ECLI:NL:RBROT:2010:BN3803

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
320403 / HA ZA 08-3027
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale handelskoop cashewnoten en de totstandkoming van de koopovereenkomst onder Iers recht

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, ging het om een geschil tussen de Dutch Nut Group B.V. (DNG) en twee Ierse vennootschappen, Agra Trading en Agra Ingredients, over de totstandkoming van een koopovereenkomst voor de levering van cashewnoten. DNG, gevestigd in Nederland, had op 7 september 2007 een aanbod gedaan aan Agra voor de levering van 56 containers cashewnoten, maar Agra had slechts één container geleverd. DNG vorderde schadevergoeding van Agra, omdat zij door het tekortschieten van Agra in de nakoming van de overeenkomst gedwongen was om de goederen elders aan te kopen tegen een hogere prijs.

De rechtbank moest zich buigen over de vraag of de koopovereenkomst rechtsgeldig tot stand was gekomen, waarbij Iers recht van toepassing was. Agra betwistte de totstandkoming van de overeenkomst en voerde aan dat er geen bindende overeenkomst was, omdat de voorwaarden niet schriftelijk waren vastgelegd en de overeenkomst onder de Ierse Statute of Frauds viel, die mondelinge overeenkomsten onder bepaalde voorwaarden ongeldig verklaart. DNG stelde echter dat er wel degelijk een overeenkomst was gesloten, en dat de Ierse wetgeving niet van toepassing was op de overeenkomst die zij met Agra had gesloten.

De rechtbank oordeelde dat DNG in beginsel had aangetoond dat er een overeenkomst was gesloten, en dat Agra de mogelijkheid had om tegenbewijs te leveren. De rechtbank stelde dat, indien Agra niet in staat was om tegenbewijs te leveren, de overeenkomst tussen DNG en Agra Ingredients als geldig zou worden beschouwd. De zaak had een internationaal karakter, en de rechtbank bevestigde haar bevoegdheid om de zaak te behandelen op basis van de stilzwijgende forumkeuze van de partijen. De uitspraak benadrukte de noodzaak van bewijsvoering in internationale handelsgeschillen en de rol van nationale en internationale wetgeving in dergelijke zaken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 320403 / HA ZA 08-3027
Uitspraak: 30 juni 2010
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DUTCH NUT GROUP B.V.,
gevestigd te Bergschenhoek, gemeente Lansingerland,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J. van Baaren,
- tegen -
1. de vennootschap naar Iers recht ‘private unlimited company’
AGRA TRADING,
gevestigd te Dublin, Ierland,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
2. de vennootschap naar Iers recht ‘limited liability company’
AGRA INGREDIENTS LIMITED,
gevestigd te Dublin, Ierland,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. S. Schraders.
Eiseres in conventie/verweerster in reconventie wordt hierna aangeduid als “DNG” en gedaagden in conventie/eiseressen in reconventie als “Agra Trading” respectievelijk “Agra Ingredients” en gezamenlijk als “Agra”.
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 16 oktober 2008 en de twintig door DNG overgelegde producties, alsmede de stukken die betrekking hebben op de op 29 april 2008 ten laste van Agra Trading en Agra Ingredients gelegde conservatoire derdenbeslagen onder United Warehousing & Forwarding B.V. te Rotterdam en onder Cevea Trade Services B.V. te Dordrecht;
- conclusie van antwoord in conventie, tevens van eis in reconventie, met twintig producties;
- conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie, met zeven producties;
- conclusie van dupliek in conventie en conclusie van repliek in reconventie, met twee producties;
- conclusie van dupliek in reconventie.
2 De vaststaande feiten in conventie en in reconventie
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1
DNG is een bedrijf dat is gespecialiseerd in het importeren, verhandelen, exporteren, verpakken en branden van een breed assortiment pinda’s, noten, gedroogde zuidvruchten en rijstcrackers. DNG levert deze producten aan onder meer groothandelbedrijven en supermarkten in Nederland. Agra Trading en Agra Ingredients, althans Agra Trading, althans Agra Ingredients, leveren althans levert cashewnoten.
2.2
Op 7 september 2007 om 14.46 uur heeft de heer [X] (hierna: [X]), bestuurder van DNG, een e-mailbericht gestuurd aan de heer[Y] (hierna: [Y]), destijds werkzaam als trader voor Agra, dat luidt:
“Phil,
This is it, no discussion, still this afternoon.
W320 – 24 containers from March until December 2008 at Us.$. 2,29 DDP
W450 – 8 containers from March until December 2008 at Us.$. 2,19 DDP
LBW 360/340 – 8 containers from March until December 2008 at Us.$. 2,25 DDP
SW 360/320 – 8 containers from March until December 2008 at Us.$. 2,14 DDP
FS – 8 containers from March until December 2008 at Us.$. 1,95 DDP
Contract to be send to the usual address.
Perry”.
2.3
[Y] heeft op 11 oktober 2007 het volgende e-mailbericht aan [X] en in kopie aan mevrouw [I] van DNG gestuurd:
“Until spreadsheet can be updated by Martin,,,,Agra Ingredients confirm the sale (dated 7th September 2007) of the following to the Dutch Nut Group.
W320 29 F.C.L.’s at $2.29 ddp (March/Dec 2008 Deliveries.)
W450 8 F.C.L. at $2.19 ddp
LBW360/340 8 F.C.L. at $2.25 ddp
SW360/320 8 F.C.L. at $2.14 ddp
FS/WS 8 F.C.L. at $1.95 ddp
Best Regards
[Y]
Agra Ingredients
[volgen diverse e-mail- en telefoongegevens; Rb.]”.
2.4
Op 21 november 2007 heeft [Y] per e-mail een geactualiseerde spreadsheet verzonden.
2.5
Ter verzekering van haar verhaal op Agra heeft DNG op 29 april 2008 (jegens Agra Trading), 15 mei 2008 (jegens Agra Trading en Agra Ingredients) en 20 mei 2008 (jegens Agra Trading en Agra Ingredients) aan de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof verzocht voor het leggen van conservatoire derdenbeslagen onder United Warehousing & Forwarding B.V. te Rotterdam. Daarnaast heeft DNG ter verzekering van haar vordering op Agra Trading op 29 april 2008 aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht verlof verzocht voor het leggen van conservatoir derdenbeslag onder Cevea Trade Services B.V. te Dordrecht. Na verkrijging van de desbetreffende beslagverloven heeft DNG op 29 april 2008 deze derdenbeslagen doen leggen.
3 Het geschil in conventie
3.1
De vordering luidt dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. Agra Trading en Agra Ingredients hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan DNG te betalen USD 1.674.436,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2008, althans vanaf de dag van het verzuim, althans vanaf de dag van de dagvaarding, tot aan de dag van de algehele voldoening;
2. Agra Trading en Agra Ingredients hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, veroordeelt om aan DNG te betalen de buitengerechtelijke incassokosten van € 6.422,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening;
3. Agra Trading en Agra Ingredients hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, veroordeelt in de kosten van het geding, onder de bepaling dat (i) de proceskosten voldaan dienen te worden binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, en (ii) voor het geval voldoening binnen deze termijn niet plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf bedoelde termijn voor voldoening, alsmede (iii) met veroordeling van gedaagden in de nakosten de somma van € 131,--, dan wel, indien betekening plaatsvindt, de somma van € 199,-.
3.2
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft DNG hieraan uiteindelijk de volgende stellingen ten grondslag gelegd - weergegeven voor zover relevant:
- Supermarktketen Aldi is een zeer belangrijke en grote klant van DNG; Aldi plaatst jaarlijks een omvangrijke bestelling voor cashewnoten bij DNG, die dan geleverd moet worden in het daaropvolgende jaar; ook in 2007 heeft Aldi zulk een bestelling geplaatst bij DNG;
- Vanwege deze bestelling van Aldi bij haar heeft DNG op 7 september 2007 een koopovereenkomst gesloten met Agra - een van haar leveranciers - voor de levering door Agra aan DNG van in totaal 56 (= 24+8+8+8+8) containers cashewnoten in de periode maart-december 2008 ter waarde van USD 4.312.000,--; het aanbod van DNG dat heeft geleid tot deze overeenkomst is neergelegd in het hiervoor onder 2.2 genoemde e-mailbericht van [X] aan [Y] d.d. 7 september 2007 en de aanvaarding van dit aanbod door Agra, in de persoon van [Y], heeft plaatsgehad tijdens een telefoongesprek tussen [X] en [Y] later op die dag;
- Agra is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van bovenbedoelde leveringsverplichtingen; Agra heeft in deze periode namelijk slechts één container geleverd en niet het voor deze leveringsperiode overeengekomen aantal containers;
- Als gevolg hiervan heeft DNG voor een totaalbedrag van USD 5.621.087,-- dekkingskopen moeten verrichten;
- DNG vordert thans van Agra de schade die zij als gevolg hiervan heeft geleden, namelijk het verschil tussen de met Agra overeengekomen prijs en de prijs van de dekkingskopen:
- schade over maart en april 2008: USD 612.949
- schade over mei en juni 2008: USD 464.772
- schade over juli tot en met september 2008: USD 596.715
USD 1.674.436;
- DNG heeft kosten gemaakt om de door haar geleden schade op Agra te verhalen; ingevolge het Rapport Voor-Werk II mogen deze kosten worden vastgesteld op twee punten van het toepasselijke liquidatietarief; gelet op de hoogte van de gevorderde hoofdsom, vermeerderd met de tot aan de dag van dagvaarding verschuldigde wettelijke rente, bedraagt de vergoeding in dit geval twee punten van het toepasselijke liquidatietarief, namelijk twee maal € 3.211,--, derhalve in totaal € 6.422,--.
4 Het verweer in conventie
4.1
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van DNG bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad tot betaling van de door Agra Trading en Agra Ingredients gemaakte buitengerechtelijke kosten, waaronder de kosten van de Ierse solicitors en hun Ierse barrister, alsmede van vertalingen, en van de proceskosten.
4.2
Agra heeft daartoe het volgende aangevoerd - zakelijk weergegeven:
- DNG dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering tegen Agra Trading, aangezien in de onderhavige zaak uitsluitend Agra Ingredients als wederpartij van DNG heeft te gelden;
- Van totstandkoming van de door DNG gestelde mondelinge overeenkomst die zij op 7 september 2007 met Agra zou hebben gesloten is geen sprake;
- Tussen partijen was gebruikelijk, en DNG wist, dat een contract slechts tot stand kon komen nadat de voorwaarden daarvan op schrift waren gesteld en Agra daaraan een SOC-nummer (Sales Order Confirmation nummer, rb.) had toegekend en dit aan DNG had doorgegeven, hetgeen slechts ten aanzien van vijftien containers is geschied;
- [Y] was niet bevoegd om namens Agra Ingredients het gestelde contract af te sluiten;
- Subsidiair geldt dat op grond van de toepasselijke Ierse wet Statute of Frauds (Ireland) 1695 een mondelinge overeenkomst onafdwingbaar is indien, zoals in het onderhavige geval, de uitvoeringsperiode van de verplichting onder de overeenkomst langer is dan één jaar te rekenen vanaf de datum van sluiting van de overeenkomst;
- De gestelde schadeomvang wordt betwist, zowel waar het gaat om de gestelde overeenkomst van DNG met Aldi als wat betreft de gestelde dekkingskopen en valutaschade vanwege de ongunstige Amerikaanse dollar koers;
- Indien het bestaan van een overeenkomst zou worden aangenomen ten aanzien van meer dan de vijftien containers met cashews waarvoor een SOC-nummer is afgegeven, wordt een beroep gedaan op verrekening met een tegenvordering groot USD 493.351,02.
5 De vordering in reconventie
5.1
De vordering luidt dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad DNG veroordeelt tot betaling aan Agra Ingredients dan wel Agra Trading van USD 493.351,02, te vermeerderen met wettelijke handelsrente vanaf de dag van de opeisbaarheid tot aan de dag van de algehele voldoening alsmede tot vergoeding van de door Agra Ingredients dan wel Agra Trading gemaakte buitengerechtelijke kosten, waaronder de kosten van de Ierse solicitors en hun Ierse barrister, de kosten van de beslagleggingen, alsmede van de vertalingen daaronder begrepen, en van de proceskosten.
De vordering van Agra Trading is ingesteld onder de voorwaarde dat uit de beoordeling in conventie volgt dat niet Agra Ingredients maar slechts Agra Trading de contractpartij van DNG kan zijn geweest.
5.2
Aan deze vordering heeft Agra naast hetgeen in conventie als verweer is aangevoerd, de volgende stellingen ten grondslag gelegd - weergegeven voor zover relevant:
- DNG heeft zes containers cashewnoten van Agra gekocht; de desbetreffende facturen zijn verzonden aan DNG op 14 januari 2008 (factuur met nr 3415 ad USD 65.519,85), 13 februari 2008 (factuur met nr 3379 ad USD 78.749,28), 21 februari 2008 (factuur met nr 3332 ad USD 109.549,03), 27 februari 2008 (factuur met nr 3413 ad USD 81.553,73), 28 februari 2008 (factuur met nr 3360 ad USD 76.424,12) en op 4 maart 2008 (factuur met nr 3414 ad USD 81.555,01);
- DNG is toerekenbaar tekortgeschoten in haar verplichting tot betaling van deze facturen ter waarde van een totaalbedrag van USD 493.351,02.
6 Het verweer in reconventie
6.1
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Agra in de kosten van het geding.
6.2
Naast hetgeen DNG in conventie heeft betoogd, heeft zij zich ter onderbouwing van haar verweer tegen deze vordering beroepen op een opschortings- en verrekeningsrecht in verband met haar in conventie ingestelde schadevergoedingsvordering en heeft zij betwist dat de door Agra gemaakte kosten van de Ierse solicitors als onderdeel van de buitengerechtelijke kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
7 De beoordeling
in conventie en in reconventie
7.1
Nu Agra Trading en Agra Ingredients zijn gevestigd in Ierland en DNG in Nederland, heeft deze zaak een internationaal karakter en dient allereerst de vraag beantwoord te worden of de Nederlandse rechter bevoegd is van de onderhavige vorderingen kennis te nemen.
Reeds omdat Agra in de onderhavige procedure in conventie is verschenen en de rechtsmacht van deze rechtbank niet heeft betwist, is deze rechtbank bevoegd op grond van een stilzwijgende forumkeuze ex artikel 24 EEX-Vo (Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken) om kennis te nemen van de onderhavige door DNG in conventie ingestelde vorderingen.
Daarmee vloeit de internationale bevoegdheid van deze rechtbank om kennis te nemen van de vorderingen van Agra in reconventie in ieder geval voort uit artikel 6 onder 3 en artikel 2 EEX-Vo.
7.2
Vanwege het internationale karakter van de onderhavige zaak rijst tevens de vraag welk recht van toepassing is op de gestelde contractuele rechtsverhouding tussen DNG en Agra. Weliswaar zijn DNG, de vermeende koper, en Agra, de vermeende verkoper, in verschillende landen (Nederland respectievelijk Ierland) gevestigd, maar alleen Nederland is van deze landen partij bij het Weens Koopverdrag (Verdrag der Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken van 11 april 1980) (CISG), zodat de toepasselijkheid van dit verdrag niet kan voortvloeien uit het bepaalde in artikel 1 lid 1 onder a CISG.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij geen rechtskeuze in de zin van artikel 3 EVO (Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst van 19 juni 1980) hebben uitgebracht. Toepassing van het daarmee relevante artikel 4 lid 2 juncto lid 5, tweede volzin, EVO leidt tot toepasselijkheid van Iers recht. Agra, de verkoper, heeft immers te gelden als de kenmerkende prestant, terwijl uit het geheel der omstandigheden niet duidelijk blijkt dat de overeenkomst nauwer is verbonden met een ander land dan Ierland, waar Agra haar hoofdbestuur heeft. Deze toepasselijkheid van Iers recht op de gestelde overeenkomst tussen DNG en Agra betekent dat het Weens Koopverdrag ook niet op grond van artikel 1 lid 1 onder b CISG toepasselijk is.
voorts in conventie
7.3
Voor zover komt vast te staan dat DNG een overeenkomst voor de levering aan haar van cashewnoten in de periode maart-december 2008 heeft gesloten, is niet in geschil dat DNG zulk een overeenkomst slechts met één van de gedaagden, Agra Trading dan wel Agra Ingredients, heeft gesloten, en dus niet met beide.
Agra heeft betwist dat DNG ontvankelijk is in haar vordering jegens Agra Trading, en daartoe aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat in alle uitgewisselde e-mailberichten, schriftelijke contracten en facturen eenduidig wordt verwezen naar Agra Ingredients en dat [Y] zich in zijn (door Agra overgelegde) e-mail van 7 juli 2006 aan [X] van DNG ondubbelzinnig heeft gepresenteerd als verbonden aan Agra Ingredients.
Gelet op dit gemotiveerde verweer lag het op de weg van DNG om nader uit te werken dat en te motiveren waarom het haar niet duidelijk was dat zij met Agra Ingredients en niet met Agra Trading te maken had. Dat heeft zij niet gedaan. Evenmin heeft zij haar stelling dat in eerdere facturen aan DNG het registratienummer van Agra Trading was opgenomen en niet dat van Agra Ingredients met stukken onderbouwd. De mededeling dat zich in de groep waartoe Agra Trading en Agra Ingredients behoren na het e-mailbericht van 7 juli 2006 concernrechtelijke verschuivingen kunnen hebben voorgedaan, wordt als onvoldoende relevant gepasseerd, nu DNG niet stelt dat dergelijke wijzigingen zich daadwerkelijk hebben voorgedaan. Aldus is de stelling dat ook Agra Trading als wederpartij van DNG moet worden beschouwd onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd en gaat de rechtbank daaraan om die reden voorbij.
7.4
Het voorgaande betekent dat DNG niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vorderingen tegen Agra Trading.
7.5
In geschil is of tussen partijen de koopovereenkomst is gesloten die DNG aan haar vordering ten grondslag legt.
Als uitgangspunt geldt naar het op grond van artikel 8 lid 1 EVO op dit punt toepasselijke Ierse recht dat voor de totstandkoming van een overeenkomst is vereist dat een van de ene partij afkomstig aanbod door de andere partij is aanvaard.
Uit de (uiteindelijke) standpunten van partijen leidt de rechtbank af dat zij er beide in conventie van uitgaan dat DNG met haar onder 2.2 aangehaalde e-mail van 7 september 2007 een aanbod tot het sluiten van een koopovereenkomst heeft gedaan.
DNG stelt dat Agra ¬ waaronder, gelet op het bovenstaande, dient te worden verstaan Agra Ingredients- in de persoon van [Y] dit aanbod op diezelfde dag in een telefoongesprek heeft aanvaard.
Agra betwist dit en stelt dat uit tussen partijen bestaande handelsgebruiken voortvloeit dat van een bindende overeenkomst pas sprake zou zijn nadat deze schriftelijk was vastgelegd en de transactie door Agra van een SOC-nummer was voorzien dat aan DNG was gecommuniceerd. De rechtbank verstaat dit verweer aldus dat Agra primair betwist dat het door DNG gestelde telefoongesprek heeft plaatsgehad en dat [Y] tijdens dat gesprek positief zou hebben gereageerd op het door DNG gedane aanbod, en subsidiair, voor het geval het tegendeel zou blijken, betwist dat een positieve reactie van [Y] door DNG redelijkerwijs mocht worden opgevat als een voorbehoudloze aanvaarding waardoor een overeenkomst tot stand kwam.
Voor zover Agra daarnaast -verder subsidiair- bij wege van bevrijdend verweer heeft bedoeld te stellen dat tussen partijen hoogstens een overeenkomst onder opschortende voorwaarde is gesloten, terwijl die voorwaarde niet is vervuld, wordt dit standpunt gepasseerd, nu Agra dit standpunt niet voldoende duidelijk heeft ingenomen (en niet met inachtneming van het Ierse recht heeft onderbouwd, zoals van haar mocht worden verwacht).
7.6
Gelet op het door Agra gevoerde verweer dient DNG in beginsel te bewijzen dat [Y] op 7 september 2007 in een telefoongesprek met [X] het door DNG in de onder 2.2 aangehaalde e-mail neergelegde aanbod tot het sluiten van een koopovereenkomst heeft aanvaard. De rechtbank acht (verdere) bewijslevering door DNG op dit punt echter niet noodzakelijk, omdat zij deze stelling voorshands bewezen acht op grond van de hieronder te noemen stukken en overwegingen.
7.6.1
[Y] heeft in zijn hierboven onder 2.3 aangehaalde e-mailbericht van 11 oktober 2007 bevestigd dat op 7 september 2007 aan DNG cashews zijn verkocht, waarbij hij op een enkel detail na dezelfde hoeveelheden, soorten, prijzen en leveringsperiode noemt als in het aanbod van DNG.
7.6.2
[Y] heeft onder ede ten overstaan van een notaris te Rotterdam verklaard, voor zover thans relevant:
“On the seventh day of September two thousand and seven, Dutch Nut Group B.V. bought multiple deliveries of cashew nuts from Agra. The specifications of the deliveries were confirmed to me by e-mail dated the seventh day of September two thousand and seven by Mr [X] of Dutch Nut Group B.V. (…) The details are as follows:
White Wholes three hundred twenty (320) count – twenty-four (24) containers from March until December two thousand and eight at two United States Dollars and twenty nine cents (Us. $. 2,29 Delivered Duty Paid);
White Wholes four hundred fifty (450) count – eight (8) containers from March until December two thousand and eight at two United States Dollars and nineteen cents (Us. $. 2,19 Delivered Duty Paid);
Light Blemished Wholes three hundred sixty (360) / three hundred forty (340) count – eight (8) containers from March until December two thousand and eight at two United States Dollars and twenty five cents (Us. $. 2,25 Delivered Duty Paid);
Scorched Wholes three hundred sixty (360) / three hundred twenty (320) count – eight (8) containers from March until December two thousand and eight at two United States Dollars and fourteen cents (Us. $. 2,14 Delivered Duty Paid);
Fancy Splits – eight (8) containers from March until December two thousand and eight at one United States Dollars and ninety-five cents (Us. $. 1,95 Delivered Duty Paid). (…)
By e-mail dated the eleventh day of October two thousand and seven, I reconfirmed the sale of the aforementioned deliveries on behalf of Agra, with a copy forwarded by e-mail to Mr [II], to Mr [X].
I forwarded Mr van Otterloo on the twenty-first day of November two thousand and seven the updated spreadsheet, which represented the Agra Trading sales confirmation, which in turn had been revised and updated, then forwarded to me by Mr [II], the general manager of the division.
(…).”
Deze verklaring is vastgelegd in een notariële akte d.d. 3 april 2008 met als titel “AFFIDAVIT” waarvan DNG een kopie heeft overgelegd. Agra heeft de echtheid van deze akte niet betwist.
7.6.3
Hoewel bovengenoemde e-mail en verklaring van [Y] niet exact de (uiteindelijke) lezing van DNG onderschrijven dat het per e-mail gedane aanbod per telefoon door [Y] namens Agra is aanvaard, komen deze stukken er wel op neer dat partijen op 7 september 2007 overeenstemming hebben bereikt over het leveren van de door DNG gevraagde cashews.
7.6.4
Blijkens haar erkenning dat Agra Ingredients op zich heeft genomen om vijftien van de gevraagde 56 containerladingen cashews te leveren, gaat ook Agra ervan uit dat partijen kennelijk in vervolg op het aanbod van DNG- op enig moment overeenstemming hebben bereikt over de verkoop van bepaalde hoeveelheden cashews.
De rechtbank begrijpt het standpunt van Agra aldus, dat de koopovereenkomst voor vijftien containerladingen cashews in haar visie tot stand is gekomen doordat Agra Ingredients het DNG op 7 september 2007 gedane aanbod om 56 containerladingen te kopen ten dele heeft aanvaard door in een op 21 november 2007 aan DNG toegezonden spreadsheet SOC-nummers toe te kennen aan (slechts) vijftien containerladingen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt echter niet in te zien hoe een niet op het gedane aanbod aansluitende aanvaarding heeft kunnen leiden tot een overeenkomst. Agra ontkent immers dat op 7 september 2007 het door DNG gestelde telefoongesprek is gevoerd, maar neemt geen stellingen in die erop neerkomen dat partijen bij een andere gelegenheid overeenstemming hebben bereikt over een lager aantal te leveren containerladingen cashews.
Gelet op hetgeen de rechtbank ambtshalve bekend is omtrent de wijze waarop transacties worden gesloten op markten als de onderhavige, acht zij het onaannemelijk dat Agra tot 21 november 2007 heeft gewacht met een reactie op het verzoek van DNG op 7 september 2007 om 14.46 uur om binnen enkele uren zonder verder onderhandelen te laten weten of het door haar gedane aanbod wordt aanvaard (“Phil, this is it, no discussion, still this afternoon.”). Een reactie op korte termijn ligt veel meer in de normale lijn der verwachting, en daarmee strookt in zoverre de stelling van DNG dat naar aanleiding van het aanbod per e-mail nog diezelfde dag is getelefoneerd. Het komt de rechtbank evenmin aannemelijk voor dat Agra Ingredients zo weinig nadrukkelijk -door de enkele toezending van een aangepaste spreadsheet- zou hebben gereageerd op een door haar als zeer groot ervaren order.
Nu het standpunt van DNG wordt ondersteund door voornoemde stukken terwijl het standpunt van Agra niet overtuigend is toegelicht, acht de rechtbank voorshands bewezen, behoudens door Agra te leveren tegenbewijs, dat [Y] op 7 september 2007 in een telefoongesprek met [X] het door DNG in de onder 2.2 aangehaalde e-mail neergelegde aanbod tot het sluiten van een koopovereenkomst heeft aanvaard.
7.7
Aan dit oordeel doet niet dat DNG, zoals Agra heeft aangevoerd, weinig specifiek is over de vraag of op basis van ‘buyer’s call’ dan wel ‘seller’s option’ is gekocht. Agra heeft bij conclusie van antwoord gesteld dat -indien al een overeenkomst zou bestaan- op basis van ‘seller’s option’ is gesloten. DNG heeft vervolgens in algemene zin gesteld dat zij meestal op basis van ‘buyer’s call’ contracteerde, maar niet concreet betwist dat in dit geval op basis van ‘seller’s option’ werd gekocht, zodat de rechtbank van dit laatste zal uitgaan. Of DNG later nog heeft beoogd deze conditie te wijzigen, waarop Agra bij conclusie van antwoord lijkt te duiden, kan zonodig in een later stadium van de procedure aan de orde komen.
7.8
Evenmin doet aan het onder 7.6 weergegeven oordeel af de stelling van Agra dat [Y] niet bevoegd was namens Agra Ingredients een overeenkomst van de onderhavige omvang te sluiten met DNG.
De omvang van de vertegenwoordigingsbevoegdheden [Y] als trader van Agra Ingredients (door partijen aangeduid als ‘actual authority’) hangt in beginsel af van de arbeidsovereenkomst waarbij de vertegenwoordigingsbetrekking tot stand is gebracht. In de verhouding tussen Agra Ingredients en DNG worden echter, anders dan partijen lijken te veronderstellen, het bestaan en de omvang van de bevoegdheden van [Y] als vertegenwoordiger, alsook de gevolgen van het werkelijk of beweerdelijk uitoefenen van zijn bevoegdheden, beheerst door Engels recht. Dit volgt uit het bepaalde in de artikelen 11 en 12 van het Haags Vertegenwoordigingsverdrag (Verdrag betreffende het toepasselijke recht op vertegenwoordiging van 4 maart 1978), in verbinding met de enerzijds gestelde en anderzijds niet betwiste omstandigheid dat [Y] zijn werkzaamheden vanuit een kantoor van Agra in Engeland verrichte.
Wat er ook verder zij van dit geschilpunt, de rechtbank kan uit het standpunt dat Agra inneemt in deze discussie niet afleiden dat zij naast de door haar gestelde vertegenwoordigingsonbevoegdheid van [Y] tevens van mening is dat DNG wist, althans had behoren te weten, dat [Y] niet vertegenwoordigingsbevoegd was. Niet valt in te zien hoe de gestelde vertegenwoordigingsonbevoegdheid van [Y] zonder bijkomende -niet gestelde- omstandigheden kan leiden tot ongeldigheid van de door DNG gestelde overeenkomst, nog daargelaten dat Agra zich ook niet op een dergelijk rechtsgevolg beroept. Voor zover in de stellingen van Agra al voldoende duidelijk een verweer is te lezen, wordt dit als onvoldoende onderbouwd gepasseerd.
Aan hetgeen Agra aanvoert omtrent de stelplicht van DNG omtrent ‘ostentible authority’ kennelijk een Iersrechtelijk begrip dat ziet op het door de pseudovertegenwoordigde opwekken van de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid komt de rechtbank niet toe, reeds omdat DNG zich daarop niet beroept.
De rechtbank zal er om deze redenen van uitgaan dat [Y] met zijn (voorshands bewezen geachte) aanvaarding van het aanbod van DNG Agra Ingredients heeft gebonden.
7.9
Agra beroept zich -kennelijk voor het geval dat het bestaan van de betwiste overeenkomst zou worden aangenomen- op de Ierse wet Statute of Frauds (Ireland) 1695, inhoudende dat een mondelinge overeenkomst onafdwingbaar is indien de uitvoeringsperiode van de verplichting onder de overeenkomst langer is dan een jaar te rekenen vanaf de datum van de betreffende overeenkomst:
Section 2 Statute of Frauds (Ireland) 1695
[…] no action shall be brought […] whereby to charge […] any person […] upon any agreement that is not to be formed within the space of one year from the making thereof, unless the agreement upon which such action shall be brought, or some memorandum or note thereof, shall be in writing, and signed by the party to be charged therewith, or some other person thereunto by him lawfully authorised.
Hier is sprake van een regel van Iers (bewijs)procesrecht dan wel van een aan een overeenkomst te stellen Iers vormvereiste. Van een voorrangsregel als bedoeld in artikel 7 EVO is in ieder geval geen sprake, omdat gesteld noch gebleken is dat section 2 Statute of Frauds (Ireland) 1695 een semi-publiekrechtelijk karakter heeft, bijvoorbeeld omdat het de strekking zou hebben partijen met een sociaal-economisch zwakke(re) status (extra) bescherming te verlenen.
Voor zover het bepaalde in section 2 van de Statute of Frauds (Ireland) 1695 zou moeten worden gekwalificeerd als een (bewijs)procesrechtelijk voorschrift, mist dit voorschrift toepassing. Immers, volgens Nederlands internationaal privaatrecht wordt de procesvoering voor de Nederlandse rechter beheerst door Nederlands recht.
Maar ook indien het Ierse voorschrift zou moeten worden gekwalificeerd als een aan een overeenkomst te stellen vormvereiste, kan dit voorschrift buiten toepassing blijven. Artikel 9 EVO bevat namelijk regels over toepasselijk recht ten aanzien van aan overeenkomsten te stellen vormvereisten en bepaalt in de thans relevante leden 2 en 3:
Artikel 9 EVO
2. Een overeenkomst die is gesloten tussen personen die zich in verschillende landen bevinden, is wat de vorm betreft geldig indien zij voldoet aan de vormvereisten van het recht dat ingevolge dit Verdrag op de overeenkomst zelve van toepassing is, of van het recht van een van die landen.
3. Wanneer de overeenkomst is gesloten door een vertegenwoordiger, wordt onder het land, bedoeld in de leden 1 en 2, verstaan het land waar de vertegenwoordiger zich bevindt op het tijdstip dat hij optreedt.
Uit deze bepalingen volgt voor het onderhavige geval dat de door DNG gestelde overeenkomst wat de vorm betreft ook rechtsgeldig is als deze overeenkomst voldoet aan de Nederlandse vormvereisten. Volgens het Nederlandse recht mag een overeenkomst als de onderhavige ook een mondelinge vorm hebben. Aldus staat de Ierse Statute of Frauds (Ireland) 1695 niet aan de formele geldigheid van de gestelde overeenkomst in de weg.
7.1
De rechtbank zal Agra in de gelegenheid stellen om tegenbewijs te leveren tegen de voorshands bewezen geachte stelling van DNG dat [Y] op 7 september 2007 in een telefoongesprek met [X] het door DNG in de onder 2.2 aangehaalde e-mail neergelegde aanbod tot het sluiten van een koopovereenkomst heeft aanvaard.
Daarbij zal Agra ook kunnen betrekken of tussen partijen bestaande handelsgebruiken meebrachten dat eventuele telefonische uitlatingen van [Y] door DNG niet redelijkerwijs als voorbehoudloze aanvaarding konden worden opgevat.
Als Agra slaagt in dit tegenbewijs ontvalt de dragende stelling aan de vordering van DNG, behoudens voor wat betreft de vijftien containerladingen waarvan Agra erkent dat zij deze zou leveren.
7.11
Slaagt Agra evenwel niet in bovenbedoeld tegenbewijs, zal de rechtbank -behoudens voor zover tijdens de bewijslevering bijzondere omstandigheden zijn gebleken die tot een ander oordeel moeten leiden- aannemen dat de litigieuze overeenkomst tussen DNG en Agra Ingredients is gesloten zoals door DNG gesteld.
7.12
Vervolgens zal aan de orde komen of en in hoeverre Agra Ingredients is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen tot levering van ten minste vijftien en ten hoogste 56 containerladingen cashews.
Van partijen, eerst DNG, wordt verwacht dat zij in hun conclusie na enquête verduidelijken en specificeren of en, zo ja, in hoeverre Agra Ingredients haar leveringsverplichtingen is nagekomen en wat daarvan in hun visie de gevolgen zijn voor de vordering van DNG.
Van DNG wordt bovendien met oog op het geval dat Agra niet slaagt in het haar opgedragen tegenbewijs verwacht dat zij de gestelde dekkingskopen en de door haar gevorderde schadevergoeding concretiseert en onderbouwt en daarbij voor zoveel nodig ingaat op het tegen de gestelde schadeomvang gevoerde verweer.
7.13
Aan de bij conclusie van repliek door DNG aangekondigde mogelijke eisvermeerdering gaat de rechtbank voorbij nu een daadwerkelijke eisvermeerdering ontbreekt.
7.14
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
voorts in reconventie
7.15
Uit hetgeen hierboven is overwogen in r.o. 7.3 volgt dat niet is voldaan aan de hierboven onder 5.1 genoemde voorwaarde waaronder de vordering van Agra Trading is ingesteld. Dat betekent dat in reconventie slechts de vordering van Agra Ingredients ter beoordeling voorligt.
7.16
DNG heeft het bestaan van de hierboven onder 5.2 genoemde zes facturen en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichting van DNG van in totaal USD 493.351,02 niet betwist. Dat betekent dat, voor zover haar opschortings- en verrekeningsverweer niet slaagt, de vordering van Agra Ingredients tot betaling van dit bedrag voor toewijzing gereed zal liggen.
7.17
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
8 De beslissing
De rechtbank,
in conventie
draagt Agra op het tegenbewijs van de stelling van DNG dat [Y] op 7 september 2007 in een telefoongesprek met [X] het door DNG in de onder 2.2 aangehaalde e-mail neergelegde aanbod tot het sluiten van een koopovereenkomst heeft aanvaard;
bepaalt dat indien Agra dit tegenbewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan;
bepaalt dat de advocaat van Agra binnen twee weken na vonnisdatum aan de rechtbank - sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam - opgave moet doen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in de maanden september tot en met november 2010 en dat de advocaat van DNG binnen dezelfde termijn opgave moet doen van de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in dezelfde periode, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;
bepaalt dat het aan de hand van de opgaven vastgestelde tijdstip, behoudens dringende redenen, niet zal worden gewijzigd;
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan.
Uitgesproken in het openbaar.
901/1885