ECLI:NL:RBROT:2010:BN4835
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. van de Ven
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de Raad voor de Kinderbescherming in verzoek tot benoeming van voogdij
In deze zaak heeft de Raad voor de Kinderbescherming te Rotterdam een verzoek ingediend om Bureau Jeugdzorg te belasten met de voogdij over een minderjarige, met het advies om de voogdij te laten uitvoeren door de William Schrikker Jeugdbescherming (WSJ). De rechtbank heeft op 19 juli 2010 de zaak behandeld, waarbij de raad vertegenwoordigd was door mw. Van Dijk, en de moeder bijgestaan werd door haar advocaat mr. G. Crawfurd. De grootmoeder was ook aanwezig, terwijl Bureau Jeugdzorg en de WSJ niet verschenen, ondanks dat zij daartoe behoorlijk waren opgeroepen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder van de minderjarige onbevoegd is tot het gezag en dat de minderjarige niet erkend is. De Raad heeft verzocht om een bereidverklaring van Bureau Jeugdzorg, maar deze verklaring ontbrak. De rechtbank heeft herhaaldelijk de raad in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen, maar dit is niet gebeurd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de bereidverklaring van de WSJ, die op 11 februari 2010 was afgegeven, niet gelijkgesteld kan worden aan de vereiste bereidverklaring van de voorgestelde voogdes, Bureau Jeugdzorg.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de Raad voor de Kinderbescherming niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek, omdat niet aan de wettelijke vereisten is voldaan. De beschikking is gegeven door mr. M. van de Ven, rechter tevens kinderrechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 juli 2010. Tegen deze beschikking staat hoger beroep open, dat binnen drie maanden na de beschikking moet worden ingesteld door een advocaat.