ECLI:NL:RBROT:2010:BO5217

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
259748 / HA ZA 06-1140
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A.N. van Zelm van Eldik
  • Sprenger
  • Van Schouwenburg-Laan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over internationale koop en bedrog met betrekking tot medische producten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen Medi-Pharma Holdings Limited en McNeil-PPC Incorporated, waarbij de rechtsvoorgangers van McNeil, Pfizer Overseas en Pfizer Laboratories, ook betrokken zijn. De zaak betreft een internationale koop van medische en verzorgingsproducten, waarbij McNeil beschuldigingen van bedrog en onrechtmatig handelen door Medi-Pharma naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft eerder vonnissen gewezen op 30 juli 2008 en 9 december 2009, waarin werd overwogen dat McNeil nader bewijs moest leveren van de onrechtmatige gedragingen van Medi-Pharma in samenwerking met El Yam International Ship Chandlers Limited. De rechtbank heeft vastgesteld dat er behoefte is aan informatie over het Israëlische recht, dat van belang is voor de beoordeling van de aansprakelijkheid van Medi-Pharma. McNeil heeft een opinie van een Israëlische advocaat overgelegd, evenals een juridisch advies van een advocatenkantoor op de Britse Maagdeneilanden. Medi-Pharma heeft gereageerd met een eigen juridisch advies van een Israëlische advocaat. De rechtbank heeft de stellingen van McNeil over bedrog en onrechtmatig handelen beoordeeld aan de hand van de Israëlische wetgeving, die specifieke vereisten stelt voor het vaststellen van onrechtmatigheid door bedrog en schending van wettelijke verplichtingen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat, indien de verwijten van McNeil komen vast te staan, Medi-Pharma aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die daaruit voortvloeit. De rechtbank heeft McNeil in de gelegenheid gesteld om nader bewijs te leveren en heeft een getuigenverhoor in het vooruitzicht gesteld, waarbij de rechter A.N. van Zelm van Eldik de leiding zal hebben.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 259748 / HA ZA 06-1140
Uitspraak: 17 november 2010
VONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van:
de rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging
MEDI-PHARMA HOLDINGS LIMITED,
gevestigd te Road Town, Tortola, Britse Maagdeneilanden,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr H.T. Kernkamp,
- tegen -
de rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging
MCNEIL-PPC INCORPORATED,
gevestigd te New Brunswick, New Jersey, Verenigde Staten van Amerika,
rechtsopvolgster van PFIZER OVERSEAS INC., gevestigd te New York, Verenigde Staten van Amerika en PFIZER LABORATORIES (PTY) LIMITED, gevestigd te Ganteng,
Zuid-Afrika,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr R.B. Gerretsen.
Partijen worden hierna aangeduid als "Medi-Pharma" respectievelijk "McNeil", van wie de rechtsvoorgangers worden aangeduid als "Pfizer Overseas" en "Pfizer SA", deze tezamen als "Pfizer c.s.". De vennootschap El Yam International Ship Chandlers Limited wordt aangeduid als "El Yam".
1. Het verdere verloop van het geding
1.1
De rechtbank heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewezen vonnissen van 30 juli 2008 en 9 december 2009 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
1.2
Na laatstgenoemd vonnis heeft McNeil een akte in reconventie genomen en heeft
Medi-Pharma een antwoord-akte in reconventie genomen, beide aktes met producties.
2. De verdere beoordeling
in reconventie
2.1
In het vonnis van 9 december 2009 is overwogen dat McNeil haar stellingen ten aanzien van het onrechtmatige handelen door Medi-Pharma in samenwerking met El Yam nader dient te bewijzen. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat zij eerst nadere informatie behoeft over de inhoud van het toepasselijke recht, te weten het recht van Israël omtrent onder meer de gronden voor en de omvang van de aansprakelijkheid ter zake van de aan Medi-Pharma verweten onrechtmatige gedragingen, terwijl voor de vraag of onrechtmatige gedragingen van vertegenwoordigers van Medi-Pharma ([persoon 1] en [persoon 2]) kunnen worden worden toegerekend aan Medi-Pharma tevens het recht van de Britse Maagdeneilanden van belang zou kunnen zijn.
Partijen werden in de gelegenheid gesteld zich erover uit te laten of en onder welke voorwaarden de door McNeil gestelde feiten naar het daarop toepasselijke recht van Israël een onrechtmatige daad opleveren van Medi-Pharma jegens de rechtsvoorgangers van McNeil.
2.2
McNeil heeft een opninie overgelegd van de Israëlische advocaat [persoon 3] en een opinie van het [advocatenkantoor] op de Britse Maagdeneilanden, met nog enkele producties.
Medi-Pharma heeft een 'reactie' en een 'juridisch advies' overgelegd (blijkbaar in Nederlandse vertaling) van de Israëlische advocaat [persoon 4], met een aantal bijlagen.
2.3
Het gestelde onrechtmatig handelen van Medi-Pharma waarop de vordering van McNeil berust is gebaseerd op gedragingen van [persoon 1] en [persoon 2]. Het gaat daarbij om samenspanning met El Yam bij het bedriegen van Pfizer SA bij de koop eind 2004 van containers met medische en verzorgingsproducten teneinde een korting van 50% op de koopprijs te verkrijgen (zie samenvatting van de stellingen van McNeil in het vonnis van 9 december 2009 onder 2.13).
2.4
Uit de van weerszijden overgelegde adviezen, waarnaar door partijen wordt verwezen, blijkt dat niet omstreden is dat - de gestelde maar betwiste - onrechtmatige gedragingen van '[personen 1 en 2]' aan Medi-Pharma kunnen worden toegerekend en haar aansprakelijk doen zijn voor de daardoor veroorzaakte schade.
2.5
Voorts blijkt daaruit dat naar Israëlisch recht sprake is van onrechtmatigheid door bedrog ('tort of fraud', 'oplichterij', krachtens S. 56 van de Torts Ordinance) indien is voldaan aan vijf vereisten:
(a) onjuiste voorstelling van zaken ('false representation of a fact'),
(b) de betreffende persoon weet dat deze voorstelling van zaken onjuist is ('lack of belief in the correctness of the representation'),
(c) bedoeling dat de ander door de voorstelling wordt misleid en handelt in vertrouwen op de juistheid daarvan ('intent that the plaintiff be misled by the representation and act in reliance thereon'),
(d) de ander werd misleid en handelde op grond van zijn onjuiste opvatting ('the plaintiff was misled and acted on the basis of his error'),
(e) de ander ondervond financieel nadeel ten gevolge van zijn handelingen die berustten op de onjuiste voorstelling ('the plaintiff incurred financial harm as a result of his actions which were based on the representations').
2.6
Tevens blijkt daaruit dat naar Israëlisch recht sprake is van onrechtmatigheid door schending van een wettelijke verplichting ('violation of a statutory duty', krachtens S. 63 van de Torts Ordinance) indien is voldaan aan vijf vereisten:
(a) een op de pleger rustende wettelijke verplichting ('a duty which is placed on the tortfeasor on the basis of the statute'),
(b) die is bedoeld ten voordele of ter bescherming van de benadeelde partij ('the statute was intended for the benefit or protection of the harmed party'),
(c) de pleger schond die wettelijke verplichting ('the tortfeasor violated the duty that is placed thereupon'),
(d) door de schending werd de benadeelde partij benadeeld ('the violation harmed the harmed party'),
(e) het veroorzaakte nadeel was van het soort waarop de wettelijke verplichting betrekking had ('the harm that was caused is the type of harm to which the statute referred').
Hierop geldt een uitzondering ('the other person is not entitled to the specific remedy in this Ordinance due to the violation if the statutes, according to the correct interpretation thereof, intended to exclude this remedy'), doch deze kan buiten beschouwing blijven, nu is gesteld noch gebleken dat deze uitzondering zich hier voordoet.
Bij de wettelijke verplichtingen zou het in dit geval gaan om - kort gezegd - zich te onthouden van oplichting en valsheid in geschrift (Section F van de Penal Code, 1977).
Daarnaast wordt verwezen naar een verbod om in de handel onjuiste informatie te verspreiden ('false description', krachtens S. 2 van de Commercial Injustice Law, 1999).
Ook wordt nog melding gemaakt van een voorschrift in S. 12 van de Contracts Law, waarin is vastgelegd dat partijen zich voor en bij de totstandkoming van een overeenkomst te goeder trouw dienen te gedragen.
2.7
De rechtbank neemt de onder 2.5 en 2.6 genoemde maatstaven voor bedrog dan wel onrechtmatige daad over bij de beoordeling van de vordering.
2.8
De verwijten die McNeil in concreto maakt aan het adres van - met name - [persoon 1] [persoon 2] zijn de volgende:
(a) hij deed het in samenspanning met El Yam ([persoon 5]) of als haar medeplichtige tegenover Pfizer SA voorkomen dat de producten zouden worden geleverd aan de 'UN peace keeping forces in the Middle East', terwijl dit in feite niet het geval was,
(b) hij heeft samen met anderen ([persoon 5], [persoon 6], [persoon 7]) valse bewijsstukken opgemaakt die aan Pfizer SA zijn gestuurd, waaruit zou moeten blijken dat de producten van de eerste vier containers aan de VN waren geleverd, zulks met de bedoeling dat Pfizer SA ook de drie volgende containers aan El Yam zou leveren (de containers waar het in deze procedure om gaat),
(c) hij heeft zich voorgedaan als inspecteur voor de VN onder de naam [persoon 8],
(d) door een en ander heeft hij samen met El Yam Pfizer SA misleid en benadeeld, omdat deze een korting van 50% op de koopprijs heeft gegeven die anders niet zou zijn toegekend.
2.9
Op grond van de door partijen verstrekte informatie over Israëlisch recht en het recht van de Britse Maagdeneilanden kan ervan worden uitgegaan dat indien de juistheid van deze verwijten komt vast te staan, [persoon 1] [persoon 2] zich naar Israëlisch recht heeft schuldig gemaakt aan bedrog van Pfizer SA dan wel onrechtmatig handelen jegens Pfizer c.s. en dat
Medi-Pharma dan tegenover McNeil aansprakelijk is voor de schade die daarvan het gevolg is.
2.1
Medi-Pharma heeft de juistheid van deze verwijten gemotiveerd betwist. Op basis van het thans in het geding gebrachte bewijsmateriaal acht de rechtbank het bewijs daarvan nog niet geleverd, ook niet voorshands tot op tegenbewijs. In het bijzonder is nog niet komen vast te staan dat [persoon 1] [persoon 2] samen met anderen valse documenten heeft opgemaakt als hiervoor bedoeld. Wat het Israëlische Openbaar Ministerie in dit verband (mogelijk) heeft beslist acht de rechtbank hierbij niet van (doorslaggevend) belang.
Ook over de korting op de koopprijs bestaat onduidelijkheid.
McNeil zal in de gelegenheid worden gesteld nader bewijs te leveren.
3. De beslissing
De rechtbank,
in reconventie:
alvorens verder te beslissen
laat McNeil toe de juistheid te bewijzen van haar hiervoor onder 2.8 genoemde verwijten;
bepaalt dat, indien partijen daartoe getuigen willen doen horen, het getuigenverhoor zal plaatsvinden in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr A.N. van Zelm van Eldik op een door deze in overleg met de advocaten nader vast te stellen tijdstip;
verzoekt de advocaat van McNeil om binnen zes weken na de uitspraak van dit vonnis aan de rechtbank - sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 1243, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam - en de advocaat van Medi-Pharma mee te delen of hij getuigen wil doen horen en om - in dat geval - opgave te doen van het aantal getuigen en van de verhinderdata van hemzelf en zo mogelijk die van de getuigen in de periode van februari tot en met april 2011,
en verzoekt de advocaat van Medi-Pharma om - in dat geval - binnen twee weken na die opgave zijn eigen verhinderdata in dezelfde periode op te geven.
Dit vonnis is gewezen door mrs Van Zelm van Eldik, Sprenger en Van Schouwenburg-Laan.
Uitgesproken in het openbaar.
10/1928/1885