ECLI:NL:RBROT:2010:BO6160
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- K.L. van Zetten
- Rechtspraak.nl
Vordering van een werknemer tegen zijn werkgever na een auto-ongeluk tijdens werktijd
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een vordering van een werknemer, een taxichauffeur, tegen zijn werkgever, een taxibedrijf. De werknemer heeft tijdens werktijd een auto-ongeluk gehad, waardoor hij enige tijd in het ziekenhuis heeft gelegen. De werkgever stelt dat de werknemer ontslag heeft genomen, terwijl de werknemer vordert dat de arbeidsovereenkomst nog voortduurt en dat hij recht heeft op betaling van achterstallig loon. Daarnaast vordert de werkgever schadevergoeding van de werknemer wegens roekeloos rijgedrag.
De rechtbank heeft de werkgever in de gelegenheid gesteld om stukken over te leggen met betrekking tot de werktijd van de werknemer. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer zich op 17 augustus 2006 ziek heeft gemeld, maar dat de werkgever hier niets mee heeft gedaan. De rechtbank concludeert dat het dienstverband niet met wederzijds goedvinden is beëindigd, maar dat het is ontbonden door de kantonrechter met ingang van 8 juni 2007. De werknemer heeft recht op het volledige overeengekomen loon over deze periode.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen reden is om de vordering van de werknemer te matigen, ondanks de argumenten van de werkgever. De gevorderde verklaring voor recht en de loonvordering over de periode van 8 augustus 2006 tot 8 juni 2007 zijn toewijsbaar. Ook de vordering van de werknemer voor achterstallig vakantiegeld is volledig toewijsbaar. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling, waarbij de werkgever de gelegenheid krijgt om relevante stukken in te dienen.