ECLI:NL:RBROT:2010:BN1993
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Frima
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot voortzetting van inbewaringstelling op basis van BOPZ
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling (IBS) van een betrokkene, ingediend door de officier van justitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de geneeskundige verklaring van de psychiater, die op basis van artikel 21 lid 2 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ) vereist is, niet ter zitting is overgelegd. De aanwezigen, waaronder de betrokkene, zijn van mening dat de psychiater een andere verklaring had willen afleggen dan diegene die ter zitting is besproken. Ondanks herhaaldelijke verzoeken van de rechter is de psychiater niet verschenen, noch heeft deze telefonisch contact opgenomen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat niet voldaan is aan de wettelijke vereisten voor de geneeskundige verklaring zoals gesteld in de BOPZ.
De rechtbank heeft verder opgemerkt dat de geneeskundige verklaring die wel is ingediend, niet is opgesteld door een psychiater, maar door een AIOS. Dit is in strijd met de BOPZ, die vereist dat een psychiater de betrokkene na de vrijheidsbeneming onderzoekt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat de psychiater de verklaring heeft willen herroepen, en dat de verklaring die door de ambulant behandelaar is genoemd, niet de juiste naam van de betrokkene bevatte. Hierdoor heeft de rechtbank geen andere keuze dan het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling af te wijzen.
De beslissing van de rechtbank is genomen in het belang van de rechtszekerheid en de bescherming van de rechten van de betrokkene, waarbij de rechtbank benadrukt dat de vereisten van de BOPZ strikt nageleefd moeten worden. De rechtbank heeft de beschikking afgegeven, waarbij de afwijzing van het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling is vastgelegd.