ECLI:NL:RBROT:2010:BN3588

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
329274 / HA ZA 09-1143
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendomsgeschil over strook grond in het kader van ruilverkaveling Voorne-Putten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen het Waterschap Hollandse Delta en [gedaagde] over de eigendom van een strook grond die deel uitmaakt van een perceel kadastraal bekend als gemeente Westvoorne, Sectie A, nummer 329. Het Waterschap stelt dat het op basis van de ruilverkaveling Voorne-Putten, die op 4 december 1989 is ingeschreven in de openbare registers, eigenaar is geworden van deze strook grond. [gedaagde] betwist dit en stelt dat hij door verkrijgende verjaring eigenaar is geworden van de strook grond, omdat hij en zijn grootvader altijd hebben gedacht dat zij eigenaar waren en zich als zodanig hebben gedragen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de grootvader van [gedaagde] op 10 juli 1968 een perceel grond heeft gekocht, dat later is vergroot met een dijkberm. De ruilverkaveling heeft geleid tot een wijziging van de eigendomsverhoudingen, waarbij het Waterschap de strook grond heeft verkregen. De rechtbank oordeelt dat het Waterschap de eigendom van de strook grond heeft verworven en dat [gedaagde] niet door verjaring eigenaar is geworden. De rechtbank wijst de vordering van het Waterschap toe en veroordeelt [gedaagde] om de strook grond binnen 30 dagen te ontruimen, op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag tot een maximum van € 10.000,--.

De rechtbank overweegt verder dat het Waterschap geen misbruik maakt van zijn eigendomsrecht en dat de belangen van het Waterschap bij het verbeteren van de verkeersveiligheid zwaarder wegen dan de belangen van [gedaagde]. De vordering in reconventie van [gedaagde] wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 329274 / HA ZA 09-1143
Uitspraak: 16 juni 2010
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de openbare rechtspersoon het waterschap WATERSCHAP HOLLANDSE DELTA,
zetelende te Ridderkerk,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. P. van den Berg te Middelburg,
- tegen -
[gedaagde]
wonende te Tinte, gemeente Westvoorne,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. W.M. Bijloo te Middelharnis.
Partijen worden hierna aangeduid als "het Waterschap" respectievelijk "[gedaagde]".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 16 april 2009, met producties;
- conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van voorwaardelijke eis in
reconventie, met producties;
- conclusie van repliek in conventie en antwoord in voorwaardelijke reconventie, tevens houdende vermindering van eis, met producties;
- conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in voorwaardelijke
reconventie;
- conclusie van dupliek in voorwaardelijke reconventies;
- de bij gelegenheid van de pleidooien op 23 maart 2010 van beide zijden overgelegde pleitnotities en de door [gedaagde] overgelegde foto’s.
2 De vaststaande feiten in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen – voor zover van belang – het volgende vast:
2.1 De grootvader van [gedaagde] (hierna “de grootvader”) heeft op 10 juli 1968 van de heer [X] geleverd gekregen een perceeltje dijkberm/uitmakende een op het terrein kennelijk aangeduid en afgepaald gedeelte van de Natersedijk te Rockanje, ter grootte als bij opmeting vanwege het kadaster zal blijken van het perceel kadastraal bekend gemeente Rockanje, sectie E, nummer 250 (productie 1 bij dagvaarding).
2.2 De grootvader heeft voormelde aangekochte grond als tuin ingericht.
2.3 Het perceel van de grootvader met nummer 725 is vergroot met het perceeltje dijkberm en tezamen vernummerd tot nummer 728 zo volgt uit de kadastrale kaart uit 1970 (productie 2 bij dagvaarding en productie 1 bij conclusie van antwoord tevens voorwaardelijke eis in reconventie).
2.4 In het kader van de ruilverkaveling Voorne-Putten (hierna “de ruilverkaveling”) heeft de grootvader ingebracht de percelen kadastraal bekend als gemeente Rockanje, Sectie E, nummers 728 en 729 ter grootte van 3.90.63 ha met een waarde van 57.253 ruilguldens.
De grootvader heeft in de ruilverkaveling voormelde percelen toegedeeld gekregen minus 853 m². De grootte van de toegedeelde percelen bedroeg derhalve 3.82.10 ha en vertegenwoordigde een waarde van 57.870 ruilguldens (productie 3 bij dagvaarding).
2.5 De percelen van de grootvader zijn later kadastraal vernummerd tot/gewijzigd in gemeente Westvoorne, Sectie A, nummers 340 en 341.
2.6 De grootvader heeft geen bezwaar gemaakt tegen het plan van toedeling.
2.7 De veldwerken van het kadaster in het kader van de ruilverkaveling van onder andere de percelen van de grootvader dateren van februari 1989 (productie 10, bijlage 4 bij dagvaarding).
2.8 Op 1 december 1989 is de akte van toedeling gepasseerd (productie 10, bijlage 1 bij dagvaarding) en die is op 4 december 1989 ingeschreven in de openbare registers.
2.9 Op 24 juli 2000 heeft de grootvader met Eneco ten behoeve van Eneco een overeenkomst tot het vestigen van een zakelijk recht gesloten voor de aanleg van een gas-transportleiding en een elektriciteitskabel onder de eigendomsgrond van perceel [adres] te Rockanje (productie 8 bij conclusie van antwoord tevens voorwaardelijke eis in reconventie).
2.10 Op 14 maart 2002 heeft [gedaagde] van zijn grootvader gekocht en geleverd gekregen het woonhuis met erf en verder toebehoren, staande en gelegen aan de [adres], gemeente Westvoorne, uitmakende een kennelijk ter plaatse aangeduid en afgepaald gedeelte ter grootte van circa veertig aren van het kadastrale perceel gemeente Westvoorne, Sectie A, nummer 340 (productie 4 bij dagvaarding).
2.11 Op 17 mei 2007 hebben [gedaagde] (en [Y]) met de gemeente Westvoorne ten behoeve van de gemeente Westvoorne een overeenkomst tot het vestigen van een zakelijk recht van opstal gesloten ter zake van de aanleg, het gebruik en de instandhouding van één of meerdere afvalwaterleidingen met eventueel bijbehoren en een minirioolgemaal op het aan [gedaagde] (en [Y]) toebehorende perceel, kadastraal bekend gemeente Westvoorne, Sectie A, nummer 509 (productie 10 bij conclusie van antwoord tevens voorwaardelijke eis in reconventie).
2.12 In de brief van het Waterschap aan [gedaagde] d.d. 26 maart 2008 heeft het Waterschap
aanspraak gemaakt op een strook grond van [gedaagde] ter breedte van 3,50 meter over een lengte langs de Natersedijk van 75 meter (hierna “de strook grond”) (productie 5 bij dagvaarding).
3 De vordering in conventie
De gewijzigde vordering van het Waterschap luidt om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen:
- om het perceel kadastraal gemeente Westvoorne, Sectie A, nummer 329 binnen zeven dagen nadat de rechtbank vonnis heeft gewezen, te ontruimen, op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag dat hij in gebreke blijft met een maximum van
€ 20.000,-- ;
- in de proceskosten.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft het Waterschap aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 Blijkens een kadastrale uitmeting d.d. 5 februari 2008 is het Waterschap sinds 4 december 1989, de datum waarop de akte van toedeling in de openbare registers is ingeschreven, eigenaar van de strook grond, die deel uitmaakt van het perceel kadastraal bekend als gemeente Westvoorne, Sectie A, nummer 329. De door het Waterschap aangebrachte piketpaaltjes geven aan waar het perceel van [gedaagde] ophoudt en dat van het Waterschap begint.
3.2 Grootvader is sinds 4 december 1989 geen eigenaar meer van de strook grond.
De door grootvader en [gedaagde] met Eneco en de gemeente gesloten overeenkomsten veranderen daar niets aan. Het Waterschap is geen partij geweest bij de overeenkomst met Eneco en kan derhalve niet hebben verklaard dat “de betreffende strook grond eigendom is en blijft van dhr. [gedaagde].” De kabel en leiding van Eneco liggen niet onder het perceel van [gedaagde] en het opstalrecht van de gemeente heeft geen betrekking op de strook grond maar op een ander perceel, te weten de huiskavel van [gedaagde].
3.3 Grootvader noch [gedaagde] zijn eigenaar van die strook grond geworden door extinctieve c.q. verkrijgende verjaring. Het Waterschap is op 4 december 1989 eigenaar van de strook grond geworden en de vordering tot ontruiming van de strook grond is, gelet op de dagvaarding van 16 april 2009, niet verjaard ex artikel 3:105 BW. Van verkrijgende verjaring ex artikel 3:99 BW kan geen sprake zijn, omdat de goede trouw bij grootvader ontbreekt. Grootvader was op de hoogte van de ruilverkaveling en [gedaagde] had uit de in de leveringsakte van 14 maart 2002 opgenomen passage betreffende de ruilverkavelingsrente de registers kunnen raadplegen, zodat op grond van artikel 3:11 BW ook bij hem de goede trouw ontbreekt.
3.4 Ondanks sommaties van de zijde van het Waterschap aan [gedaagde], weigert [gedaagde] het gebruik van de strook grond te staken. Als eigenaar van de strook grond is het Waterschap ex artikel 5:2 BW bevoegd de eigendom van de strook grond op te eisen. Alsdan kan de verkeersveiligheid voor de gehele weg op de Natersedijk worden verbeterd door het resterende deel van die weg, die alleen ter hoogte van de strook grond nog niet verbreed is, te verbreden.
4 Het verweer in conventie
Het verweer van [gedaagde] strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het Waterschap in zijn vordering, dan wel tot het ontzeggen van de vordering, met veroordeling van het Waterschap in de kosten van het geding.
[gedaagde] heeft daartoe, verkort weergegeven, het volgende aangevoerd.
4.1 Volgens de leveringsaktes van 10 juli 1968 en 14 maart 2002 is [gedaagde] eigenaar van de strook grond. De ruilverkaveling heeft daarin geen verandering gebracht.
Als gevolg van de ruilverkaveling is het perceel van [gedaagde] aan de zijden van de watergangen verkleind. De strook grond is bij de verkleining van zijn perceel buiten beschouwing gebleven. De tuingrens bij de weg is namelijk niet verlegd.
4.2 Als het Waterschap door de ruilverkaveling op 4 december 1989 al eigenaar van de strook grond is geworden, dan is [gedaagde] te goeder trouw door verkrijgende verjaring eigenaar van de strook grond geworden. Grootvader en [gedaagde] hebben altijd gedacht dat zij eigenaar van de strook grond waren en hebben zich steeds als eigenaar gedragen door de strook grond en de erfafscheiding te onderhouden en overeenkomsten met Eneco en de gemeente aan te gaan.
4.3 Ook het Waterschap heeft, bij het tot stand komen van de overeenkomst met Eneco, de eigendom van de strook grond van [gedaagde] erkend. Bovendien heeft het Waterschap sinds de ruilverkaveling hem noch zijn grootvader op enigerlei wijze medegedeeld dat de strook grond in eigendom naar het Waterschap is overgegaan. Verder heeft het Waterschap geen gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid ex artikel 209 Landinrichtingswet (hierna “de Liw”) zich het bezit te verschaffen van de strook grond.
4.4. Voor zover het Waterschap door de ruilverkaveling op 4 december 1989 eigenaar van de strook grond is geworden en [gedaagde] niet door verkrijgende verjaring daarvan eigenaar is geworden, is het opeisen van de eigendom van de strook grond onredelijk en onbillijk.
Het Waterschap heeft zijn rechten verwerkt.
[gedaagde] is door het stilzitten van het Waterschap in een financieel nadelige positie geraakt, omdat hij voor het perceel teveel heeft betaald, een nieuwe aanplant zal pas na tien jaar zijn aangegroeid tot een acceptabele hoogte en de verbrede weg wordt een racebaan waardoor zijn perceel in waarde zal dalen.
4.5 Voor het geval het Waterschap toch eigenaar van de strook grond is, is het onduidelijk waar perceel Westvoorne, Sectie A, nr. 329 aan grenst. Nu onduidelijk is wat moet worden ontruimd, kan van een ontruimen op straffe van een dwangsom geen sprake zijn dan wel dient de dwangsom te worden gematigd.
5 De vordering in (voorwaardelijke) reconventie
De vordering luidt om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat [gedaagde] eigenaar is van de strook grond gelegen aan de [adres] te Rockanje tot en met de huidige, aanwezige erfafscheiding bestaande uit een ijzeren afpaling, een eikenboom, een heg en een windsingel en dat de erfgrens met het perceel van het Waterschap tussen deze erfafscheiding en de weg is gelegen, met veroordeling van het Waterschap in de kosten van de procedure.
Aan de vordering heeft [gedaagde] ten grondslag gelegd hetgeen in conventie als verweer is aangevoerd.
6 Het verweer in (voorwaardelijke) reconventie
Het Waterschap heeft de vordering van [gedaagde] gemotiveerd betwist en geconcludeerd, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, tot het niet-ontvankelijk verklaren van de vordering, dan wel deze af te wijzen, met veroordeling van het Waterschap in de kosten van het geding.
Aan het verweer heeft het Waterschap ten grondslag gelegd hetgeen het in conventie heeft gesteld.
7 De beoordeling
In conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
7.1 Gelet op de nauwe samenhang worden de conventie en (voorwaardelijke) reconventie samen behandeld.
7.2 Met ingang van 1 januari 2007 is de Wet inrichting landelijk gebied (hierna “de Wilg”) in werking getreden. Dit heeft tot gevolg dat de Liw is komen te vervallen. Ingevolge het overgangsrecht van de Wilg is op de onderhavige procedure niet de Wilg maar de Liw van toepassing (artikel 95 lid 2 Wilg).
7.3 Op basis van de Liw heeft in het gebied Voorne-Putten een ruilverkaveling plaatsgevonden, die in het betreffende gebied ingrijpende zakenrechtelijke wijzigingen met zich heeft gebracht. In het op basis van de Liw opgemaakte plan van toedeling en de daarop volgende akte van toedeling van 1 december 1989 zijn de percelen van de grootvader betrokken. De aan grootvader toegedeelde percelen zijn gelijk aan de door hem ingebrachte percelen, zij het dat de toegedeelde oppervlakte met 853 m² is verminderd.
7.4 Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of [gedaagde], anders dan uit de akte van toedeling volgens het Waterschap volgt, eigenaar is gebleven van de strook grond dan wel door (verkrijgende) verjaring eigenaar van die strook grond is geworden.
7.5 Op grond van het bepaalde in artikel 208 lid 2 Liw geldt de akte van toedeling als titel voor de daarin omschreven rechten, welke rechten worden verkregen door de inschrijving van de akte in de openbare registers. Dit is een originaire wijze van rechtsverkrijging, waardoor de inhoud van het recht geheel onafhankelijk is van de inhoud van de rechten van voorgangers.
7.6 Vaststaat dat de grootvader bekend was met de ruilverkaveling en dat hij geen bewaar tegen het plan van toedeling heeft gemaakt.
Anders dan [gedaagde] betoogt is, in het kader van de ruilverkaveling, niet alleen het perceel van [gedaagde] aan de zijden van de watergangen verkleind. De veldwerken van het kadaster uit februari 1989 (productie 10 bijlage 4 bij dagvaarding) geven de perceelsgrenzen na de ruilverkaveling aan. Daaruit kan worden afgeleid dat het aan de grootvader in eigendom toegedeelde perceel gemeente Westvoorne, Sectie A, nummer 340 naar beneden inspringt. Als gevolg hiervan is de grootvader een aantal m² grond aan de Natersedijk in eigendom kwijtgeraakt. Deze m² behoren volgens de veldkaarten van het kadaster bij perceel gemeente Westvoorne, Sectie A, nummer 329, dat in eigendom toebehoort aan het Waterschap.
De eigendom van de in het geding zijnde strook grond is op 4 december 1989, de dag waarop de akte van toedeling in de openbare registers ingeschreven, van de grootvader overgegaan naar het Waterschap. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van [gedaagde] dat hij, ondanks de ruilverkaveling, eigenaar is gebleven van de strook grond.
7.7 Ingevolge artikel 208, lid 5 Liw stelt de bewaarder van het kadaster alle eigenaren en beperkt gerechtigden middels een kennisgeving op de hoogte van bijwerking van de kadastrale registratie die heeft plaatsgevonden als gevolg van de inschrijving van de akte van toedeling. Het aan de grootvader verstuurde toedelingsregister (productie 3 bij dagvaarding) is in dit verband voldoende.
7.8 In het licht van het voorgaande vangt de verjaringstermijn aan na inschrijving van de akte van toedeling. Het Waterschap heeft met zijn op 16 april 2009 uitgebrachte dagvaarding, gelet op de verjaringstermijn van 30 jaar onder het tot 1 januari 1992 geldende BW en de verjaringstermijn van 20 jaar onder het huidige BW, de verjaring tijdig gestuit.
[gedaagde] maakt naar het oordeel van de rechtbank inbreuk op het eigendomsrecht van het Waterschap, zodat het Waterschap in beginsel de bevoegdheid tot ontruiming van de strook grond toekomt. Die bevoegdheid komt het Waterschap alleen dan niet toe wanneer het Waterschap onvoldoende belang heeft bij zijn vordering of wanneer het misbruik van zijn bevoegdheid tot ontruiming maakt.
Van misbruik van zijn bevoegdheid is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake, omdat gesteld noch gebleken is dat het Waterschap zijn revindicatie uitoefent met geen ander doel dan het schaden van [gedaagde]. Het verweer dat de ontruiming onredelijk en onbillijk is, kan niet slagen. Dat (de grootvader van) [gedaagde] kosten heeft gemaakt om de strook grond in te richten, van mening is beter in staat te zijn deze te onderhouden dan het Waterschap en er financieel op achteruit gaat is, naar het oordeel van de rechtbank, gelet op het belang van het Waterschap bij het verbeteren van de verkeersveiligheid voor de gehele weg op de Natersedijk, onvoldoende om te oordelen dat het Waterschap misbruik maakt van zijn eigendomsrecht.
7.9 Nu het Waterschap de aan hem toekomende eigendomsbevoegdheid niet misbruikt, behoeft het naar het oordeel van de rechtbank de (onrechtmatige) ingebruikneming van zijn strook grond door [gedaagde] niet te dulden.
7.10 [gedaagde] zal conform de gewijzigde vordering van het Waterschap worden veroordeeld om binnen, naar het oordeel van de rechtbank, een redelijke termijn van 30 dagen na de datum van uitspraak de strook grond die deel uitmaakt van het perceel kadastraal bekend als gemeente Westvoorne, Sectie A, nummer 329 te ontruimen.
7.11 De door het Waterschap gevorderde dwangsom van € 1.000,-- per dag die [gedaagde] verbeurt indien hij in gebreke blijft met het ontruimen van de strook grond acht de rechtbank toewijsbaar. De rechtbank is echter van oordeel dat de hoogte van de dwangsom gemaximeerd dient te worden tot een bedrag van € 10.000,--.
7.12 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dient de vordering in (voorwaardelijke) reconventie te worden afgewezen.
7.13 [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie.
8 De beslissing
De rechtbank,
in conventie
veroordeelt [gedaagde] om de strook grond die deel uitmaakt van het perceel kadastraal bekend als gemeente Westvoorne, Sectie A, nummer 329 binnen 30 dagen nadat de rechtbank vonnis heeft gewezen, te ontruimen, op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag tot een maximum van € 10.000,--, voor elke dag dat hij in gebreke blijft aan de veroordeling tot ontruiming te voldoen;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van het Waterschap bepaald op € 262,-- aan vast recht, op € 89,31 aan overige verschotten en op
€ 1.808,--aan salaris voor de advocaat;
in (voorwaardelijke) reconventie
wijst af de vordering van [gedaagde];
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van het Waterschap bepaald op nihil aan verschotten en op € 904,-- aan salaris voor de advocaat;
in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie:
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin.
Uitgesproken in het openbaar.
1451/2009