zaaknummer / rolnummer: 360649 / KG ZA 10-793
Vonnis in kort geding van 21 september 2010
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KOMKIDS B.V.,
gevestigd te Schiedam,
eiseres,
advocaat mr. P. de Vries-Roetman,
[gedaagde],
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. E.H.P. Dingenouts.
Partijen zullen hierna Komkids en [gedaagde ] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 18 augustus 2010
- de producties van Komkids
- de producties van [gedaagde ]
- de pleitnota van mr. De Vries-Roetman
- de pleitnota van mr. Dingenouts.
1.2. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht tijdens de mondelinge behandeling d.d. 7 september 2010.
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. In dit kort geding merkt de voorzieningenrechter de navolgende – voor de onderhavige beoordeling van belang zijnde – feiten als tussen partijen vaststaand aan.
2.2. Op 6 mei 2010 heeft de Rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam vonnis gewezen in de zaak, bekend onder zaak- en rolnummer 1099480 / VV EXPL 10-133.
Voor zover thans relevant luidt de beslissing als volgt.
‘De kantonrechter, rechtdoende bij wege van voorlopig voorziening,
(…)
A. veroordeelt KomKids om aan [gedaagde ] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
- het achterstallig loon over de periode van 1 januari tot en met 2 februari 2010 en van 17 februari tot en met 2 maart 2010, uitgaande van een bruto maandsalaris ad € 1.331,33, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625BW ad 20% over het totaalbedrag;
- (…)
B. veroordeelt KomKids binnen 7 dagen na dit vonnis een deugdelijke bruto-netto specificatie te verstrekken aan [gedaagde ], een en ander op straffe van een dwangsom van € 50,00 per loonstrook voor elke dag dat KomKids in gebreke mocht blijven aan zodanige veroordeling geheel of gedeeltelijk te voldoen’
2.3. Op dinsdag 11 mei 2010 heeft Komkids aan de advocaat van [gedaagde ] per e-mail salarisstroken betreffende de maanden januari tot en met april 2010 toegezonden.
2.4. Op 2 juli 2010 heeft [gedaagde ] executoriaal derdenbeslag doen leggen onder ING Bank N.V. In de opsomming van hetgeen [gedaagde ] krachtens het vonnis van de Rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam d.d. 6 mei 2010 van Komkids te vorderen heeft, staat onder meer:
‘5. verbeurde dwangsommen, berekend tot en met 2 juli 2010, bedragende € 5.700,00 (netto)’
2.5. Bij exploit van 6 augustus 2010 heeft de deurwaarder Komkids op verzoek van [gedaagde ] onder meer bevel gedaan:
‘Om binnen twee dagen na genoemde datum, tegen bewijs van kwijting te betalen terzake van verbeurde en opeisbare dwangsommen het bedrag ad EUR 10.500,00’
en aangezegd dat [gedaagde ] bij niet, niet tijdige en/of niet behoorlijke betaling zal overgaan tot tenuitvoerlegging van het vonnis van 6 mei 2010.
2.6. Voor zover het in 2.4 genoemde bedrag van EUR 5.700,- (netto) nog niet rechtstreeks door Komkids was voldaan, heeft ING Bank N.V. dit bedrag aan [gedaagde ] uitgekeerd, waarna het beslag is komen te vervallen.
3.1. Na wijziging van de eis ter zitting vordert Komkids dat de voorzieningenrechter:
1. de door [gedaagde ] gevorderde dwangsommen zal opheffen, dan wel op nihil stellen;
2. [gedaagde ] zal veroordelen tot terugbetaling van de reeds geïncasseerde dwangsommen;
3. [gedaagde ] zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2. Het verweer van [gedaagde ] strekt tot afwijzing van de vorderingen van Komkids.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Wat betreft de hiervoor in punt 3.1 sub 1 vermelde vordering tot opheffing dan wel nihil stelling van de opgelegde dwangsommen overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Krachtens artikel 611d Rv kan de rechter die een dwangsom heeft opgelegd deze dwangsom onder meer opheffen in geval van blijvende of tijdelijk, gehele of gedeeltelijke onmogelijkheid voor de veroordeelde om aan de hoofdveroordeling te voldoen. In onderhavige procedure is echter gesteld noch gebleken dat Komkids in de onmogelijkheid verkeert om aan de hoofdveroordeling te voldoen. Uit de stellingen van partijen blijkt ook dat hiervan geen sprake is. Tussen partijen is in geschil de vraag of Komkids aan de hoofdveroordeling heeft voldaan. Komkids stelt dat dit het geval is doordat zij aan [gedaagde] salarisstroken heeft verstrekt (zie hiervoor onder 2.3). [gedaagde ] stelt dat dit niet het geval is omdat deze salarisstroken onjuist zijn. Het gaat derhalve om een inhoudelijk geschil tussen partijen omtrent de inhoud van de salarisstroken.
Reeds op grond van het voorgaande kan van opheffing van de dwangsommen geen sprake zijn.
4.2. Gelet op de wijze waarop de oorspronkelijke vordering luidde en gezien voorts het door partijen ter zitting gevoerde debat, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de hiervoor in punt 3.1 sub 1 vermelde vordering zo begrepen dient te worden dat hieronder tevens valt het verzoek de executie van de eventueel verbeurde dwangsommen op te schorten. Hieromtrent overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Zoals hiervoor reeds vermeld hebben partijen een inhoudelijk geschil omtrent de inhoud van de salarisstroken. Partijen twisten over de hoogte van het loon en de wijze waarop dit berekend dient te worden. Het doel van een dwangsom is om druk uit te oefenen op een schuldenaar opdat deze een tegen hem uitgesproken veroordeling nakomt en niet om bij een verschil van mening navolging van het eigen standpunt af te dwingen. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat indien de juistheid van het standpunt van [gedaagde ] omtrent de hoogte van het haar toekomende loon en de wijze waarop dit berekend dient te worden, komt vast te staan Komkids niet bereid zou zijn hiermee overeenstemmende loonstroken te verstrekken. Gelet hierop is het de vraag of in onderhavige zaak de dwangsommen wel daadwerkelijk zijn verbeurd. Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter aanleiding de executie van de eventueel verbeurde dwangsommen op te schorten totdat hieromtrent in een bodemprocedure is beslist.
4.3. Wat betreft de hiervoor in punt 3.1. sub 2 vermelde vordering overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Deze vordering strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling – bij afweging van de belangen van partijen – aan toewijzing niet in de weg staat.
4.4. Met betrekking tot het spoedeisend belang heeft Komkids gesteld dat zij het salaris van haar werknemers moet uitbetalen en andere kosten moet voldoen. Deze algemene opmerking, welke niet met concrete feiten en/of omstandigheden is onderbouwd, is onvoldoende om aan te nemen dat het vereiste spoedeisend belang aanwezig is.
Reeds hierom dient de vordering als vermeld in punt 3.1. sub 2 te worden afgewezen.
4.5. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. beveelt [gedaagde ] de executie van eventueel door KomKids op grond van het hiervoor onder 2.2 vermelde vonnis van 6 mei 2010 verbeurde dwangsommen op te schorten totdat omtrent de verschuldigdheid van deze dwangsommen in een bodemprocedure zal zijn beslist,
5.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2010, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Wieman-Bart, griffier.?
2171/204
De griffier is buiten staat dit vonnis
mede te ondertekenen.