ECLI:NL:RBROT:2010:BN0827

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
353488 / F2 RK 10-977
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijk huisverbod opgelegd aan eiser wegens huiselijk geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 juni 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de burgemeester van de gemeente Rotterdam. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de burgemeester, dat hem een tijdelijk huisverbod oplegde op 16 april 2010. Dit huisverbod was opgelegd naar aanleiding van een incident van huiselijk geweld waarbij de belanghebbende, de partner van eiser, gewond was geraakt. Eiser betwistte de aangifte van mishandeling en stelde dat er geen gevaar voor herhaling van het geweld was, omdat de belanghebbende op het moment van de oplegging van het huisverbod de woning had verlaten.

De rechtbank overwoog dat eiser voldoende belang had bij een inhoudelijke beoordeling van het huisverbod, ondanks dat het verbod inmiddels was afgelopen. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was dat er een ruzie had plaatsgevonden waarbij de belanghebbende door fysiek geweld van eiser was verwond. Bovendien was er een risico op herhaling van het geweldsincident, vooral gezien het feit dat er eerder al een tijdelijk huisverbod aan eiser was opgelegd.

De rechtbank oordeelde dat de burgemeester op basis van de feiten en omstandigheden het huisverbod terecht had opgelegd. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat de aangifte vals was en de rechtbank zag geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van de belanghebbende. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Civiel recht,
enkelvoudig
Reg.nr.: 353488 / F2 RK 10-977
Inzake:
[naam eiser], eiser, wonende te Rotterdam,
gemachtigde mr. R. Tetteroo, advocaat te Rotterdam,
tegen
de burgemeester van de gemeente Rotterdam, verweerder,
in welke zaak belanghebbende is:
[naam belanghebbende], wonende te Rotterdam,
gemachtigde mr. A.H. van Leur, advocaat te Rotterdam Hoogvliet.
1. Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 16 april 2010 heeft de burgemeester van Rotterdam een huisverbod opgelegd aan eiser.
Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft eiser bij brief van 22 april 2010 beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2010. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. el Fizazi. Tevens was aanwezig de gemachtigde van belanghebbende.
2. Overwegingen
Op 1 januari 2009 is de wet Regels strekkende tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod aan personen van wie een ernstige dreiging van huiselijk geweld uitgaat (Wet tijdelijk huisverbod; Stb. 2008, 421) in werking getreden.
Op grond van artikel 2 van deze wet kan de burgemeester een huisverbod opleggen aan een persoon indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat.
Verweerder heeft bij besluit van 16 april 2010 beslist dat eiser de woning gelegen aan de [adres] te Rotterdam Hoogvliet onmiddellijk diende te verlaten en de woning vanaf die datum voor een periode van tien dagen, in casu tot 26 april 2010, niet diende te betreden noch daarin aanwezig te zijn of zich bij de woning op te houden, noch contact op te nemen met de belanghebbende.
De rechtbank overweegt allereerst dat eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij thans nog een belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het tijdelijk huisverbod, hoewel dat reeds op 26 april 2010 is afgelopen. De rechtbank volgt hierin eisers stelling dat een eerder aan hem opgelegd huisverbod mede ten grondslag is gelegd aan het thans bestreden besluit en dat niet valt uit te sluiten dat het onderhavige tijdelijk huisverbod in de toekomst eventueel weer tegen hem zal worden gebruikt.
Met betrekking tot het onderhavige besluit overweegt de rechtbank het volgende.
Eiser heeft primair gesteld dat de aangifte van mishandeling valselijk is gedaan, omdat hij in het weekend van de gestelde mishandeling bij zijn vriendin [naam vriendin] verbleef. Subsidiair stelt eiser zich op het standpunt dat geen sprake is van een ernstig en onmiddellijk gevaar dan wel een ernstig vermoeden van dit gevaar, omdat belanghebbende de woning ten tijde van de oplegging van het huisverbod reeds had verlaten, alsmede eiser nog slechts met politiebegeleiding contact had met belanghebbende.
Verweerder heeft overgelegd een proces-verbaal, gedateerd 13 april 2010 waarin is vastgelegd het telefonisch contact van 13 april 2010 van een brigadier van de politie Rotterdam-Rijnmond met [vriendin]. In het proces-verbaal is vastgelegd dat [vriendin] heeft verklaard dat zij vrijdag 9 april 2010, zaterdag 10 april 2010 en zondag 11 april 2010 thuis is geweest en dat er die dagen niet bij haar is geweest.
Eiser heeft ter zitting gesteld dat [vriendin] niet naar waarheid heeft verklaard, mogelijk omdat zij de vraagstelling van de brigadier van politie niet begreep. Hij heeft die stelling echter niet nader onderbouwd. Reeds daarom ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding eiser te volgen in zijn stelling dat hij het betreffende weekend bij [vriendin] heeft doorgebracht noch dat sprake is van een valselijk gedane aangifte.
Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk dat zich in het weekend van 9 tot en met 11 april 2010 in de woning van eiser en belanghebbende een ruzie heeft voorgedaan waarbij belanghebbende door fysiek geweld van eiser blauwe plekken op haar heup heeft opgelopen en na afloop van het incident bloed plaste. Voorts is voldoende aannemelijk dat er gevaar is voor herhaling van het geweldsincident. Daarbij is van belang dat in december 2009 al een tijdelijk huisverbod aan eiser is opgelegd wegens huiselijk geweld. Uit het Risico-taxatie Instrument Huiselijk Geweld ingevuld door de hulpofficier van justitie voorafgaand aan de oplegging van het tijdelijk huisverbod aan eiser komt naar voren dat zowel vanwege de (mogelijke) pleger, het verloop van het (gewelds)incident als de (gezins)achtergronden een hoog risico voor herhaling bestaat.
Met betrekking tot de subsidiaire grief overweegt de rechtbank dat op het moment van het opleggen van het tijdelijk huisverbod de belanghebbende weliswaar de echtelijke woning had verlaten en onderdak had gekregen bij een vriendin doch dat geen enkele zekerheid bestond dat de belanghebbende niet naar de woning zou terugkeren. Daarbij is van belang dat de belanghebbende eerder na oplegging van een tijdelijk huisverbod in december 2009 is teruggekomen op haar uitspraak tegen de hulpverleners dat zijn niet meer naar eiser zou terugkeren. Gelet op het voorgaande en in aanmerking genomen dat eiser na het weekend van 9 tot en met 11 april 2010 nog diverse malen contact met belanghebbende heeft opgenomen via de telefoon dan wel door middel van sms-berichten, is voldoende gebleken dat de aanwezigheid van eiser in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar opleverde voor de belanghebbende en heeft de burgemeester op grond daarvan een tijdelijk huisverbod aan eiser kunnen opleggen. Onder deze omstandigheden behoeft de vraag of de politiebegeleiding het ernstige vermoeden van gevaar wegneemt, geen beantwoording meer.
Het beroep van eiser is derhalve ongegrond.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De rechtbank Rotterdam,
recht doende:
verklaart het beroep ongegrond,
Aldus gedaan door mr. E.M.M. Engbers, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van J. van Mazijk, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2010.