“67 De associatieovereenkomst heeft echter, zoals uit artikel 2, lid 1, ervan blijkt, tot doel de situatie van Turkse staatsburgers dichter bij de situatie van burgers van de Unie te brengen door geleidelijk het vrije verkeer van werknemers tot stand te brengen en door de beperkingen van de vrijheid van vestiging en van het vrije verrichten van diensten op te heffen.
68 In dit verband bevorderen het in artikel 9 van de associatieovereenkomst neergelegde algemene verbod van discriminatie op grond van nationaliteit en de toepassing van dit verbod op het bijzondere gebied van werknemers overeenkomstig artikel 10 van besluit nr. 1/80, de geleidelijke integratie van Turkse migrerende werknemers en van Turkse staatsburgers die zich verplaatsen om zich te vestigen of diensten aan te bieden in een lidstaat (zie in die zin, voor werknemers, arrest Wählergruppe Gemeinsam, reeds aangehaald, punt 78).
69 Het Koninkrijk der Nederlanden kan het verschil tussen de litigieuze leges en de leges die van burgers van de Unie worden geëist, dus niet rechtvaardigen op grond van de omstandigheid dat Turkse staatsburgers niet op even volledige wijze als burgers van de Unie in aanmerking komen voor het vrije verkeer van werknemers, de vrije vestiging of het vrije verrichten van diensten in de Unie. De Commissie heeft zich terecht op de non-discriminatiebepalingen en op artikel 59 van het aanvullend protocol beroepen om na te gaan of de litigieuze leges de situatie van deze staatsburgers niet op een met de standstillbepalingen strijdige wijze verslechterden in vergelijking met de situatie van burgers van de Unie. ”
2.4.7 Nu ingevolge artikel 5, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wi burgers van de Unie zijn vrijgesteld van de inburgeringsplicht is het opleggen van deze verplichting aan eiseres die de Turkse nationaliteit bezit, in strijd met artikel 9 van de Associatieovereenkomst. Dat geldt eveneens voor artikel 10, eerste lid, van Besluit 1/80, waarin discriminatie uit hoofde van nationaliteit ten opzichte van communautaire werknemers op het gebied van lonen en verdere arbeidsvoorwaarden is verboden.
De rechtbank ziet in navolging van de uitleg van het HvJ EG geen aanleiding om deze bepalingen restrictief uit te leggen. De inburgeringsplicht is een maatregel die van invloed is op de omstandigheden waaronder een Turkse werknemer hier te lande arbeid verricht en verblijft. Het voldoen aan de verplichting tot inburgering en het behalen van een examen vergt immers enige vorm van studie die, op welke manier die ook wordt ingevuld, via een cursus, overdag of ’s avonds, of door middel van zelfstudie, inzet vraagt van tijd en energie die ten koste gaat van andere activiteiten. Bij het niet op tijd behalen van het inburgeringsexamen kan een boete worden opgelegd. Al deze omstandigheden zijn direct of indirect van invloed op de situatie waarin de Turkse werknemer hier te lande verblijft en diens functioneren op de arbeidsmarkt.
Nu het hier gaat om een verplichting die tot stand is gekomen na 1 december 1980, die, zoals hierboven is overwogen, een beperking inhoudt met betrekking tot de toegang tot de werkgelegenheid, geldt bovendien dat het opleggen van de inburgeringsplicht een maatregel is die in strijd is met de standstillbepaling van artikel 13 van Besluit 1/80.