ECLI:NL:RBROT:2010:BO3375

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/811042-10
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Kolk
  • A. Den Hollander
  • J. Hartmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting en bedreiging met levensgevaar in Schiedam

Op 26 oktober 2010 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 12 februari 2010 in Schiedam brand heeft gesticht in de woning van zijn ex-partner, terwijl hun tweejarige dochtertje daar aanwezig was. De verdachte heeft de ex-partner bedreigd met een mes en heeft haar geslagen, wat leidde tot paniek en een gevaarlijke situatie voor de aanwezige personen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk benzine heeft verspreid en deze in brand heeft gestoken, wat resulteerde in een uitslaande brand die leidde tot de evacuatie van 21 personen en de onbewoonbaarheid van drie omliggende woningen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen de ex-partner, maar ook de dochter en andere omwonenden in levensgevaar heeft gebracht. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar werd wel schuldig bevonden aan de subsidiaire tenlastelegging van bedreiging en brandstichting. De rechtbank legde een gevangenisstraf van negen jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers. Tevens werd een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die schade had geleden door de daden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/811042-10
Datum uitspraak: 26 oktober 2010
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Portugal),
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsvrouw mr. A. Greve-Kortrijk, advocaat te Breda.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2010.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage A aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Van Unnik heeft gerekwireerd tot:
- vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en het onder 2 en onder 3 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van voorarrest.
GELDIGHEID DAGVAARDING
Namens de verdachte is aangevoerd dat de dagvaarding partieel nietig is vanwege onvoldoende duidelijkheid. Uit de tekst van de dagvaarding zoals vermeldt onder feit 1 subsidiair en onder feit 2 is niet op te maken of deze gedragingen hebben plaats gevonden in de woning, dan wel daarbuiten nadat het slachtoffer de woning is ontvlucht. Derhalve is het de verdediging niet duidelijk op welke fase en gedragingen deze ten laste gelegde feiten zien.
Dit verweer wordt verworpen.
Ten laste is gelegd dat de gedragingen van de verdachte hebben plaatsgevonden op 12 februari 2010 te Schiedam. De aan de verdachte verweten gedragingen hebben - al dan niet in de woning gepleegd - betrekking op die datum en ter terechtzitting is niet gebleken dat het de verdachte onduidelijk was welke feiten en gedragingen hem verweten worden. De verdachte is dan ook niet in zijn belangen geschaad.
MOTIVERING VRIJSPRAAK
Hetgeen onder 1 primair is ten laste gelegd is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Nu zowel de officier van justitie als de raadsvrouw hiertoe hebben geconcludeerd en de rechtbank geen redenen ziet zich hierover ambtshalve uit te laten, zal dit niet nader worden gemotiveerd.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. subsidiair:
hij op 12 februari 2010 te Schiedam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes, stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [slachtoffer] en dreigend de woorden toegevoegd: “ik ga je doodmaken”
2.
hij op 12 februari 2010 te Schiedam opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer]):
- heeft vastgepakt bij het lichaam en de haren en haar (vervolgens) heeft
voortgetrokken;
- heeft geduwd tegen het (boven)lichaam waardoor die [slachtoffer] ten val is
gekomen en van de trap is gevallen;
- met één hand, die [slachtoffer] bij haar keel
heeft vastgegrepen en de keel van die [slachtoffer] heeft
dichtgeknepen ;
waardoor deze pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 12 februari 2010 te Schiedam opzettelijk brand heeft gesticht in een woning aan de [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk benzine verspreid en opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met voornoemde benzine, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning en een zich in de woning bevindende persoon, [slachtoffer 2] [geboortedatum], en zich in de nabijheid van die woning bevindende panden en goederen en personen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De inhoud en opgave van de bewijsmiddelen zijn vermeld in de aangehechte bijlage, aangeduid als B. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
Feit 1 subsidiair:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Feit 2:
Mishandeling.
Feit 3:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Nadat het slachtoffer [naam] haar relatie met de verdachte heeft beëindigd, is de verdachte in de vroege ochtend van 12 februari 2010 naar haar woning gegaan met een jerrycan benzine. In de loop van de ochtend is de verdachte naar de voordeur van de woning van het slachtoffer gegaan en heeft daar een ruitje ingegooid. Nadat het slachtoffer de deur van haar woning had opengedaan is de verdachte met de jerrycan de woning binnen gegaan. Daar heeft hij het slachtoffer geslagen en bedreigd met een mes. Het slachtoffer is in paniek en met achterlating van haar tweejarig dochtertje dat tv zat te kijken haar woning ontvlucht. De verdachte is haar achterna gerend en heeft haar van de portiektrap geduwd, waardoor het slachtoffer bij de inmiddels gealarmeerde benedenburen de deur “binnenviel”. Daar heeft de verdachte haar wederom geslagen, haar bij de keel vastgepakt en met een (bot) mesje snijdende bewegingen op haar keel gemaakt. Nadat het slachtoffer door de buren kon worden ontzet en in huis kon worden getrokken is de verdachte weer naar de woning van het slachtoffer gegaan met de woorden “je hebt je dochter achtergelaten” of volgens het slachtoffer “ik ga je dochter vermoorden”. Hoe dan ook, het waren in ieder geval woorden waardoor het slachtoffer dacht dat hij op weg was om haar dochter iets aan te doen. Niet veel later hoorde het slachtoffer het brandalarm afgaan en bleek de verdachte brand te hebben gesticht in de woning van het slachtoffer. Ten gevolge van deze uitslaande brand in een flatcomplex op de derde woonlaag moesten 21 personen geëvacueerd worden. Naast de woning van het slachtoffer zijn drie omliggende woningen onbewoonbaar verklaard. Met name dat de verdachte brand heeft gesticht terwijl zich in de woning nog het tweejarig dochtertje van het slachtoffer bevond en zich voorts niet heeft bekommerd om de grote gevaren voor de bewoners van de omliggende woningen, wordt hem zwaar aangerekend. Op dergelijke ernstige feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank heeft met het bepalen van de straf rekening gehouden met het volgende. Omtrent de verdachte is op 18 augustus 2010 een rapport uitgebracht, nadat hij 7 weken in het PBC heeft verbleven. Uit dit rapport blijkt dat de deskundigen zich onthouden van een uitspraak over de mate van toerekeningsvatbaarheid en evenmin in staat zijn de overige vragen (bijvoorbeeld met betrekking tot eventueel recidivegevaar) te beantwoorden. Reden daarvoor is - kort gezegd - dat er te veel onduidelijkheden bestaan in het diagnostisch beeld en in de omstandigheden waarin de verdachte verkeerde. De verdacht zelf heeft aangegeven ten tijde van het tenlaste gelegde in een depressie te verkeren. Gedurende zijn verblijf in het PBC zijn er geen aanwijzingen voor het bestaan van een depressie of een andere psychiatrische stoornis in engere zin.
Gelet op het voorgaande kan de rechtbank niet anders dan uitgaan van volledige toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Gezien de ernst van de feiten, met name de brandstichting, en om de samenleving zo goed en lang mogelijk te beschermen zal aan de verdachte een hogere straf dan die door de officier van justitie is geëist. Tevens heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat de verdachte blijkens zijn houding ter terechtzitting geen enkele verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor zijn daden. Blijkens zijn opmerking na het aanhoren van het slachtoffer, dat hetgeen zij in het kader van haar spreekrecht naar voren bracht, grotendeels toneelspel was, ziet hij ook het laakbare van zijn handelen niet in. De verdacht ziet vooral zichzelf als slachtoffer.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer], wonende te [adres], terzake van de feiten. De benadeelde partij vordert een voorschot van vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 1.500,--, alsmede een voorschot voor immateriële schade tot een bedrag van € 2.000,--.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks schade is toegebracht en de verdachte de hoogte van de gevorderde schadevergoeding niet heeft betwist, zal de vordering worden toegewezen.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 100,-- en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 157, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart de dagvaarding geldig;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feit en, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 9 (negen) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 3.500,-- en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan [slachtoffer], wonende te [plaats], te betalen € 3.500,-- (zegge: drieduizend vijfhonderd euro);
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 100,--, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 3.500,-- (zegge: drieduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 45 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van der Kolk, voorzitter,
en mrs. Den Hollander en Hartmann, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Lepelaar, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 oktober 2010.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage A bij vonnis van 26 oktober 2010:
TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 12 februari 2010 te Schiedam ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd
[slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet:
- meermalen, althans éénmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig
voorwerp, stekende en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting van
het (boven)lichaam van die [slachtoffer];
- die [slachtoffer] heeft geduwd tegen het (boven)lichaam waardoor zij ten val is
gekomen en van de trap is gevallen;
- met beide handen, althans één hand, die [slachtoffer] bij haar hals/keel
heeft vastgegrepen en (met kracht) de keel van die [slachtoffer] heeft
dichtgeknepen / dichtgedrukt;
- meermalen, althans éénmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig
voorwerp, stekende en/of zwaaiende en/of snijdende bewegingen heeft gemaakt in de richting van en/of tegen de hals/keel van die [slachtoffer];
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 februari 2010 te Schiedam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp stekende en/of zwaaiende en/of snijdende bewegingen gemaakt in de richting van en/of tegen de hals/keel van die [slachtoffer] en/of (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd: “ik ga je doodmaken”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2.
hij op of omstreeks 12 februari 2010 te Schiedam opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer]):
- heeft geslagen tegen het (boven)lichaam;
- heeft vastgepakt bij het lichaam en/of de haren en haar (vervolgens) heeft
voortgetrokken;
- heeft geduwd tegen het (boven)lichaam waardoor die [slachtoffer] ten val is
gekomen en van de trap is gevallen;
- met beide handen, althans één hand, die [slachtoffer] bij haar hals/keel
heeft vastgegrepen en (met kracht) de keel van die [slachtoffer] heeft
dichtgeknepen / dichtgedrukt;
- meermalen, althans éénmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig
voorwerp, stekende en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt op/in de richting
van de hals/keel van die [slachtoffer];
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 12 februari 2010 te Schiedam opzettelijk brand heeft gesticht in een woning aan de [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk benzine verspreid en/of (vervolgens) die benzine aangestoken met een brandend voorwerp in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met voornoemde
benzine, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand is
ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning en/of zich in
de woning bevindende perso(o)n(en) en/of zich in de nabijheid van die woning
bevindende pande(en) en/of goed(eren) en/of personen, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 2] [geboortedatum], in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was.
Bijlage B bij vonnis van 26 oktober 2010
Bewijsmiddelen
1De verklaring van de verdachte op de terechtzitting, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Op 12 februari 2010 was ik in Schiedam. Ik stond al uren voor de deur van de woning van [slachtoffer] (verder [slachtoffer]) aan de [adres]. [slachtoffer] is uit haar huis gerend, ik ben achter haar aan gerend. Toen ik bij haar kwam lag ze op de grond voor de deur van de [adres]. De mensen in die woning probeerden haar naar binnen te trekken en ik probeerde haar naar buiten te trekken. Ik had toen dat mesje in mijn hand. Ik heb wel stekende bewegingen gemaakt met het mesje naar haar. Het kan best dat ik heb gezegd “ik ga je dood maken” en “ik ga je huis in brand steken”. Ik kan haar wel aan haar haar hebben vastgepakt. Ik ben naar boven gegaan en toen was ik al mijn zelfbeheersing kwijt. De jerrycan had een inhoud van 2,5 liter. Er zat water in vermengd met wasmiddel en benzine. Dat heb ik bij een benzinestation gehaald. Het meisje zat TV te kijken.
2. een ambtsedig proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 2010049094-20, d.d. 12 februari 2010, zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van [verdachte]:
Op 12 februari 2010 ben ik om omstreeks 05:00 uur naar de woning van [slachtoffer] In Schiedam gegaan. Ik heb daar tot ongeveer 10:00 uur gestaan. Op een gegeven moment ben ik het portiek ingegaan en ben naar de woning van [slachtoffer] gelopen. Ik heb toen het bovenraam van de deur van de woning van [slachtoffer] ingeslagen. Ik wilde brandstichten voor haar deur.
3. een ambtsedig proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 2010049094-1, d.d. 12 februari 2010, zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] (aangifte):
Ik woon op de [adres] te Schiedam. Op 12 februari 2010 was ik thuis. Mijn dochtertje van 2 jaar oud zat TV te kijken. Op een gegeven moment hoorde ik glasgerinkel. Boven de voordeur zit een raam. Ik zag dat er glas vanuit de gang de woonkamer in kwam gevlogen. Ik deed de voordeur open en zag ik [verdachte] staan. Ik zag dat hij een mes in zijn linkerhand had. Hij maakte met zijn linkerhand stekende bewegingen naar mij. Ik hoorde dat hij tegen mij zei: "Ik ga je doodmaken. Ik steek je huis in brand". Hij wees naar de gang en bij de voordeur zag ik een jerrycan staan. Ik zag een doorzichtige jerrycan met daarin een geelachtige vloeistof. Ik dacht dat het een brandstof was. Vervolgens ben ik door hem door de douche heen gesleurd naar de slaapkamer. Hij heeft me aan mijn armen en kleding daar heen getrokken. Hij heeft me geprobeerd te steken met het mes. Vervolgens heeft hij me vastgepakt bij mijn keel. Ik ben gaan gillen en ben naar beneden gelopen. De voordeur van de buurvrouw op de tweede etage ging al open. Ik merkte dat [verdachte] achter mij aan kwam en gaf mij een duw in mijn rug waardoor ik met mijn gezicht tegen een muur aankwam. De buurvrouw heeft mij bij haar woning naar binnen getrokken. [verdachte] trok mij op dat moment nog aan mijn benen. Het lukte de buurvrouw om mij binnen te krijgen. Ik raakte in paniek omdat mijn dochter nog steeds in de woning zat. De dochter van de buurvrouw liep naar het balkon en zag dat er rook uit mijn woning kwam. Toen ik de voordeur was de woning van de buurvouw open deed zag ik mijn dochter voor de deur staan. [dochter] had wel rook ingeademd maar het was niet zo ernstig dat ze opgenomen moest worden. Wel was haar haar verbrand. Ik doe ook namens mijn dochter [dochter] aangifte. Zij is namelijk pas twee jaar oud.
5. een ambtsedig proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 2010049094-10, d.d. 12 februari 2010, zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van [getuige]:
Ik woon op met mijn broertje bij mijn oma aan de [adres] te Schiedam. Mijn tante [tante] woont hier ook tijdelijk. Op 12 februari 2010 lag ik te slapen in de woning en werd ik wakker van geschreeuw. Ik keek naar buiten en zag op het balkon schuin boven ons de bovenbuurvrouw staan. Ik hoorde haar schreeuwen. Ook hoorde ik glasgerinkel. Ik zag dat de bovenbuurvrouw rollend naar beneden kwam. Ik zag opeens de bovenbuurvrouw die ik even daarvoor nog op het balkon had zien staan voor onze woning liggen. Die vrouw lag bijna bij ons binnen. Ze lag met haar hoofd en lichaam in onze gang. Alleen haar voeten lagen nog buiten voor de deur. Ik zag dat de man meteen achter de vrouw aankwam. De man stond meteen al bij ons ook in de gang. Ik zag dat de man boven de vrouw gebogen stond en met 1 hand haar keel dicht kneep. Opeens zag ik dat de man in zijn andere hand een mesje vast hield. Ik zag dat de man met de hand met daarin het aardappelschilmesje meerdere snijbewegingen maakte op de keel van de vrouw. Hij had enkele horizontale snijbewegingen gemaakt op de keel van de vrouw maar ik zag geen verwondingen. Volgens mij was het mesje bot.
Mijn tante en oma hadden beiden snel aan de vrouw getrokken en haar onze woning ingetrokken. Ik zag dat de man opeens naar boven ging rennen. Op dit moment hoorde we de rookmelder af gaan. Ik bedacht me op dat moment dat de man het huis in de fik had gestoken met het kind erin. De bovenbuurvrouw raakte toen helemaal in paniek en werd hysterisch. Zij deed zelf onze voordeur open. Op dat moment zagen we haar dochtertje voor onze woning staan. Ook zag ik allemaal rook in het trappenhuis hangen. Ik hoorde het brandalarm heel hard afgaan. Ik zag dat de bovenbuurman voor de portiekwoning op straat liep. Ik zag dat hij in een rustig tempo naar zijn auto liep.
6. een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van de politie Rotterdam-Rijnmond, afdeling forensische opsporing, nummer: 2010 049094-33, d.d. 5 juli 2010, zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaringen van verbalisanten [naam] en [naam]
Op de vitrinekast stonden twee standaards die mogelijk als kaarsenstandaard kunnen dienen, deze kaarsenstandaards staan beide nog rechtop. Mochten de eventueel hierop geplaatste kaarsen een brandoorzaak zijn dan zou de vitrinekast zeker brandschade c.q. voor een deel verbrand moeten zijn. Daar de vitrinekast niet door brand is aangetast, kunnen deze eventueel aanwezige kaarsen niet de oorzaak van de brand zijn geweest. Tijdens het onderzoek is komen vast te staan dat de afzonderlijke branden in respectievelijk de hal, de woonkamer, de ouderslaapkamer en de kinderslaapkamer niet aan elkaar konden worden gerelateerd door het ontbreken van een aaneengesloten brand(sporen)beeld. In de woning werden door ons meerdere brandhaarden aangetroffen. Zeker is dat drie van deze aangetroffen brandhaarden onafhankelijk van elkaar zijn ontstaan. Het door de verdachte aangedragen feit dat hij de jerrycan door de woning heeft geschopt lijkt ons, gezien het aangetroffen brandbeeld, zeer onwaarschijnlijk. Indien de jerrycan door de woning geschopt zou zijn is het aannemelijk dat de afzonderlijke brandhaarden met elkaar verbonden zouden zijn door de uit de jerrycan gelopen brandbare vloeistof en derhalve aan elkaar gerelateerd kunnen worden. Tevens achten wij het onwaarschijnlijk dat de jerrycan rechtopstaand in de hal is aangetroffen, terwijl deze volgens de verdachte door de woning was rond geschopt.
7. een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 2010049356-20, d.d. 13 februari 2010, zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van [naam], brigadier van politie:
Naar aanleiding van een brandstichting gepleegd op 12 februari 2010 in een woning gelegen aan de [adres] te Schiedam. Vervolgens werden diverse flats met daarin woningen in de directe omgeving van deze woning ontruimd.
8. een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 2010049356-17, d.d. 13 februari 2010, zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van [naam], brigadier van politie:
In totaal zijn er dus vier woningen onbewoonbaar.