegeven dat beledigende uitlatingen gedaan door een dronken arrestant een immateriële schadevergoeding als gevorderd rechtvaardigen.
De rechtbank wijst daarom deze vorderingen af.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 36f, 57, 266, 267 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 3 (drie) weken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst de vordering van de benadeelde partij R.E.T. N.V. toe tot een bedrag van € 117,25 (zegge: honderdzeventien euro en vijfentwintig eurocent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting te voldoen aan R.E.T. N.V., statutair gevestigd te Rotterdam;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 117,25 (zegge: honderdzeventien euro en vijfentwintig eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 (twee) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
wijst de vordering van de benadeelde partij [aangeefster 1] af;
wijst de vordering van de benadeelde partij [aangeefster 2] af.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van Boven, voorzitter,
en mrs. Van Nijen en Trotman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 juli 2010.
Bijlage bij vonnis van 7 juli 2010:
TEKST TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 06 februari 2010 te Rotterdam opzettelijk en
wederrechtelijk een ruitje (ter bescherming van de noodrem), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan RET N.V., in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of
onbruikbaar gemaakt door dat ruitje in de slaan en/of te drukken;
(artikel 350 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 06 februari 2010 te Rotterdam opzettelijk beledigend (een)
ambtena(a)r(en), te weten [aangeefster 1] en/of [aangeefster 2], gedurende
en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening,
respectievelijke medewerker en hoofdagent van politie Rotterdam - Rijnmond in
diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden
-"Kanker bitches, stelletje kankerhoeren" en/of
- "jullie zijn genomen door jullie vader, jullie mannen neuken nu andere
vrouwen" en/of
- "ik pak mijn lul uit mijn broek en dan kunnen die hoeren er aan zuigen"
en/of"
- "hey blondie, ik geef je 50 euro, kus op je poes", althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking;