ECLI:NL:RBROT:2010:BN8621

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/711119-09
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Asscheman-Versluis
  • J. Janssen
  • W. Wijnholt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweld tussen voetbalspelers leidt tot vrijspraak van poging zware mishandeling en doodslag

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 2 september 2010, stond de verdachte terecht voor geweldsdelicten die plaatsvonden tijdens een voetbalwedstrijd op 7 november 2009. De verdachte had een andere speler, [naam], tegen het hoofd geschopt, wat leidde tot een dik rechteroor en blauwe plekken. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van poging tot zware mishandeling en doodslag, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte met voldoende kracht had geschopt om een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel te veroorzaken. De rechtbank concludeerde dat de poging tot zware mishandeling niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en sprak de verdachte vrij van deze aanklacht.

Daarnaast was er een tweede slachtoffer, [naam], die een gebroken neus opliep. De rechtbank oordeelde dat een gebroken neus op zichzelf niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden aangemerkt, vooral omdat er geen medische documentatie was die de ernst van het letsel bevestigde. De rechtbank verwierp ook het beroep op noodweer, omdat de verdachte niet in een situatie verkeerde waarin hij zich moest verdedigen. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 101 dagen en een werkstraf van 120 uur, met inachtneming van de omstandigheden waaronder de feiten waren gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte.

De rechtbank kende ook een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij, [naam], voor de geleden schade, maar verklaarde de benadeelde partij voor een deel niet-ontvankelijk in zijn vordering wegens gebrek aan onderbouwing. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs bij geweldsdelicten en de rol van medische documentatie in het vaststellen van letsel.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/711117-09
Datum uitspraak: 2 september 2010
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op xx-xx-1981 te [plaatsnaam],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres],
raadsman mr. J.P.R. Broers, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2010.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Wooldrik heeft gerekwireerd tot:
- vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2 primair en 3 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
MOTIVERING VRIJSPRAAK
onder 1 primair ten laste gelegde
De onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag van [naam] (hierna: [achternaam]) is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft dit ook gevorderd, terwijl het eveneens is bepleit door de raadsman.
onder 1 subsidiair ten laste gelegde
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat [naam] door de verdachte met geschoeide voet en met enige kracht tegen het hoofd is geschopt, vlakbij de slaap. Volgens de officier van justitie had de verdachte derhalve voorwaardelijk opzet om [naam] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De poging tot zware mishandeling kan derhalve wettig en overtuigend worden bewezen, aldus de officier van justitie.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat de verdachte zodanig hard heeft geschopt tegen het hoofd van [naam] dat er een aanmerkelijke kans was dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Uit het dossier en hetgeen verder tijdens het onderzoek op de terechtzitting naar voren is gekomen blijkt niet dat de verdachte met zodanige kracht heeft geschopt dat dit letsel had kunnen ontstaan. Het letsel dat [naam] heeft opgelopen, te weten een dik rechteroor en blauwe plekken bij het rechteroog, betreft ook geen letsel dat past bij het met kracht (met een met een voetbalschoen geschoeide voet) schoppen tegen het hoofd van [naam]. De poging tot zware mishandeling is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
onder 2 primair ten laste gelegde
De officier van justitie heeft zich op het standpunt dat de verdachte met geschoeide voet zeer hard heeft geschopt in de richting van het hoofd van [naam] (hierna: [achternaam]), terwijl deze op de grond lag. Zodoende heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [naam] zou komen te overlijden, en is er sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van [naam].
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat de verdachte heeft geschopt in de richting van het hoofd van [naam] op een wijze waarop diens hoofd ook daadwerkelijk (met kracht) geraakt had kunnen worden. Daarbij is in aanmerking genomen dat niet bewezen kan worden dat het letsel aan de neus van [naam] is veroorzaakt door de trappende beweging van de verdachte. Zoals hierna zal worden aangegeven is de rechtbank van oordeel dat dit letsel is ontstaan door de klap die de verdachte heeft uitgedeeld aan [naam]. Derhalve ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat er een aanmerkelijke kans was op de dood van [naam], zodat niet bewezen kan worden dat de verdachte het opzet in voorwaardelijk zin had om [naam] van het leven te beroven. De onder 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag is daarom niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt dus van dit feit eveneens vrijgesproken.
onder 3 ten laste gelegde (partiële vrijspraak)
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het letsel dat [naam] heeft opgelopen door de stomp op zijn neus, dient te worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. In dit verband is erop gewezen dat de neus van [naam] is gebroken, dat er een gat in de neus zat die gehecht moest worden, dat de neus gelift moest worden en dat er een blijvend litteken is te zien.
De rechtbank is van oordeel dat niet genoegzaam kan worden vastgesteld dat [naam] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen ten gevolge van de stomp op zijn neus.
De verklaring van [naam] over het letsel aan zijn neus wordt slechts ondersteund door de mededeling van een ambulancebroeder maar is niet onderbouwd met medische informatie van zijn behandelaar(s). Bij gebreke daarvan kan met onvoldoende mate van zekerheid de aard en de ernst van het letsel van [naam] worden vastgesteld. Daarbij is betrokken dat een gebroken neus op zichzelf genomen onvoldoende ernstig is om als zwaar lichamelijk letsel te worden aangemerkt.
Onderkend wordt dat [naam] in de vordering benadeelde partij tevens heeft verklaard dat zijn neus is gehecht, recht gezet en gelift en dat er sprake is van een blijvend litteken en snurken als mogelijke vervolgschade, maar ook deze informatie zonder medische toelichting, kan niet leiden tot het oordeel dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Derhalve wordt niet wettig en overtuigend bewezen geacht dat de onder 3 ten laste gelegde stomp op de neus van [naam] zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad. Van dit onderdeel van het onder 3 ten laste gelegde wordt de verdachte vrijgesproken.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1 meer subsidiair.
hij op 07 november 2009 te [plaatsnaam], gemeente [plaatsnaam], opzettelijk mishandelend een persoon te weten [naam], tegen het hoofd heeft geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2 subsidiair.
hij op 07 november 2009 te [plaatsnaam], gemeente [plaatsnaam], aan een persoon genaamd [naam], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel een gebroken arm, heeft toegebracht, door deze opzettelijk met geschoeide voet tegen een arm te schoppen;
3.
hij op 07 november 2009 te [plaatsnaam], gemeente [plaatsnaam], opzettelijk mishandelend een persoon te weten [naam], in het gezicht heeft gestompt, tengevolge waarvan deze lichamelijk letsel een gebroken neus, heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
NADERE BEWIJSMOTIVERING
m.b.t. feit 2 subsidiair
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat de verdachte tegen de arm van [naam] heeft geschopt. Onduidelijk is hoe het letsel aan de arm van [naam] is ontstaan. Op de foto’s van de arm van [naam] zijn, hoewel dat voor de hand zou hebben gelegen als de verdachte [naam] heeft geschopt, geen afdrukken van de noppen van een voetbalschoen te zien. Voorts is gesteld dat bij gebreke van medische informatie niet kan worden bewezen dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte heeft geschopt tegen de linkerarm van [naam]. Het andersluidende verweer van de raadsman wordt verworpen. De verklaring die [naam] over het schoppen heeft afgelegd vindt steun in het letsel dat hij heeft opgelopen en in de verklaring van de getuige [naam]. De omstandigheid dat op de foto’s van de arm van [naam] geen afdrukken van de noppen van een voetbalschoen zijn te zien, doet aan het vorenstaande niet af, nu de verdachte op de terechtzitting heeft verklaard dat hij [naam] met zijn wreef raakte.
De als bewijsmiddel gebruikte verklaring van [naam] dat hij zijn arm heeft gebroken, dat zijn arm met pinnen en ijzerdraad is vastgezet en dat hij langdurig fysiotherapie nodig heeft, wordt in voldoende mate ondersteund door de door [naam] bij zijn vordering als benadeelde partij overlegde verklaring van de fysiotherapeut.
Gelet op de aard en ernst van het letsel, de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen alsmede de herstelperiode betreft dit letsel zwaar lichamelijk letsel.
STRAFBAARHEID FEITEN
kwalificaties
De bewezen feiten leveren op:
1 meer subsidiair.
mishandeling;
2 subsidiair.
zware mishandeling;
3.
mishandeling.
beroep op noodweer
De verdediging heeft ter zake van feit 3 een beroep op noodweer gedaan. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte van [naam] een harde duw in zijn rug kreeg en toen hij zich omdraaide gelijk een stomp in zijn gezicht. Toen hij de indruk kreeg dat [naam] hem nogmaals wilde slaan, heeft de verdachte hem in het gezicht gestompt.
Dit beroep op noodweer wordt verworpen.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is geweest van een noodweersituatie. Hoewel aannemelijk is dat de verdachte een duw en een klap van [naam] heeft gekregen, was er voor de verdachte geen noodzaak om zich daartegen te verdedigen. Voor zover er al sprake is geweest van een dreigende tweede klap, wat geen steun vindt in het dossier, waren er alternatieve mogelijkheden om die situatie het hoofd te bieden. Uit het dossier blijkt immers dat de verdachte zich bevond op een open voetbalveld, zodat hij zich eenvoudig aan de situatie had kunnen onttrekken. Bovendien waren er medespelers en een scheidsrechter in zijn nabijheid aanwezig. Dat het zo druk was met spelers om hem heen dat hij niet anders kon handelen dan [naam] een klap te geven, is niet aannemelijk geworden.
De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
beroep op noodweerexces
De verdediging heeft ter zake van feit 2 subsidiair een beroep op noodweerexces gedaan.
Dit beroep op noodweerexces wordt verworpen, nu zoals hierboven bij het beroep op noodweer is overwogen, er geen noodzaak tot verdediging voor de verdachte is geweest.
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is tijdens een voetbalwedstrijd verhaal gaan halen bij een speler van het andere team, omdat de verdachte vond dat die theatraal naar de grond was gegaan bij een duel met een teamgenoot. De verdachte heeft die speler tegen het hoofd geschopt, waaraan hij een dik rechteroor en blauwe plekken bij het rechteroog heeft overgehouden. Daarop is een teamgenoot van het slachtoffer op de verdachte afgerend en heeft hij de verdachte een harde duw in de rug gegeven en een klap. De verdachte heeft hierop gereageerd door die teamgenoot een harde vuistslag in het gezicht te geven, waardoor diens neus brak en hij op de grond viel. Terwijl dit tweede slachtoffer op de grond lag, heeft de verdachte hem tegen zijn linkerarm geschopt, waardoor hij een lelijke armbreuk heeft opgelopen.
De verdachte heeft aldus ongeoorloofd en buitensporig geweld toegepast. De slachtoffers hebben hierdoor letsel opgelopen en vele anderen zijn hiervan ongewild getuige geweest.
De verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 juli 2010 eerder veroordeeld voor een geweldsfeit, zij het al langere tijd geleden.
Het reclasseringsrapport over de verdachte d.d. 23 december 2009 houdt in dat zich geen problemen voordoen in de persoonlijke situatie van de verdachte en dat het recidiverisico als zeer laag wordt geschat.
De verdachte heeft op de terechtzitting oprecht spijt betuigd over het toebrengen van het letsel aan de slachtoffers. Uit eigen beweging is hij in therapie gegaan bij Het Dok om herhaling te voorkomen. De gebeurtenis en de daaropvolgende voorlopige hechtenis hebben veel impact gehad op zijn privéleven en werk en opnieuw een periode in detentie moeten doorbrengen, zou kunnen leiden tot de beëindiging van zijn dienstverband.
Tenslotte is in aanmerking genomen de beslissing van de tuchtcommissie van de KNVB d.d. 4 maart 2010 tot ontzetting uit het lidmaatschap van de KNVB, hetgeen met zich brengt dat de verdachte de toegang is ontzegd tot elke accommodatie van een lid van de KNVB, toegelaten tot dan wel ressorterend onder de sectie amateurvoetbal.
Op grond van een en ander wordt een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een werkstraf nodig geacht.
Mede vanwege de omstandigheid dat de rechtbank andere feiten bewezen acht dan de feiten waarop de officier van justitie haar eis heeft gebaseerd, zal een lagere straf worden opgelegd dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam], wonende op het adres [adres], terzake de feiten 2 en 3. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 470,25 en immateriële schade tot een bedrag van € 1113,-.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel kan worden toegewezen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard, dan wel dat de vordering moet worden afgewezen. De posten ‘reis- en parkeerkosten’ zien blijkens de toelichting op kosten gemaakt door derden. Van de posten ‘te verwachten reis- en parkeerkosten’ staat niet vast dat die kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. De post ‘kleding’ is onvoldoende onderbouwd, want aankoopbonnen ontbreken. Voor de post ‘overige kosten’ ontbreekt elke onderbouwing. Bij de post ‘kosten fysio’ ontbreekt een bericht van de zorgverzekeraar omtrent de kosten voor fysiotherapie die niet vergoed zouden worden. De gevorderde immateriële schade is niet eenvoudig van aard, omdat de rol van [naam] hierin niet is meegenomen.
De rechtbank beoordeelt de vordering van de benadeelde partij als volgt.
De gevorderde reiskosten en parkeerkosten ad in totaal (€ 100,25 + € 15,-- =) € 115,20 zijn genoegzaam onderbouwd en komen daarom voor toewijzing in aanmerking. Het ter zake van schade aan kleding gevorderde bedrag van € 130,-- is eveneens toewijsbaar. Aannemelijk is dat de kleding van de benadeelde partij is beschadigd, terwijl de voor die schade verzochte vergoeding redelijk voorkomt. De kosten van fysiotherapie zijn genoegzaam onderbouwd en worden daarom ook toegewezen. De vergoeding voor immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid en in aanmerking genomen de verwerping van het beroep op noodweer worden vastgesteld op het gevorderde bedrag van € 1.113,--.
Vast is komen te staan dat deze schade aan de benadeelde partij is toegebracht als gevolg van de onder 2 en 3 bewezen verklaarde strafbare feiten.
De gevorderde vergoedingen voor nog te verwachten reis- en parkeerkosten en voor overige kosten zijn, bij gebreke van een onderbouwing, niet van zodanig eenvoudige aard dat deze zich lenen voor afdoening in het strafproces. De benadeelde partij zal in zoverre niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 meer subsidiair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 101 (honderdenéén) dagen;
legt de verdachte een taakstraf op bestaande uit een werkstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uur, waarbij de Stichting Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 1.442,25 en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan [naam], wonende aan de [adres] te betalen;
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2009 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 1.442,25 (zegge: veertienhonderdtweeënveertig euro en vijfentwintig eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 29 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. Janssen en Wijnholt, rechters,
in tegenwoordigheid van Van der Heijde, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 september 2010.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bij vonnis van 2 september 2010.
TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1. (711117-09)
hij op of omstreeks 07 november 2009 te [plaatsnaam], gemeente [plaatsnaam], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam] van het leven te beroven, met dat opzet (met geschoeide voet) tegen/op het hoofd van die [naam] heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 07 november 2009 te [plaatsnaam], gemeente [plaatsnaam], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met geschoeide voet) op/tegen het hoofd van die [naam] heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 07 november 2009 te [plaatsnaam], gemeente [plaatsnaam, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam]), op/tegen het hoofd heeft geschopt/getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
2. (711117-09)
hij op of omstreeks 07 november 2009 te [plaatsnaam], gemeente [plaatsnaam], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam] van het leven te beroven, met dat opzet (met geschoeide voet) in de richting van het hoofd van die [naam] heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 07 november 2009 te [plaatsnaam], gemeente [plaatsnaam], aan een persoon genaamd [naam], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken arm), heeft toegebracht, door deze opzettelijk (met geschoeide voet) op/tegen een arm te schoppen/trappen;
(artikel 302 Wetboek van Strafrecht)
3. (711117-09)
hij op of omstreeks 07 november 2009 te [plaatsnaam], gemeente [plaatsnaam], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam]), in het gezicht heeft gestompt/geslagen, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een gebroken neus), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht)