ECLI:NL:RBROT:2010:BO6165

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
796090
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K.L. van Zetten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over voortduren arbeidsovereenkomst en loonvordering na auto-ongeluk tijdens werktijd

In deze zaak, die de laatste van zes vonnissen betreft, staat de rechtsverhouding tussen een werknemer, een taxichauffeur, en zijn werkgever, een taxibedrijf, centraal. De werknemer heeft tijdens werktijd een auto-ongeluk gehad, wat leidde tot een ziekenhuisopname. De werkgever stelt dat de werknemer ontslag heeft genomen, terwijl de werknemer vordert dat de arbeidsovereenkomst voortduurt en dat hij achterstallig loon ontvangt. Daarnaast vordert de werkgever schadevergoeding van de werknemer wegens roekeloos rijgedrag.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de werkgever in het ongelijk is gesteld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen heeft voortgeduurd op en na 8 augustus 2006. De werknemer heeft recht op betaling van € 13.000,- aan achterstallig loon en € 1.040,- aan achterstallig vakantiegeld over de periode van 8 augustus 2006 tot 8 juni 2007. De wettelijke verhoging van 10% over deze bedragen is eveneens toegewezen, evenals de wettelijke rente vanaf de dag van verzuim.

De werkgever is veroordeeld in de proceskosten, inclusief de kosten voor de deskundige, die zijn vastgesteld op € 11.900,- inclusief BTW. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is een belangrijke uitspraak in het arbeidsrecht, met betrekking tot de rechten van werknemers na een ongeval tijdens werktijd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Locatie Rotterdam
vonnis
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie bij exploot van dagvaarding van 23 maart 2007,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: (thans) mr. E.H.P. Dingenouts, advocaat te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
h.o.d.n. (eenmanszaak) [Taxibedrijf],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde mr. L.J. van Rooijen, advocaat te Rotterdam.
Partijen blijven hierna aangeduid als “[eiser]” respectievelijk “[gedaagde]”.
1. Het verdere verloop van de procedure in conventie
Het verdere verloop van de procedure in conventie blijkt uit de processtukken waarvan de kantonrechter heeft kennisgenomen:
- het tussenvonnis van 21 mei 2010 en de daaraan ten grondslag liggende
processtukken;
- akte uitlaten houdende vermindering van eis, aan de zijde van [eiser].
De uitspraak van het vonnis is door de kantonrechter bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling in conventie
2.1 Bij voormeld tussenvonnis is [gedaagde] in de gelegenheid gesteld bij akte een deugdelijke administratie van verlofuren, met onder meer de verlofaanvragen van [eiser], in het geding te brengen en zo nodig een toelichting daarop te verstrekken.
2.2 [gedaagde] heeft niet gereageerd.
2.3 [eiser] heeft bij zijn voornoemde akte om hem moverende redenen de eis als volgt verminderd:
- met het petitum onder C III (tegenwaarde van niet opgenomen verlofuren);
- tot 25% van de wettelijke verhoging in het petitum onder C IV over het onder C I en C II
gevorderde;
- met de wettelijke rente over de post onder C III in het petitum;
- met het petitum onder C VI (buitengerechtelijke kosten);
- met het petitum onder D (schade).
2.4 Op grond van vorenstaande en van hetgeen is overwogen in de tussenvonnissen van 6 december 2007, 27 maart 2008, 17 december 2008, 21 oktober 2009 en 21 mei 2010 zullen de gevorderde verklaring voor recht en de loonvordering al met al worden toegewezen op na te melden wijze.
2.5 De vordering ten aanzien van het bedrag van € 1.040,00 aan achterstallig vakantiegeld over de periode van 8 augustus 2006 tot 8 juni 2007 is op grond van vorenstaande overwegingen volledig toewijsbaar.
2.6 De gevorderde wettelijke verhoging is eveneens toewijsbaar, zij het dat deze zal worden gematigd tot 10%.
2.7 De vordering ten aanzien van de wettelijke rente is bij gebreke van hierop ziende betwisting toewijsbaar.
2.8 [gedaagde] zal als de principieel en overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die van de enquête en het deskundigenbericht daaronder begrepen.
Het loon voor de deskundige is uiteindelijk vastgesteld op € 11.900,- inclusief BTW. Over een eventuele veroordeling in extra kosten voor een langere opslagperiode van restanten van de monsters bij TNO Quality Services B.V. zal de kantonrechter zo nodig later beslissen.
3. De beslissing
De kantonrechter:
in conventie
verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen heeft voortgeduurd op en na 8 augustus 2006;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] van
- € 13.000,- bruto aan achterstallig loon over de periode van 8 augustus 2006 tot 8 juni 2007;
- € 1.040,- aan achterstallig vakantiegeld over de periode van 8 augustus 2006 tot 8 juni 2007;
- de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW ad 10% over bovenstaande bedragen vanaf de dag waarop de vorderingen opeisbaar zijn geworden;
- de wettelijke rente over bovenstaande bedragen vanaf de dag van verzuim tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op:
€ 11.900,- inclusief BTW aan kosten voor de deskundige,
€ 1.800,- aan salaris voor de gemachtigde,
welke bedragen op bankrekening 56 99 90 688 t.n.v. MvJ Arrondissement Rotterdam onder vermelding van het zaaknummer moeten worden overgemaakt,
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.L. van Zetten en uitgesproken ter openbare terechtzitting.