Sector civiel recht
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 24 september 2010
Zaak-/rekestnummer: 360052 / JE RK 10-1306
Beschikking in de zaak van:
de stichting bureau jeugdzorg Stadsregio Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
hierna: de stichting,
met betrekking tot de minderjarige:
[Kind], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
kind van [persoon1] en van de met het gezag belaste ouder,
[persoon 2], wonende te [adres].
Het verloop van de procedure
Bij beschikking van 26 oktober 2009 is de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd tot 2 oktober 2010.
De stichting heeft op 4 augustus 2010 een verzoekschrift ingediend strekkende tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige.
Het plan van aanpak en het verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling zijn daarbij gevoegd.
De zaak is behandeld op 24 september 2010.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de stichting, vertegenwoordigd door [persoon 3];
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. C.M.W. Jansen;
- mr. G.E. van der Pols, advocaat van de minderjarige.
De minderjarige (hierna ook te noemen: [Kind]) is gehoord in het bijzijn van zijn advocaat, mr. Van der Pols, voornoemd.
De beoordeling
De stichting heeft aan haar verzoek verkort en zakelijk weergegeven het navolgende ten grondslag gelegd. De ontwikkeling van [Kind] wordt in ernstige mate bedreigd door zijn voortdurend toenemende (cognitieve) ontwikkelingsachterstand die het gevolg is van jarenlang schoolverzuim. Om een begin te maken om [Kind] weer naar school te krijgen, heeft de stichting [Kind] naar het project ‘Opboxen’ gestuurd, een resocialisatieproject voor jongeren. De kleinschaligheid en individuele benadering binnen ‘Opboxen’ maken dit project geschikt voor [Kind], maar [Kind] is na één bezoek aan ‘Opboxen’ niet meer geweest. De moeder van [Kind] is op dit moment belast met de zorg voor haar zieke moeder. Zij is er tot op heden niet in geslaagd de verantwoordelijkheid te nemen voor de schoolgang van [Kind].
De moeder geeft bij monde van haar raadsvrouwe aan dat [Kind] bang is om naar school te gaan. Ook de moeder vindt deze situatie vreselijk. Zij brengt [Kind] naar school, maar meent dat hij geen kleuter is en zelf zijn verantwoordelijkheid dient te nemen. Wat de situatie naar de mening van de moeder erger maakt is dat de stichting heeft gedreigd [Kind] uit huis te zullen plaatsen. Bij een jeugdcoach is [Kind] wellicht meer gebaat. Omdat de ondertoezichtstelling de afgelopen vijf jaar geen resultaat heeft opgeleverd, is de moeder tegen het verzoek tot verlenging daarvan.
De raadsman van de minderjarige geeft aan dat ook [Kind] geen verlenging van de ondertoezichtstelling wil. Het is triest dat [Kind] amper kan lezen en bang is om naar school te gaan. Duidelijk is in elk geval dat er iets zal moeten gebeuren.
Op grond van de stukken en het ter zitting verhandelde overweegt de kinderrechter als volgt.
Dat [Kind] in ernstige mate in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, is evident. [Kind] is leerplichtig, maar heeft al jaren geen onderwijs genoten en is bang om weer naar school te gaan. Hoewel de moeder deze situatie vreselijk zegt te vinden, doet dat niet af aan het feit dat zij, als de met het gezag belaste ouder, verantwoordelijk is en blijft voor de schoolgang van [Kind], ook als [Kind] een leeftijd heeft waarop hij zelf meer verantwoordelijkheid zou moeten tonen dan hij nu doet. Ook de omstandigheid dat de moeder thans belast is met de zorg voor haar eigen moeder, doet daaraan niet af.
Dat er de afgelopen vijf jaar weinig tot geen verandering in de situatie van [Kind] is gekomen, valt dus niet zonder meer toe te schrijven aan het falen van de ondertoezichtstelling, zoals de moeder lijkt te willen impliceren, maar aan een situatie die [Kind] en de moeder in de loop der tijd ver boven het hoofd is gegroeid en die tot op heden nog niet is doorbroken. In dat licht bezien en gelet op de gebrekkige motivatie van de moeder en van [Kind] om aan de hulpverlening mee te werken is het overigens niet onbegrijpelijk dat de stichting de mogelijkheid van een uithuisplaatsing heeft geopperd, indien de thuissituatie niet zodanig verandert dat [Kind] weer wel naar school zal gaan. Er zal hoe dan ook iets moeten gebeuren om deze, voor [Kind] uiterst schadelijke, situatie te doorbreken.
De stichting heeft, om het [Kind] zo gemakkelijk mogelijk te maken, het resocialisatieproject ‘Opboxen’ voorgesteld. Hoewel dit project laagdrempelig is en individueel van opzet, is [Kind] niet verder gekomen dan één bezoek aan ‘Opboxen’, omdat hij bang is en laaggeletterd. Wat daar ook van zij, [Kind] is leerplichtig en zal daarom gewoon onderwijs moeten volgen. Hernieuwde deelname aan het project ‘Opboxen’ kan daarvan het begin zijn. Als dat in de thuissituatie door wat voor omstandigheden dan ook niet mocht lukken, is een uithuisplaatsing van [Kind] wellicht onvermijdelijk. Het zal dus mede afhangen van de inzet van de moeder en [Kind] en hun bereidwilligheid om aan de geboden hulpverlening mee te werken of het al dan niet zo ver zal komen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de kinderrechter van oordeel dat de duur van de ondertoezichtstelling dient te worden verlengd, nu de gronden voor de ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn.
De ondertoezichtstelling zal echter voorshands voor de duur van zes maanden worden verlengd, met aanhouding van de beslissing ten aanzien van het overig verzochte, waarbij de stichting wordt verzocht de rechtbank (en dus ook de advocaten van partijen) veertien dagen vóór na te melden datum schriftelijk verslag te doen van wat er is gedaan om [Kind] weer naar school te krijgen en wat de resultaten daarvan zijn.
De raadslieden van partijen kunnen vervolgens op deze verslaglegging van de stichting tegen na te melden pro forma datum schriftelijk reageren.
De beslissing
Verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarige tot 2 mei 2011.
Verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
En alvorens verder te beslissen:
Houdt de behandeling van de zaak aan tot 1 april 2011 PRO FORMA, met het verzoek aan de stichting om de rechtbank (en dus ook de advocaten van partijen) veertien dagen voor deze datum schriftelijk te berichten, zoals hiervoor is overwogen.
De advocaten van partijen kunnen op vorenbedoeld bericht van de stichting tegen voormelde datum schriftelijk reageren. Indien in deze zaak een voortgezette mondelinge behandeling gewenst is, dienen de advocaten tevens opgave te doen van hun verhinderdata en die van hun cliënten.
Deze beschikking is gegeven door mr. De Gruijl-van Benthem, kinderrechter, in bijzijn van Gerde, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden voor het instellen van hoger beroep.