ECLI:NL:RBROT:2010:BN3275
Rechtbank Rotterdam
- Kort geding
- P.F.G.T. Hofmeijer - Rutten
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid Nederlandse rechter en toepasselijkheid van Frans recht in distributieovereenkomst
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, ging het om een kort geding tussen BQ Cosmetics B.V. en Gade Cosmetiques S.A. De voorzieningenrechter moest zich buigen over de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd was en welk recht van toepassing was op de overeenkomst tussen partijen. De vordering van BQ was gebaseerd op een (mondelinge) distributieduurovereenkomst voor onbepaalde tijd, waarbij BQ sinds 2005 producten van Gade afnam. Gade betwistte het bestaan van een distributieovereenkomst en stelde dat er slechts sprake was van een losse relatie van levering van diensten. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Nederlandse rechter bevoegd was op grond van de EEX-verordening en dat Frans recht van toepassing was, omdat Gade zijn gewone verblijfplaats in Frankrijk had. Tevens werd vastgesteld dat het Weens Koopverdrag van toepassing was, aangezien beide landen partij zijn en er geen uitsluiting van toepassing was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van BQ in het kader van een kort geding slechts konden worden toegewezen indien aannemelijk was dat er een perfecte distributieovereenkomst bestond. De voorzieningenrechter concludeerde dat BQ niet voldoende had aangetoond dat er een dergelijke overeenkomst was en wees de vorderingen onder 2 en 3 af. De vordering onder 1 werd echter toegewezen voor een periode van zes maanden, waarbij Gade werd verplicht om de bestelde producten te leveren. De voorzieningenrechter compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis is uitgesproken op 8 juli 2010.