ECLI:NL:RBROT:2010:BN6899

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
988915
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.R.A. Verwoerd
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor plaatsing van een antenne door zendamateur in huurwoning

In deze zaak vorderen eisers, bestaande uit een zendamateur en zijn partner, vervangende toestemming om een dipoolantenne op het dak van hun gehuurde woning te plaatsen. De verhuurster, PWS, verzet zich tegen deze vordering op basis van mogelijke schade aan het dak, het vervallen van de verzekering voor de dakbedekking en de vrees voor storing in telefoon- en televisieverbindingen van andere huurders. Eisers beroepen zich op artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op vrije informatievergaring en -verstrekking waarborgt, en stellen dat de antenne essentieel is voor de hobby van eiser sub 1, die arbeidsongeschikt is en beperkt in zijn mobiliteit.

De kantonrechter overweegt dat de belangen van de verhuurster, zoals het behoud van de architectonische uitstraling van het gebouw en het voorkomen van schade, tegen de belangen van de eisers moeten worden afgewogen. De rechter erkent het belang van eiser sub 1 om zijn hobby uit te oefenen, maar stelt ook dat er alternatieven zijn voor het zenden, zoals internet en telefonie. De rechter concludeert dat er onvoldoende informatie is om een definitieve beslissing te nemen en roept partijen op om aanvullende informatie te verstrekken tijdens een comparitie.

De comparitie is gepland op 17 mei 2010, waarbij partijen hun standpunten verder kunnen toelichten en mogelijk tot een minnelijke regeling kunnen komen. De zaak wordt aangehouden voor verdere beoordeling na deze comparitie.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Locatie Rotterdam
vonnis
in de zaak van
[eiser sub 1],
en
[eiseres sub 2]
beide wonende te [woonplaats],
eisers bij exploot van dagvaarding van 15 mei 2009,
gemachtigde: mr. N. Stolk te Rotterdam,
tegen
de stichting
PATRIMONIUMS WONINGSTICHTING TE DELFSHAVEN,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. H.R. Bos te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiser sub 1] c.s.” respectievelijk “PWS”. Voor zover eisers afzonderlijk worden bedoeld worden zij aangeduid als “[eiser sub 1]”en “[eiseres sub 2]”.
1. Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
- het exploot van dagvaarding met zes producties;
- de conclusie van antwoord met vier producties;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek met twee producties;
- de akte uitlating producties van de zijde van [eiser sub 1] c.s. voor zover deze betrekking heeft op de bij conclusie van dupliek overgelegde producties. De bij deze akte overgelegde producties blijven buiten beschouwing.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken staat tussen partijen – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende vast:
- [eiser sub 1] c.s. huren met ingang van 1 mei 2007 van PWS de woning aan de [adres]. Op de overeenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing. Artikel 13.4 van de voorwaarden luidt als volgt:
“Het beleid dat PWS voert met betrekking tot het verlenen van toestemming en het opleggen van voorwaarden is (onder meer) vastgelegd in de brochure “Zelf Aangebrachte Veranderingen”. Huurder verklaart een exemplaar van deze brochure ontvangen te hebben. PWS stelt aan de bevestiging van (schotel)antennes eveneens voorwaarden. De huurder dient deze voorwaarden bij PWS op te vragen en in acht te nemen indien de huurder zou overwegen een (schotel)antenne aan het gehuurde te bevestigen.”
- Op 1 mei 2007 heeft de heer [eiser sub 1] tevens een ‘Akkoordverklaring voor gebruik/inrichting buitenruimte’ (hierna: akkoordverklaring) ondertekend. Hierin staat dat de huurder verklaart akkoord te gaan met:
Het niet plaatsen van schotelantenne(s) – of andere varianten – te plaatsen op of aan het gehuurde (gevels, balustrades, daken etc.), met welke montagevorm dan ook.
Een alternatieve vorm van plaatsing is slechts mogelijk na schriftelijke aanvraag van de huurder. PWS verstrekt dan de bindende voorwaarden waaronder deze plaatsing is toegestaan. Huurder informeert PWS uiterlijk 3 dagen na plaatsing met een schriftelijke gereedmelding waarbij inspectie mogelijk wordt gemaakt.
Voorts is in deze verklaring vermeld:
Met het ondertekenen van deze verklaring is/zijn huurder volledig op de hoogte gebracht van het feit dat niet nakomen van het gestelde, leidt tot juridische rechtsvervolging waaruit persoonlijke financiële aansprakelijkheid mogelijkerwijs volgt.
- In de ‘Voorwaarden voor plaatsing van een schotel/antenne’ van PWS is onder meer bepaald dat de schotel/antenne niet aan de gevel of op het dak geplaatst mag worden. Een antenne mag enkel binnen de gevellijn op een statief op het balkon worden geplaatst en mag in totaal niet hoger zijn dan 1,80 meter. De huurder dient een aansprakelijkheidverzekering voor de antenne af te sluiten en is verplicht de antenne (tijdelijk) te verwijderen indien onderhoudswerkzaamheden dat eisen.
- [eiser sub 1] c.s. hebben op enig moment zonder toestemming van PWS een antennemast aan de buitenzijde van het gehuurde geplaatst. [eiser sub 1] c.s. zijn bij vonnis in kort geding van 31 maart 2008 veroordeeld om deze te verwijderen in verband met een op handen zijnde renovatie van het dak van het complex waarin het gehuurde zich bevindt.
- Na voltooiing van de renovatie hebben [eiser sub 1] c.s. PWS om toestemming gevraagd om een zogenaamde dipoolantenne (een antennedraad die horizontaal over het dak wordt gespannen) te plaatsen. Dit verzoek is door PWS afgewezen.
3. De vordering
3.1. [eiser sub 1] c.s. hebben verzocht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, vervangende toestemming te verlenen voor het plaatsen van een antennemast aan de buitenzijde van het gehuurde, met veroordeling van PWS in de proceskosten. De door [eiser sub 1] c.s. gewenste dipoolantenne betreft een antennedraad van 2,5 millimeter dik, die tussen twee steunen horizontaal op ongeveer 500 centimeter boven het dak wordt gespannen.
3.2. Aan haar vordering hebben [eiser sub 1] c.s. ten grondslag gelegd dat de antenne essentieel is voor de hobby van [eiser sub 1] als zendamateur. [eiser sub 1] is arbeidsongeschikt en heeft weinig mogelijkheden om naar buiten te gaan. Het zenden is erg belangrijk voor hem, omdat hij op deze manier nog contact met de buitenwereld onderhoudt. Zonder de toestemming om een dipoolantenne te plaatsen – waarbij [eiser sub 1] zijn eisen tot een minimum heeft beperkt – is zijn woongenot onvolledig. Er is geen alternatief voor het plaatsen van een antenne. [eiser sub 1] c.s. erkennen dat, hoewel zij aanvankelijk bezwaar hebben gemaakt, zij de huurovereenkomst en akkoordverklaring hebben ondertekend. Zij stonden destijds ernstig onder druk, omdat zij dringend op zoek waren naar woonruimte.
3.3. [eiser sub 1] c.s. zijn van mening dat het plaatsen van een dipoolantenne geen schade aan het dak meebrengt. Zij zijn daarbij voor schade verzekerd. De antenne is daarnaast niet of nauwelijks zichtbaar, zodat er van ontsiering geen sprake is. [eiser sub 1] c.s. zijn daarbij van mening dat de in groten getale aanwezige schotelantennes voor een ernstigere ontsiering zorgen. Voorts wordt de hobby zendamateur slecht door een zeer klein deel van de bevolking uitgeoefend, waardoor PWS niet hoeft te vrezen voor precedentwerking.
3.4. [eiser sub 1] c.s. hebben op grond van artikel 10 EVRM het recht op vrije informatievergaring en vrije informatieverstrekking. De voorwaarden die PWS stelt aan antennes komen neer op een verkapt verbod. Dat is in strijd met artikel 10 EVRM, zoals onder meer blijkt uit de uitspraken WR 1999/37 en LJN: BC1127.
4.Het verweer
4.1. PWS heeft tegen de eis – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – aangevoerd dat zij een actief beleid voert omtrent (schotel)antennes. PWS heeft geen druk op [eiser sub 1] c.s. uitgeoefend bij het tekenen van de akkoordverklaring. [eiser sub 1] c.s. hebben hun voornemen om een antenne te plaatsen toen ook niet ter sprake gebracht. [eiser sub 1] c.s. dienen zich daarom te houden aan de voorwaarden voor het plaatsen van een antenne.
4.2. PWS is van mening dat artikel 10 EVRM in de onderhavige situatie niet van toepassing is, nu het niet gaat om vrije nieuwsgaring, maar om contact met de buitenwereld. Indien artikel 10 EVRM wel van toepassing is, wegen de belangen van PWS zwaarder dan die van [eiser sub 1] c.s. Het plaatsen van de gewenste antenne doet af aan de architectonische uitstraling van het gebouw. PWS betwist daarbij dat er geen schade zal ontstaan bij het plaatsen van een antenne. Daarnaast zou de garantie die het dakbedekkingsbedrijf geeft door het plaatsen van een antenne komen te vervallen, omdat PWS op grond van de garantievoorwaarden verplicht is “alle maatregelen te nemen of te doen nemen om de schade te beperken of schade te voorkomen”. Ook verhindert een antenne veilig werken op het dak en zou de antenne storing bij andere bewoners kunnen veroorzaken. PWS vreest daarnaast voor precedentwerking.
4.3. PWS voert aan dat [eiser sub 1] c.s. voldoende alternatieven te beschikking staan, zoals het verzenden van informatie als zendamateur via internet, het gebruik van relaisstations, telefonie en diverse internettoepassingen. Tevens hebben [eiser sub 1] c.s. thans een provisorische antenne op het balkon gemonteerd, waardoor de noodzaak van een antenne op het dak niet duidelijk is. PWS heeft ten slotte aangevoerd dat de eis van [eiser sub 1] c.s. veel te ruim geformuleerd is en reeds om die reden afgewezen dient te worden.
5. De beoordeling van het geschil
5.1. Beoordeeld moet worden of PWS in de onderhavige situatie de plaatsing van een antenne mag weigeren. De criteria voor het weigeren van toevoegingen aan het gehuurde, zoals een antenne, staan in artikel 7:215 BW. De antenne dient echter aan de buitenzijde van het gehuurde aangebracht te worden, waardoor op grond van artikel 7:215 lid 6 BW van deze criteria bij overeenkomst kan worden afgeweken. Tussen partijen is niet in geschil dat er aanvullende voorwaarden voor het plaatsen van een antenne zijn overeengekomen. [eiser sub 1] c.s. hebben gesteld dat zij enkel akkoord zijn gegaan, omdat zij dringend om woonruimte verlegen zaten. Uit hun stellingen blijkt echter dat [eiser sub 1] c.s. zich vanwege deze ‘druk’ niet beroepen op bedreiging of misbruik van omstandigheden in de zin van artikel 3:44 BW. De situatie ten tijde van het tekenen van de huurovereenkomst en de akkoordverklaring zal hier verder daarom buiten beschouwing worden gelaten. Nu partijen zijn afgeweken van 7:215 BW, zijn de hierin geformuleerde criteria voor het wijzigen van het gehuurde niet van toepassing. De weigering van PWS om toestemming te verlenen voor de antenne kan wel getoetst worden aan artikel 10 EVRM (zie HR 3 november 1989, NJ 1991, 168).
5.2. PWS heeft aangevoerd dat artikel 10 EVRM in het onderhavige geval niet van toepassing is, nu dit artikel ziet op vrije nieuwsgaring en niet op contact met de buitenwereld. In artikel 10 lid 1 EVRM wordt echter gesproken van de vrijheid om inlichtingen te ontvangen of te verstekken, waaronder ook het zenden en ontvangen van informatie als zendamateur moet worden begrepen. Artikel 10 EVRM is daarom wel van toepassing.
5.3. Voor de beoordeling van de vordering is een belangenafweging vereist. Deze bestaat enerzijds uit het belang van [eiser sub 1] c.s. (het recht op ontvangen en verstrekken van inlichtingen uit artikel 10 lid 1 EVRM) en anderzijds uit belang van derden, die het recht van [eiser sub 1] c.s. op grond van artikel 10 lid 2 EVRM zou kunnen beperken.
5.4. De kantonrechter onderkent het belang van [eiser sub 1] om zijn hobby als zendamateur uit te kunnen oefenen. Hoewel deze hobby niet essentieel geacht kan worden om contact te houden met de buitenwereld – hiervoor staan [eiser sub 1] diverse goede en veelal goedkopere alternatieven tot zijn beschikking – mag aangenomen worden dat het uitoefenen van een hobby gezien zijn beperkte mobiliteit bijdraagt aan het sociaal welzijn van [eiser sub 1]. Nu [eiser sub 1] voor zijn hobby is aangewezen op het zenden en ontvangen van informatie, heeft hij een gerechtvaardigd belang bij naleving van artikel 10 EVRM.
5.5. Hiertegenover staan de belangen van PWS. Zij vreest, kort gezegd, schade aan het dak, een ontsierend effect en precedentwerking. [eiser sub 1] c.s. stelt dat de schade aan het dak minimaal zal zijn, maar zij hebben niet toegelicht waar deze – blijkbaar geringe – schade uit zal bestaan. PWS heeft aangevoerd dat zelfs als er geen schade aan het dak toegebracht zal worden, de garantie van de dakdekker zal vervallen. Hoewel het vervallen van de garantie een reden zou kunnen zijn om de plaatsing van de antenne te weigeren, kan uit de garantievoorwaarden niet zonder meer de conclusie getrokken worden dat door het plaatsen van een antenne de garantie vervalt. [eiser sub 1] c.s. hebben in dat kader gesteld dat medewerkers van het dakdekkersbedrijf verklaard hebben dat het plaatsen van een antenne geen probleem zou opleveren. Tevens is niet duidelijk geworden in hoeverre een en ander door een verzekering van [eiser sub 1] c.s. – door PWS als voorwaarde gesteld – ondervangen zou worden.
5.6. De hiervoor geschetste onduidelijkheden zijn voornamelijk het gevolg van het feit dat niet helder is wat de plaatsing van de antenne exact inhoudt. Uit de dagvaarding blijkt dat het enkel gaat om een horizontaal gespannen draad van 2,5 millimeter dikte die tussen twee steunen gespannen wordt. Thans is echter niets bekend over de wijze van bevestigen aan het dak of over de lengte van de overspanning. Tevens is het de kantonrechter niet duidelijk of de antennedraad daadwerkelijk 500 centimeter (5 meter) boven het dak gespannen moet worden, zoals in de dagvaarding is vermeld. Productie 5 bij de dagvaarding brengt hierin weinig verheldering. Ook is niet duidelijk of de gewenste antenne storing in het televisie- of telefoonsignaal bij buurtbewoners kan veroorzaken.
5.7. Door het gebrek aan concrete informatie kan nu niet beoordeeld worden of er een reële kans op schade is en of de antenne eenvoudig weer verwijderd kan worden voor werkzaamheden, zoals door PWS in de voorwaarden is opgenomen. Evenmin kan beoordeeld worden in hoeverre de antenne zichtbaar zou zijn vanaf de straat en voor buurtbewoners. Dit is van belang voor de vraag in hoeverre er sprake is van een ontsierend effect.
5.8. De kantonrechter onderkent het belang van PWS bij het handhaven van haar beleid en het voorkomen van precedentwerking. Het is begrijpelijk dat PWS een eenduidig beleid wil voeren. De belangenafweging in het kader van artikel 10 EVRM brengt echter met zich dat de omstandigheden ertoe kunnen nopen dat het beleid van PWS, dat naar de formulering overigens sterkt gericht lijkt op schotelantennes en niet op de relatief kleine groep zendamateurs, in deze concrete situatie niet gehandhaafd kan worden. Op dit moment beschikt de kantonrechter echter over te weinig gegevens om deze belangenafweging te kunnen maken.
5.9. In de belangenafweging dienen voorts de alternatieven die [eiser sub 1] tot zijn beschikking staan te worden meegewogen. Het gaat daarbij, zoals hiervoor overwogen, over het uitoefenen van zijn hobby als zendamateur. De door PWS genoemde gebruikelijke communicatiemiddelen – telefoon, e-mail en audiovisuele communicatie via internet zoals met het programma Skype – vormen daarvoor geen serieus alternatief. Minder duidelijk is dat echter voor door PWS genoemde mogelijkheid om als zendamateur via internet of door middel van een relaisstation te zenden. [eiser sub 1] c.s. hebben zich hier nog niet over uitgelaten. Verder is niet duidelijk of het plaatsen van een antenne op het balkon (met inachtneming van de door PWS gestelde voorwaarden) een alternatief is, nu op het balkon kennelijk door [eiser sub 1] c.s. een provisorische antenne is geplaatst. De rechtmatigheid van deze (provisorische) antenne is verder geen onderwerp van geschil in deze procedure, maar dient wel besproken te worden in het kader van de mogelijke alternatieven voor een antenne op het dak.
5.10. Gelet op de verschillende onduidelijkheden, acht de kantonrechter acht het gewenst de zaak met partijen te bespreken, zodat partijen de nodige informatie kunnen verstrekken. Deze comparitie van partijen kan tevens worden benut voor het beproeven van een minnelijke regeling.
5.11. [eiser sub 1] c.s. worden verzocht om voorafgaand aan de comparitie van partijen de volgende vragen schriftelijk te beantwoorden:
a. Hoe moet de gewenste antenne op het dak worden gemonteerd en welke schade aan het gebouw brengt dat met zich?
b. Wat zijn de afmetingen van de gewenste antenne?
c. Zou een dergelijke antenne storing kunnen veroorzaken in bijvoorbeeld het telefoon- of televisiesignaal van andere bewoners van het complex?
d. Is een dergelijke antenne, wanneer werkzaamheden aan het dak dat eisen, eenvoudig en zonder noemenswaardige kosten en of schade te verwijderen?
e. Is een antenneconstructie op het balkon (met inachtneming van de door PWS gehanteerde voorwaarden) een mogelijk alternatief voor een antenne op het dak?
f. Is het uitoefenen van de hobby als zendamateur via internet of via een relaisstation, zoals gesteld door PWS, een mogelijk alternatief voor een antenne op het dak?
5.12. [eiser sub 1] c.s. dienen hun beantwoording uiterlijk tien dagen vóór de comparitiedatum aan de kantonrechter en PWS te doen toekomen. PWS mag hierop reageren en haar reactie uiterlijk drie dagen vóór de comparitiedatum aan de kantonrechter en [eiser sub 1] c.s. te doen toekomen. PWS wordt tevens verzocht om haar stelling dat de hiervoor genoemde garantieregeling zal vervallen, nader toe te lichten.
5.13. Indien één van de partijen verhinderd is op de op de in de beslissing bepaalde datum, dient deze partij dit uiterlijk één week vóór de zitting aan de kantonrechter onder opgave van redenen te berichten, onder vermelding van de zittingsdatum en het zaaknummer. Daarbij dient opgave gedaan te worden van de verhinderdata van beide partijen voor de komende drie maanden.
5.14. Iedere verdere beslissing zal worden aanhouden.
6. De beslissing
De kantonrechter, alvorens verder te beslissen,
bepaalt dat elk van partijen (in persoon of behoorlijk vertegenwoordigd en desgewenst met haar gemachtigde) op maandag 17 mei 2010 om 11:00 uur zal verschijnen ter zitting van de kantonrechter mr. J.R.A. Verwoerd voor het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een minnelijke regeling. De zitting zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw, Wilhelminaplein 100 te Rotterdam (melden in het rode gebouw B);
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R.A. Verwoerd en uitgesproken ter openbare terechtzitting.