ECLI:NL:RBROT:2010:BO4763

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
363110 / KG ZA 10-945
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van perceel door Gemeente Rotterdam in kort geding

In deze zaak vorderde de Gemeente Rotterdam in kort geding de ontruiming van een perceel dat al geruime tijd door de gedaagde in gebruik was zonder dat enige vergoeding werd betaald. De gedaagde had in het verleden een huurovereenkomst met de Gemeente Rotterdam, maar deze was opgezegd in verband met het faillissement van het Autobedrijf Le Monde. De gedaagde stelde dat er een nieuwe huurovereenkomst tot stand was gekomen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen overeenstemming was bereikt over de huurprijs, wat essentieel is voor het ontstaan van een huurovereenkomst. De voorzieningenrechter wees de vordering tot ontruiming toe, maar bepaalde dat de termijn voor ontruiming vier weken na de uitspraak zou zijn, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak, waaronder de eerdere uitvoeringshandelingen van de Gemeente en de tijd die verstreken was zonder actie tegen de gedaagde. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die op EUR 1.166,93 werden begroot. De uitspraak werd gedaan door mr. P. de Bruin op 19 oktober 2010.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 363110 / KG ZA 10-945
Vonnis in kort geding van 19 oktober 2010
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ROTTERDAM,
zetelend te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. H.G. Kleverkamp te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. N. Menouar te Arnhem.
Partijen zullen hierna de Gemeente Rotterdam en [gedaagde] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 30 september 2010
- de producties van de Gemeente Rotterdam
- de producties van [gedaagde]
- de pleitnota van mr. Kleverkamp
- de pleitnota van mr. Menouar.
Aangezien de deurwaarder aan het in de dagvaarding vermelde adres van [gedaagde], te weten [adres], een lege woning aantrof, kon de dagvaarding daar niet betekend worden. [gedaagde] is echter vrijwillig verschenen.
Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht tijdens de mondelinge behandeling d.d. 12 oktober 2010.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
In dit kort geding merkt de voorzieningenrechter de navolgende - voor de onderhavige beoordeling van belang zijnde - feiten als tussen partijen vaststaand aan.
In verband met het faillissement van het Autobedrijf Le Monde Import en Export B.V., hierna te noemen: 'Le monde', heeft de Gemeente Rotterdam bij brief van 16 november 2007 de tussen haar en Le Monde van kracht zijnde huurovereenkomst betreffende het perceel grond aan de [adres] te Rotterdam opgezegd tegen 1 maart 2008.
Op 20 november 2007 heeft de heer [X] namens de curator in het faillissement van Le Monde aan het ontwikkelingsbedrijf van de Gemeente Rotterdam, hierna: "het OBR', gevraagd of er bereidheid bestond met betrekking tot dit perceel een huurovereenkomst met een derde te sluiten. Daarbij ging het om de broer van de eigenaar van Le Monde, te weten [gedaagde].
In een e-mailbericht van 16 januari 2008 heeft de advocaat van [gedaagde] aan het OBR geschreven:
'Onder verwijzing naar ons telefoongesprek van zojuist bevestig ik u als volgt.
Cliënt kan zich vinden in het voorstel van de gemeente, inhoudende dat cliënt ca 2000 m2 mag huren van het perceel aan de [adres] en waarbij cliënt aangeeft welk deel van het gehele perceel hij afstaat aan de door OBR voorgestelde verplaatsingskandidaat. OBR zal hierna zorgdragen voor het plaatsen van een hekwerk.'
In een brief van 9 februari 2009 heeft het OBR de advocaat van [gedaagde] laten weten:
'Tijdens een telefonisch onderhoud tussen de zus van de heer [gedaagde] en een medewerker van het OBR, is gebleken dat de heer [gedaagde] in detentie zit in Frankrijk.
U zult begrijpen dat van het OBR als onderdeel van de gemeente Rotterdam gelet op het voorgaande niet kan worden verwacht dat er een overeenkomst wordt aangegaan met de heer [geda[gedaagde].'
Het geschil
De Gemeente Rotterdam vordert - samengevat - ontruiming van het perceel aan de [adres] te Rotterdam, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
Het verweer van [gedaagde] strekt ertoe dat de Gemeente Rotterdam niet ontvankelijk wordt verklaard in haar vorderingen, althans dat deze vorderingen als ongegrond worden afgewezen, met veroordeling van de Gemeente Rotterdam in de kosten van de procedure.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
De Gemeente Rotterdam heeft ter onderbouwing van haar vorderingen gesteld dat [gedaagde] (dan wel zijn familie namens hem) het perceel aan de [adres] te Rotterdam zonder recht of titel in gebruik heeft.
[gedaagde] heeft dit betwist en zich op het standpunt gesteld dat door het mailbericht van de advocaat van [gedaagde] aan het OBR d.d. 16 januari 2008 tussen hem en de Gemeente Rotterdam een huurovereenkomst tot stand gekomen is.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat voor het ontstaan van een huurovereenkomst onder meer vereist is dat partijen overeenstemming over het te huren object en de huurprijs hebben bereikt.
[gedaagde] heeft in dit verband ter zitting het volgende gesteld.
In het kader van het voorstel van het OBR dat [gedaagde] slechts een gedeelte van het perceel zou huren, is uitdrukkelijk door partijen besproken dat de huurprijs naar evenredigheid van het kleinere aantal vierkante meters zou worden verlaagd. Uitgangspunt was derhalve, aldus [gedaagde], de prijs die Le Monde voorheen betaalde. Afgezien van eventuele indexeringen zou de prijs per vierkante meter gelijk blijven.
De Gemeente Rotterdam heeft betwist dat overeenstemming bestond over het feit dat een afname van het aantal vierkante meters ook een lagere huurprijs tot gevolg zou hebben. Een concrete huurprijs is volgens de Gemeente Rotterdam ook niet vastgesteld.
De voorzieningenrechter oordeelt dat van overeenstemming over de huurprijs onvoldoende is gebleken. [gedaagde] heeft zijn - door de Gemeente Rotterdam betwiste - stelling dat partijen hebben afgesproken dat de prijs per vierkante meter gelijk zou zijn aan de prijs die Le Monde verschuldigd was en dat die prijs evenredig zou worden verminderd, niet met enig bewijsstuk onderbouwd. De voorzieningenrechter voegt daar nog aan toe dat de opmerking van [gedaagde] ter zitting, dat er eventueel nog sprake zou kunnen zijn van indexeringen, ook nog eens een aanwijzing vormt voor het niet zijn overeengekomen van een huurprijs.
Daarbij komt nog het volgende. Indien reeds op 16 januari 2008 overeenstemming over de huurprijs bestond, rustte vanaf dat moment op [gedaagde] een betalingsverplichting jegens de Gemeente Rotterdam. [gedaagde] heeft, zoals de Gemeente Rotterdam onbetwist heeft gesteld, echter nimmer huurpenningen voldaan. Dit valt niet goed te rijmen met het door [gedaagde] ingenomen standpunt.
Nu naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter tussen partijen geen overeenstemming is bereikt over de door [gedaagde] te betalen huurprijs, moet het thans ervoor gehouden worden dat tussen partijen geen huurovereenkomst tot stand gekomen is en dat [gedaagde] het perceel zonder recht of titel in gebruik heeft. Aan de overige weren van [gedaagde] wordt dan ook niet toegekomen.
De vordering tot ontruiming zal worden toegewezen. De voorzieningenrechter ziet echter aanleiding de termijn voor de ontruiming in afwijking van hetgeen is verzocht te bepalen op vier weken vanaf de datum van dit vonnis.
Daarbij is van belang dat de Gemeente Rotterdam in het kader van het voornemen met [gedaagde] tot een huurovereenkomst te komen al uitvoeringshandelingen heeft verricht. Zij heeft [gedaagde] immers toegestaan het perceel reeds in gebruik te nemen en is overgegaan tot het plaatsen van het hekwerk om het door [gedaagde] te huren gedeelte af te scheiden.
Verder neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de Gemeente Rotterdam nadat zij reeds had besloten geen huurovereenkomst met [gedaagde] te sluiten geruime tijd, te weten meer dan anderhalf jaar, heeft laten verstrijken zonder enige actie jegens [gedaagde] te ondernemen.
Tevens neemt de voorzieningenrechter de niet weersproken stelling van [gedaagde] dat grote zaken moeten worden verwijderd in aanmerking.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen, omdat zij ingevolge art. 556 lid 1 en art. 557 Rv overbodig is.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente Rotterdam worden begroot op:
- dagvaarding EUR 87,93
- vast recht 263,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.166,93
De beslissing
De voorzieningenrechter
veroordeelt [gedaagde] om binnen vier weken na de datum van dit vonnis het perceel aan de [adres] te Rotterdam te verlaten en te ontruimen met al hetgeen dat, en al degenen die, zich daarop van zijnentwege bevindt of bevinden en dit perceel ter vrije beschikking van de Gemeente Rotterdam te stellen,
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente Rotterdam tot op heden begroot op EUR 1.166,93,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2010, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Wieman-Bart, griffier.
2171/2009
363110 / KG ZA 10-945
19 oktober 2010