ECLI:NL:RBROT:2010:BN7772

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
293732 / HA ZA 07-2589
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval op kruising tussen vrachtauto en bus met onzorgvuldig rijgedrag

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, betreft het een verkeersongeval dat plaatsvond op 15 juni 2004 op de kruising van de Schiedamsedijk met de Rijksweg A4 te Vlaardingen. De betrokken partijen zijn Romers Transport B.V., eiseres, en RET N.V. en een tweede gedaagde, die gezamenlijk als RET c.s. worden aangeduid. De rechtbank Rotterdam heeft op 14 juli 2010 uitspraak gedaan in deze zaak, die onder nummer 293732 / HA ZA 07-2589 is geregistreerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de buschauffeuse, gedaagde sub 2, haar rijgedrag niet voldoende had aangepast aan de omstandigheden. Ondanks dat zij een wit verkeerslicht had, had zij moeten controleren of de kruising vrij was voordat zij deze oprijdt. De rechtbank oordeelt dat de buschauffeuse onvoldoende heeft opgelet op verkeer dat haar rijrichting kon kruisen, wat heeft geleid tot de aanrijding met de vrachtauto van Romers Transport. De rechtbank heeft ook overwogen dat de vrachtautochauffeur mogelijk onrechtmatig heeft gehandeld door niet voldoende voorrang te verlenen aan de bus.

De vordering van Romers Transport, die schadevergoeding eiste van € 63.138,51, werd gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gemeente Vlaardingen niet aansprakelijk was, omdat deze niet was gedagvaard. De rechtbank heeft de aansprakelijkheid van RET c.s. beoordeeld en vastgesteld dat de buschauffeuse onzorgvuldig heeft gehandeld, wat heeft bijgedragen aan de schade. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere beoordeling van de schadeposten en de onderbouwing daarvan.

De uitspraak benadrukt de verplichting van bestuurders om in het verkeer de vereiste zorgvuldigheid in acht te nemen, ongeacht de verkeerslichten. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere conclusies en beslissingen over de schadevergoeding.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaaknummer / rolnummer: 293732 / HA ZA 07-2589
Uitspraak: 14 juli 2010
Vonnis van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROMERS TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Rozenburg,
eiseres,
advocaat mr. E.J. Eijsberg,
tegen
1. de naamloze vennootschap RET N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te Rotterdam,
gedaagden,
advocaat mr. R.W. van Harmelen,
Eiseres zal hierna Romers Transport genoemd worden.
Gedaagden zullen hierna afzonderlijk RET NV en [gedaagde sub 2] en gezamenlijk RET c.s. genoemd worden.
1. Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 9 oktober 2007 en de daarbij overgelegde producties;
- akte wijziging eis, tevens inbreng volledig proces-verbaal, met producties;
- incidentele conclusie tot voeging tevens conclusie van antwoord, met producties;
- vonnis van deze rechtbank d.d. 17 september 2008 waarbij de zaak is gevoegd met
de zaak 288968 / HA ZA 07-1881;
- akte wijziging eis, met productie;
- conclusie van antwoord in incident tot voeging, tevens conclusie van repliek, met
productie;
- conclusie van dupliek.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen – voor zover van belang – het volgende vast:
2.1. Op 15 juni 2004 heeft omstreeks 11.30 uur een ongeval plaatsgevonden op de kruising van de Schiedamsedijk met de westelijke op- en afrit van de Rijksweg A4 te Vlaardingen (hierna: de kruising). De kruising was voorzien van een automatisch werkende en verkeers¬¬afhan¬kelijke verkeerslichten¬installatie waarbij het verkeersaanbod op de kruising werd gemeten door middel van in het wegdek aangebrachte detectieapparatuur.
2.2. Bij het ongeval waren betrokken [bestuurder I] als bestuurder van een aan Romers Transport in eigendom toebehorende vrachtauto, te weten een als kipper uitgevoerde GINAF G 5450 met kenteken [...], en [gedaagde sub 2] als bestuurster van een bus, te weten een Den Oudsten Alliance City met kenteken [...].
Ten tijde van de aanrijding was de bus eigendom van de (gemeentelijke dienst RET van de) gemeente Rotterdam.
De vrachtautochauffeur reed over de Schiedamsedijk, komende uit de richting van de Vlaardingerdijk te Schiedam en rijdende in de richting van Vlaardingen.
[gedaagde sub 2] reed over de parallel aan de Schiedamsedijk gelegen busbaan, komende uit de richting van station Vijfsluizen te Schiedam en rijdende in de richting van de Mr. L.A. Kesperweg te Vlaardingen. Op de kruising reed de vrachtautochauffeur rechtsaf teneinde de Rijksweg A4 op te kunnen rijden. [gedaagde sub 2] reed rechtdoor op de kruising. Op het kruisingsvlak is het tot een botsing tussen beide voertuigen gekomen als gevolg waarvan [gedaagde sub 2] en een aantal inzittenden van de bus (letsel-)schade hebben geleden. Voorts is door de botsing aan zowel de vrachtauto als de bus schade ontstaan.
2.3. Ten tijde van het ongeval was de verkeerslichteninstallatie op de kruising in werking. Het voor de bij de aanrijding betrokken bus bestemde verkeerslicht, een zogenaamd negenoog, had nummer 42. Het voor de vrachtwagen bestemde verkeerslicht voor rechtsafslaand verkeer richting de westelijke oprit Rijksweg A4 had nummer 01.
Dit verkeerslicht deed er 7 seconden over om vanuit groen, via geel, over te schakelen naar rood licht waarna een ontruimingstijd van 4 seconden werd gehanteerd.
De minimale periode tussen het begin van de groentijd van het verkeerslicht 01 en het begin van de wittijd van het verkeerslicht 42 bedroeg dus in totaal 11 seconden.
Een wit licht uitstralend verkeerslicht 42 betekent dat de bus de kruising mag oprijden.
2.4. Naar aanleiding van het ongeval heeft de politie Rotterdam Rijnmond een proces-
verbaal opgemaakt.
2.5. Met ingang van 1 januari 2007 is het gemeentelijk vervoerbedrijf RET verzelfstandigd.
2.6. In opdracht van de raadsman van Romers Transport is op 16 februari 2007 door ir. J.J.A. Fitters van Ongevallen Analyse Nederland (hierna: Fitters) een rapport terzake het ongeval opgesteld. Op 23 april 2008 is in opdracht van de gemeente Rotterdam door ing. N.L. Bosscha van Bosscha Ongevallenanalyse B.V. (hierna: Bosscha) terzake het ongeval een rapport opgemaakt.
3. Het geschil
3.1. De gewijzigde eis luidt dat de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, RET c.s. alsmede de gemeente Vlaardingen hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 63.138,51, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. Romers Transport heeft aan haar vordering het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde sub 2] heeft als bestuurster van de bus onrechtmatig jegens Romers Transport gehandeld. Zij heeft het onderhavige ongeval en daarmee de schade veroorzaakt. [gedaagde sub 2] heeft, hoewel duidelijk waarneembaar, nagelaten te letten op verkeer dat haar rijrichting zou kunnen kruisen en is met onverminderde snelheid de kruising opge¬reden. Zij had haar snelheid niet zodanig geregeld dat zij de bus tot stilstand kon laten komen binnen de afstand waarover de weg vrij en te overzien was. Door aldus te handelen heeft [gedaagde sub 2] in strijd gehandeld met artikel 5 WVW, artikel 40 RVV 1966 en artikel 19 RVV 1990. Op [gedaagde sub 2] rustte daarnaast een verhoogde zorg(vuldigheids)plicht omdat zij bestuurster was van een voor het vervoer van personen ingericht voertuig.
Nu [gedaagde sub 2] het onderhavige ongeval heeft veroorzaakt, dient de dienten¬gevolge geleden schade door haar te worden vergoed. Aangezien RET NV de rechtsopvolgster is van de gemeentelijke dienst RET is RET NV als (opvolgend) werkgeefster van [gedaagde sub 2] ingevolge artikel 6:170 lid 1 BW aansprakelijk voor de door Romers Transport geleden schade.
De schade is als volgt opgebouwd:
Omzetderving: € 21.181,50 (excl. BTW)
Schade aan de vrachtauto: € 30.500,-- (excl. BTW)
Aanvullende schade: € 7.432,50 (excl. BTW)
3.3. RET c.s. voeren hiertegen het volgende aan.
Betwist wordt dat [gedaagde sub 2] niet heeft gelet op verkeer dat haar rijrichting zou kunnen kruisen en dat zij haar snelheid niet zou hebben verminderd voordat zij de kruising opreed. Niet [gedaagde sub 2] maar de vrachtautochauffeur heeft onrechtmatig gehandeld. Hij is door rood licht gereden. Voor zover wordt geoordeeld dat (ook) de vrachtautochauffeur met groen licht is weggereden, dan diende hij op grond van artikel 18 lid 1 RVV 1990 als rechtsafslaand verkeer de rechtdoorgaande bus voorrang te verlenen. Dit heeft hij niet gedaan. Voorts had de vrachtautochauffeur op grond van artikel 15 lid 1 RVV 1990 de bus, die voor hem van rechts kwam, voor moeten laten gaan. Ook dit heeft hij nagelaten. De vrachtautochauffeur heeft bovendien de zich op het wegdek (waar hij reed) bevindende haaientanden genegeerd en aldus geen voorrang aan de bus verleend. De vrachtautochauffeur had er rekening mee moeten houden dat nadat hij bij groen licht wegreed, er sprake zou kunnen zijn van conflicterend verkeer op de kruising. Hij heeft onzorgvuldig gereden door de kruising op te rijden zonder, althans te laat, te kijken naar rechts richting de busbaan. De vrachtauto¬chauffeur wist, althans behoorde te weten, dat een zware vrachtauto er lang over doet om vanuit stilstand bij een verkeerslicht weg te rijden. Derhalve had hij er rekening mee moeten houden dat de ontruimingstijd voor hem wel eens (te) kort zou kunnen zijn.
Voor zover wordt geoordeeld dat [gedaagde sub 2] onrechtmatig heeft gehandeld, is de door Romers Transport geleden schade mede een gevolg van de omstandigheid dat de vrachtautochauffeur op onzorgvuldige wijze heeft deelgenomen aan het verkeer hetgeen hem, althans Romers Transport, kan worden toegerekend. Allianz, de WAM-verzekeraar van de vrachtauto, heeft voor 40 % aansprakelijkheid voor de aanrijding erkend.
Ten slotte wordt de omvang van de schade betwist.
4. De beoordeling
4.1. Aangezien Romers Transport de gemeente Vlaardingen in de onderhavige procedure niet heeft gedagvaard, dient de jegens de gemeente Vlaardingen ingestelde vordering reeds hierom te worden afgewezen.
4.2. De rechtbank acht de eiswijzigingen, waartegen RET c.s. geen bezwaar hebben gemaakt, niet in strijd met de eisen van een goede procesorde en zal mitsdien recht doen op de gewijzigde eis.
4.3. RET c.s. hebben bij conclusie van antwoord aangevoerd dat Romers Transport niet ontvankelijk is in haar vordering jegens RET NV. Romers Transport heeft dit bij conclu¬sie van repliek gemotiveerd weersproken. Vervolgens hebben RET c.s. bij conclusie van dupliek aangevoerd dat zij hun stellingen dat ten tijde van de aanrijding RET NV nog niet bestond, de bus toen eigendom was van de (gemeentelijke dienst van de) gemeen¬te Rotterdam en [gedaagde sub 2] ten tijde van de aanrijding in dienst was van de gemeente Rotterdam, handhaven, doch dat zij om hen moverende redenen hun hierop gegronde niet-ontvankelijkheidsverweer niet handhaven.
Gelet hierop gaat de rechtbank er vanuit dat Romers Transport in haar vordering jegens RET NV ontvankelijk is.
4.4. Ter beoordeling staat de vraag of RET c.s. aansprakelijk zijn voor de schade die Romers Transport heeft geleden als gevolg van de aanrijding op 15 juni 2004 en, zo ja, of RET c.s. uit dien hoofde een bedrag van € 63.138,51 aan Romers Transport dienen te betalen.
De rechtbank stelt vast dat voor de beoordeling van de vraag of [gedaagde sub 2] onrechtmatig jegens Romers Transport heeft gehandeld niet relevant is of, zoals RET c.s. stellen, de vrachtautochauffeur door rood licht is gereden. In dit kader dient allereerst het eigen handelen van [gedaagde sub 2] uitgangspunt te zijn. Het (primaire) verweer van RET c.s. zal daarom eerst aan de orde komen bij de vraag of er sprake is van eigen schuld van de vrachtautochauffeur.
4.5. Uit de door partijen in het geding gebrachte stukken, waaronder met name de foto’s van de verkeerssituatie ter plaatse, blijkt dat, bezien vanuit de richting waarvandaan [gedaagde sub 2] reed, het zicht op de kruising goed was.
Fitters heeft in zijn rapport d.d. 16 februari 2007 aangegeven dat [gedaagde sub 2] vanaf het moment dat zij onder het viaduct van de A4 vandaan kwam de aanvankelijk stilstaande en later wegrijdende vrachtauto in principe voortdurend had kunnen zien en dat zij de aanrijding had kunnen voorkomen indien zij direct was gaan remmen op het moment dat de vrachtauto in beweging kwam. Omdat het de vraag is of een dergelijke reactie al op dat moment van haar had mogen worden verwacht, had zij in ieder geval uiterlijk ongeveer 2,4 á 2,5 seconden voor de botsing c.q. ongeveer 24 meter voor de baan van de vrachtauto moeten gaan reageren om de bus nog net daarvoor tot stilstand te kunnen brengen, aldus Fitters.
Bosscha heeft in zijn rapport d.d. 23 april 2008 geconcludeerd dat op het moment dat [gedaagde sub 2] het punt voorbij reed waarop zij nog vóór het kruisingsvlak tot stilstand had kunnen komen, het in haar waarneming nog (steeds) mogelijk zou zijn geweest dat de vrachtauto vóór de busbaan tot stilstand had kunnen komen en deze daardoor voor haar nog geen (directe) bedreiging vormde.
4.6. Volgens het door de politie opgemaakte proces-verbaal heeft [gedaagde sub 2] op 15 juni 2004 het volgende aan de politie verklaard:
"Ter hoogte van de kruising gekomen alwaar de aanrijding heeft plaatsgevonden reed ik ongeveer 40-45 km per uur. […] Op de kruising gekomen met de oprit naar de Rijksweg A4 richting de Beneluxtunnel reed ik dan ook de kruising op, om mijn weg te vervolgen richting station Vlaardingen Oost. Ik keek daarbij naar rechts, in de richting van de oprit en de afrit van de Rijksweg A4 Vlaardingen Oost. Ik heb dan ook niets gezien van de linker kant. Plotseling zag ik een blauwe flits van links en draaide ik mijn stuur naar de rechterkant om het aankomende voertuig te ontwijken. Ik wist nog niet wat het was, omdat alles zo snel ging. Nadat ik mijn stuur naar rechts had gedraaid, voelde ik dat de bus van de linkerkant geraakt werd. […] Nadat ik de klap tegen de linkerkant van de bus voelde, voelde ik ook een klap aan de voorzijde van de bus. Vervolgens was de bus tot stilstand gekomen en keek ik in de bus. […] Ik heb daarop de deuren geopend, zodat de passagiers de bus uit konden gaan. De twee deuren achter gingen open en de deur aan de voorzijde kon niet meer open. Ik keek daarop naar het voertuig dat mijn bus had geraakt en zag dat de bus was geraakt door een vrachtwagen."
Uit deze verklaring kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat [gedaagde sub 2] bij het naderen van de kruising, mede doordat zij naar rechts keek richting de op- en afrit van de Rijksweg A4, niet naar links gekeken heeft en derhalve niet naar het eventuele vanuit die richting komende en naderende verkeer. Voorts kan daaruit worden afgeleid dat [gedaagde sub 2] de vrachtauto eerst kort voor de aanrijding heeft waargenomen op een moment dat zij de bus niet meer tijdig tot stilstand kon brengen, althans een aanrijding niet meer kon voorkomen.
4.7. RET c.s. hebben onder verwijzing naar de in het proces-verbaal opgenomen getuigenverklaringen van [getuigege I], [getuigege II] en [getuige III] aangevoerd dat
[gedaagde sub 2], anders dan zij zich kan herinneren, wél naar links heeft gekeken, de vrachtauto heeft gezien en door middel van claxonneren geprobeerd heeft een aanrijding te voorkomen. Voorts hebben zij aangevoerd dat [gedaagde sub 2] niet hard reed, dat zij vóór de botsing heeft geremd en dat zij naar rechts heeft gestuurd teneinde de vrachtauto te ontwijken.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit deze getuigenverklaringen niet worden afgeleid dat de bestuurster van de bus naar links heeft gekeken en op welk moment zij dat heeft gedaan. Voorts kan daaruit niet worden afgeleid dat en op welk moment zij haar snelheid heeft aangepast en op welk moment zij geclaxoneerd en geremd heeft. De rechtbank is voorts van oordeel dat het feit dat getuige [...] heeft verklaard dat de bus wat zachter reed toen deze het verkeerslicht naderde, niet wordt ondersteund door de andere getuigenverklaringen. Integendeel, getuige [...] heeft dienaangaande verklaard: "Ik voelde dat de bus snel reed, vergeleken met de andere bussen waarin ik gezeten heb" en [getuige III] heeft verklaard: "Ik wil u nog verklaren dat naar mijn mening de buschauffeuse erg hard reed."
4.8. Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde sub 2] haar rijgedrag onvoldoende had aangepast aan de omstandigheden ter plaatse. Zij is de kruising met een onvoldoende aangepaste snelheid genaderd en heeft onvoldoende opgelet op het verkeer dat haar rijrichting zou kunnen kruisen. Nu het te dezen ging om een overzichtelijke kruising en [gedaagde sub 2] derhalve, als zij tijdig naar links zou hebben gekeken, had kunnen zien dat de vrachtauto wegreed bij het voor hem bestemde verkeerslicht en de kruising wilde opdraaien, had zij rekening moeten houden met de mogelijkheid dat de vrachtauto haar geen voorrang zou verlenen en zou doorrijden. Gelet hierop had [gedaagde sub 2] haar snelheid moeten verminderen zodat zij, indien nodig, de bus tijdig tot stilstand zou kunnen brengen en daarmee een aanrijding zou kunnen voorkomen. De omstandigheid dat het voor de bus bestemde verkeerslicht wit licht uitstraalde toen [gedaagde sub 2] de kruising naderde doet aan het vorenstaande niet af. Die omstandigheid ontsloeg haar immers niet van haar verplichting om in het verkeer de vereiste zorgvuldigheid in acht te nemen en derhalve een kruising niet op te rijden voordat gecontroleerd is of deze daadwerkelijk vrij is en daarbij rekening te houden met eventuele fouten van andere weg¬gebruikers, zoals het negeren van een rood verkeerslicht.
4.9. Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat Romers Transport [gedaagde sub 2] terecht onzorgvuldig verkeersgedrag verwijt.
De vraag is vervolgens of ook de vrachtautochauffeur onzorgvuldig heeft gehandeld en dus of er sprake is van eigen schuld aan de zijde van Romers Transport. RET c.s. hebben immers aangevoerd dat het onderhavige ongeval (mede) is veroorzaakt doordat de vrachtautochauffeur onrechtmatig heeft gehandeld. Derhalve dient thans te worden beoordeeld of de vrachtautochauffeur door rood is gereden dan wel, indien dat niet het geval is en er vanuit moet worden gegaan dat beide voertuigen groen/wit licht hadden, hij ten onrechte geen voorrang aan de bus heeft verleend en/of onvoorzichtig de kruising is opgere¬den.
4.10. RET c.s. hebben onder verwijzing naar de rapportage d.d. 23 april 2008 van Bosscha aangevoerd dat de vrachtautochauffeur niet bij groen licht kan zijn weggereden en dus door rood is gereden. Zij hebben hun stelling als volgt toegelicht.
De inmelding van de bus op de detectielus, die zich op een afstand van 217 á 221 meter voor de stopstreep bevindt, heeft er voor gezorgd dat het verkeerslicht voor de vrachtauto op rood is blijven staan en dus niet, zoals de vrachtautochauffeur heeft verklaard, van rood op groen is gesprongen. De inmelding van de bus op de detectielus heeft er voorts toe geleid dat de bus ruim vóór de botsing wit licht kreeg, hetgeen bevestigd wordt door de verklaring van de buschauffeuse en die van de inzittenden van de bus. Een en ander betekent dat de vrachtauto wel bij rood licht moet zijn weggereden, aldus nog steeds RET c.s.
4.11. De rechtbank overweegt het volgende.
De onderhavige zaak is gevoegd met die welke bij de rechtbank onder zaak-/rolnummer 288968 / HA ZA 07-1881 aanhangig is. In verband met die zaak is de rechtbank ambtshalve bekend geworden met de daarin overgelegde brief van 14 mei 2009 van City Tec B.V. waarin is aangegeven dat verkeerslicht 01 – bij wijze van uitzondering – ondanks de businmelding toch nog kon overschakelen op groen licht indien verkeerslicht(en) 10 en/of 12 groen was (waren) op het moment dat de businmelding plaatsvond én de garantie groentijd van die verkeerslicht(en), die 5 seconden bedraagt, nog niet was verstreken. Voorts is de rechtbank in verband met vorenbedoelde zaak ambtshalve bekend geworden met de daarop door Fitters bij brief van 26 juni 2009 gegeven reactie alsmede met de brief van 27 januari 2010 van Bosscha, zijnde een reactie op de brief van 14 mei 2009 van City Tec B.V. en de brief van 26 juni 2009 van Fitters.
4.12. Gezien het vorenstaande acht de rechtbank het van belang dat voor de verdere beoordeling van de onderhavige zaak de brief van 14 mei 2009 van City Tec B.V., de brief van 26 juni 2009 van Fitters en de brief van 27 januari 2010 van Bosscha in het geding worden gebracht. Voorts acht de rechtbank het van belang dat ook de brief van [X] d.d. 8 augustus 2008, waarnaar zowel Bosscha als Fitters verwijzen in hun laatste reacties, in het geding wordt gebracht. De rechtbank zal RET c.s. in de gelegenheid stellen bij conclusie na tussenvonnis voornoemde stukken in het geding te brengen en zich daarbij uit te laten over de mogelijke gevolgen van die stukken voor de onderhavige zaak.
Romers Transport zal in de gelegenheid worden gesteld daarop bij antwoordconclusie te reageren.
4.13. De rechtbank zal in het navolgende om proceseconomische redenen reeds ingaan op de door Romers Transport gestelde (omvang van de) schade.
Schade vrachtauto € 30.500,-- (excl. BTW)
4.14. Volgens RET c.s. dienen de gevolgen van de door Romers Transport gemaakte keuze om geen cascoverzekering af te sluiten voor haar eigen rekening te komen. Dit verweer faalt nu op Romers Transport, zoals ook door RET c.s. is erkend, geen (wettelijke) verplichting rust om een cascodekking af te sluiten voor de vrachtauto.
Uit de door Romers Transport als producties 2 en 3 bij dagvaarding overgelegde bescheiden blijkt dat de schade terzake de bij de aanrijding betrokken vrachtauto € 30.500,-- (excl. BTW) bedraagt. Nu RET c.s. dit bedrag niet, althans onvoldoende, hebben betwist, staat deze schadepost ad € 30.500,-- (excl. BTW) naar het oordeel van de rechtbank vast.
Omzetderving € 21.181,50 (excl. BTW)
4.15. Romers Transport heeft voor dit onderdeel van haar vordering verwezen naar de rapportage van CED Bergweg B.V. d.d. 9 juli 2008 welke zij bij akte wijziging eis d.d.
1 oktober 2008 in het geding heeft gebracht. Bij conclusie van dupliek, onder de punten 67 tot en met 76, hebben RET c.s. die rapportage gemotiveerd betwist.
Aangezien Romers Transport op die betwisting nog niet heeft kunnen reageren, zal de rechtbank haar in de gelegenheid stellen bij vorenbedoelde antwoordconclusie daarop te reageren.
Aanvullende schade € 7.432,50 (excl. BTW)
4.16. Romers Transport heeft ter onderbouwing van deze schadepost verwezen naar het als productie 3 bij dagvaarding overgelegde schadeoverzicht d.d. 22 juni 2005. Volgens Romers Transport wordt het bedrag van € 7.432,50 (excl. BTW) verkregen door de bovenste 7 getallen die in dit overzicht staan vermeld bij elkaar op te tellen. RET c.s. betwisten deze schade en voeren aan dat een deugdelijke onderbouwing van dit bedrag ontbreekt.
4.17. Aangezien de in voornoemd overzicht vermelde bedragen bij de schadeposten "Coördinatie berging auto door bedrijfsleiding ter plaatse", "Kraanauto 6x6 t.b.v. overladen vracht in vervangende auto i.v.m. berging", "Vervangende auto t.b.v. wegen (i.o.v. politie) en afvoeren vracht", "Monteur met servicebus om beschadigde auto tranportgereed te maken" en "Dieplader t.b.v. opladen schadeauto en vervoer naar dealer" niet, althans onvoldoende, zijn gespecificeerd, zal de rechtbank Romers Transport in de gelegenheid stellen die schadeposten bij vorenbedoelde antwoordconclusie nader te specificeren, een en ander zoveel mogelijk onderbouwd aan de hand van relevante stukken.
Voorts zal Romers Transport in de gelegenheid worden gesteld de onderliggende facturen met betrekking tot de in het overzicht genoemde schadeposten "Takelwagen en autotransporter Steenhoven" en "Kosten schoonmaken wegdek volgens opgave Rijkswaterstaat", ten aanzien waarvan naar niet nader aangeduide bijlagen wordt verwezen, bij vorenbedoelde antwoordconclusie in het geding te brengen. RET c.s. mogen hierop bij akte na tussenvonnis reageren.
4.18. De rechtbank houdt iedere (verdere) beslissing aan.
5 De beslissing
De rechtbank,
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 18 augustus 2010 voor een conclusie na tussenvonnis aan de zijde van RET c.s. zoals hierboven weergegeven onder 4.12 waarop Romers Transport bij antwoordconclusie kan reageren zoals hierboven weergegeven onder 4.12, 4.15 en 4.17 en bepaalt dat RET c.s. hierop bij akte na tussenvonnis kunnen reageren zoals hierboven weergegeven onder 4.17;
houdt iedere (verdere) beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2010.?