ECLI:NL:RBROT:2010:BO4039
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vervallen van erfdienstbaarheid door nadere definiëring in notariële akte
In deze zaak vorderde eiseres, Anemaet Vastgoed B.V., primair een verklaring voor recht dat de erfdienstbaarheid, zoals vastgelegd in de akte van 1973 en nader gedefinieerd in de akte van 1988, is komen te vervallen. De rechtbank oordeelde dat de partijbedoeling, zoals weergegeven in de notariële akte, moet worden uitgelegd aan de hand van de Haviltex-norm. De rechtbank concludeerde dat er geen aanwijzingen waren dat de erfdienstbaarheid was komen te vervallen door de aanleg van een duiker/oprit, aangezien deze voorwaarde niet in de akte van 1988 was opgenomen en niet in lijn was met de strekking van een erfdienstbaarheid. De rechtbank benadrukte dat een erfdienstbaarheid een zakelijk recht is dat niet zomaar kan vervallen en dat het recht blijft rusten op het perceel, ook al is het persoonlijk gebruiksrecht vervallen.
Subsidiair vorderde eiseres opheffing van de erfdienstbaarheid op grond van artikel 5:79 BW, omdat gedaagden geen redelijk belang meer zouden hebben bij de uitoefening ervan. De rechtbank weegt de belangen van eiseres en gedaagden tegen elkaar af. Eiseres stelde dat de veiligheid van gedaagden niet gewaarborgd kon worden door het verkeer van grote vrachtwagens op haar terrein, maar de rechtbank oordeelde dat dit belang niet relevant was voor de opheffing van de erfdienstbaarheid. Eiseres voerde ook aan dat de verkoopprijs van haar perceel lager zou zijn door de erfdienstbaarheid, maar dit werd niet voldoende onderbouwd. Gedaagde 1 stelde dat hij de achterzijde van zijn woning alleen via het perceel van eiseres kon bereiken, wat door eiseres niet werd betwist. De rechtbank concludeerde dat de belangen van gedaagden zwaarder wogen en dat er geen plaats was voor opheffing van de erfdienstbaarheid. De vorderingen van eiseres werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.