ECLI:NL:RBROT:2010:BN1993

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
358367 BO RK 1265/10
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Frima
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voortzetting van inbewaringstelling op basis van BOPZ

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling (IBS) van een betrokkene, ingediend door de officier van justitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de geneeskundige verklaring van de psychiater, die op basis van artikel 21 lid 2 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ) vereist is, niet ter zitting is overgelegd. De aanwezigen, waaronder de betrokkene, zijn van mening dat de psychiater een andere verklaring had willen afleggen dan diegene die ter zitting is besproken. Ondanks herhaaldelijke verzoeken van de rechter is de psychiater niet verschenen, noch heeft deze telefonisch contact opgenomen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat niet voldaan is aan de wettelijke vereisten voor de geneeskundige verklaring zoals gesteld in de BOPZ.

De rechtbank heeft verder opgemerkt dat de geneeskundige verklaring die wel is ingediend, niet is opgesteld door een psychiater, maar door een AIOS. Dit is in strijd met de BOPZ, die vereist dat een psychiater de betrokkene na de vrijheidsbeneming onderzoekt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat de psychiater de verklaring heeft willen herroepen, en dat de verklaring die door de ambulant behandelaar is genoemd, niet de juiste naam van de betrokkene bevatte. Hierdoor heeft de rechtbank geen andere keuze dan het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling af te wijzen.

De beslissing van de rechtbank is genomen in het belang van de rechtszekerheid en de bescherming van de rechten van de betrokkene, waarbij de rechtbank benadrukt dat de vereisten van de BOPZ strikt nageleefd moeten worden. De rechtbank heeft de beschikking afgegeven, waarbij de afwijzing van het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling is vastgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 15 juli 2010
Zaaknummer: 358367
Rekestnummer: BO RK 1265/10
Patiëntennummer: 10.14.010
Beschikking in de zaak van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, hierna: de officier,
met betrekking tot:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats en adres],
thans verblijvende te [verblijfplaats],
advocaat mr. J.A. Smits.
Het verloop van de procedure
De officier heeft op 12 juli 2010 een verzoekschrift ingediend tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van betrokkene. Bij dit verzoekschrift bevinden zich:
• de beschikking tot inbewaringstelling van betrokkene, afgegeven door de burgemeester van de gemeente Rotterdam op 9 juli 2010 en namens deze ondertekend door de wethouder;
• de geneeskundige verklaring als bedoeld in artikel 21 lid 1 van de wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ).
Op 15 juli 2010 zijn gehoord: de ambulant behandelaar, [behandelaar] en betrokkene, beiden in het bijzijn van mr. Smits voornoemd.
De beoordeling
De geneeskundige verklaring is opgesteld door een AIOS. Op grond van artikel 21 wet BOPZ en de bestaande jurisprudentie welke zich heeft ontwikkeld naar aanleiding van dit artikel, dient in het geval de geneeskundige verklaring niet is opgemaakt door een psychiater, een psychiater op korte termijn na de vrijheidsbeneming betrokkene te onderzoeken.
Bavo Europoort heeft aangegeven dat zodanig onderzoek heeft plaatsgevonden. Betrokkene en zijn advocaat hebben aangegeven dat zij op 14 juli 2010 ’s avonds een schriftelijke verklaring van een psychiater hebben gezien waarin, zo begrijpt de rechtbank, is vermeld dat de psychiater van mening is dat er geen reden is om de IBS-procedure verder voort te zetten, omdat niet aan de criteria van de BOPZ is voldaan. De ambulant behandelaar heeft naar voren gebracht dat het juist is dat een zodanige verklaring is afgegeven, maar dat de verklaring onjuist is omdat er abusievelijk de naam van betrokkene op is geschreven. De psychiater had de intentie voor betrokkene een ‘instemmende verklaring’ af te geven, aldus de ambulant behandelaar.
Ter zitting is geen enkele verklaring van een psychiater overgelegd. Er was ook geen psychiater ter zitting aanwezig om een en ander nader toe te lichten. De rechtbank heeft ter zitting verzocht of de psychiater kon komen op de zitting. Hoewel de psychiater zich niet in het gebouw bevond waar de zitting werd gehouden, heeft de rechtbank begrepen dat de psychiater zich op korte rijdafstand van de zitting bevond. Anders zou de psychiater telefonisch in de zitting kunnen inbellen. 45 minuten na aanvang van de zitting was de psychiater nog steeds niet ter zitting aanwezig, noch had deze telefonisch contact opgenomen. Overigens is ook nu nog de naam van de betrokken psychiater niet bekend aan de rechtbank.
De rechtbank overweegt als volgt.
De geneeskundige verklaring is niet opgesteld door een “medical expert” als bedoeld in de wet BOPZ. Kennelijk is betrokkene na opname gezien door een psychiater (“medical expert”). Deze psychiater heeft schriftelijk aangegeven dat er geen reden was de IBS-procedure voort te zetten. Hoewel de rechtbank deze schriftelijke verklaring niet heeft gezien, is door betrokkene, zijn advocaat en de ambulant behandelaar erkend dat deze verklaring is afgelegd. Kennelijk wenst de psychiater deze getekende verklaring te herroepen. Hoewel daartoe ampel in de gelegenheid te zijn geweest (bijvoorbeeld een schriftelijke uitleg voor de zitting opstellen, ter zitting aanwezig zijn, telefonisch ter zitting inbellen, na uitdrukkelijk verzoek door de rechtbank ter zitting verschijnen of inbellen), heeft de psychiater nagelaten een andere verklaring af te leggen omtrent het onderzoek bij betrokkene. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat zij zich afvraagt hoe diepgaand het onderzoek naar betrokkene is geweest wanneer kennelijk niet de juiste naam van betrokkene op de verklaring (welke de rechtbank niet heeft gezien) is vermeld.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat niet is voldaan aan de vereisten die de wet BOPZ stelt aan de verklaring als genoemd in artikel 21 wet BOPZ, zodat zij het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van betrokkene zal afwijzen.
Daarom wordt op grond van de BOPZ als volgt beslist.
De beslissing
Wijst af het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van: [betrokkene] voornoemd, in een psychiatrisch ziekenhuis.
Deze beschikking is gegeven door mr. Frima, rechter, in bijzijn van Van der Have, griffier.