ECLI:NL:RBROT:2010:BO6441

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
343805 / HA ZA 09-3506
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Mentink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de Gemeente Rotterdam voor schade door verzakking woning als gevolg van bouwwerkzaamheden

In deze zaak vorderde eiser, eigenaar van een woning in Rotterdam, schadevergoeding van de Gemeente Rotterdam wegens verzakking van zijn woning. De verzakking zou het gevolg zijn van bouwwerkzaamheden die de Gemeente had uitgevoerd in het kader van de ontwikkeling van de nieuwbouwwijk Nesselande. Eiser stelde dat de Gemeente onrechtmatig had gehandeld door onvoldoende maatregelen te treffen om schade aan zijn woning te voorkomen. De procedure begon met een dagvaarding op 17 november 2009, gevolgd door een tussenvonnis op 17 maart 2010 waarin een comparitie van partijen werd gelast. Tijdens de comparitie op 21 september 2010 werd de situatie verder besproken.

De rechtbank oordeelde dat de Gemeente als opdrachtgever van de bouwwerkzaamheden aansprakelijk kon zijn voor de schade die eiser had geleden. De rechtbank benadrukte dat een overheidslichaam verplicht is om voldoende maatregelen te treffen om schade aan derden te voorkomen, vooral wanneer de werkzaamheden risico's met zich meebrengen. De rechtbank stelde vast dat de Gemeente niet voldoende had gedaan om de belangen van de bewoners te beschermen, ondanks dat er voorwaarden waren verbonden aan de vrijstelling voor de bouwwerkzaamheden.

De rechtbank besloot dat er behoefte was aan deskundigenonderzoek om vast te stellen of de schade aan de woning van eiser daadwerkelijk het gevolg was van de bouwwerkzaamheden en welke maatregelen er eventueel hadden moeten worden genomen. De zaak werd aangehouden voor het inwinnen van een deskundigenbericht, waarbij partijen de gelegenheid kregen om zich uit te laten over de benoeming van de deskundige en de vragen die aan deze deskundige voorgelegd moesten worden. De rechtbank stelde dat de Gemeente aansprakelijk kon zijn voor de schade, afhankelijk van de uitkomsten van het deskundigenonderzoek.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 343805 / HA ZA 09-3506
Vonnis van 10 november 2010
in de zaak van
[eiser],
wonende te Rotterdam,
eiser,
advocaat mr. drs. L. ten Velden,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon DE GEMEENTE ROTTERDAM,
zetelend te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. S.M. Conijnenberg.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Gemeente genoemd worden.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- dagvaarding d.d. 17 november 2009 en de door [eiser] overgelegde producties;
- conclusie van antwoord, met producties;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 17 maart 2010, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 21 september 2010.
1.2 Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weer¬sproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.1 [eiser] is eigenaar van de woning en het erf gelegen aa[adres]es] te Rotterdam. De [adres] is gelegen tegen een dijk.
2.2 In 1999 is de Gemeente begonnen met het bouwrijp maken van de grond ten behoeve van de aanleg van de nieuwbouwwijk/Vinexlocatie Nesselande (hierna: het nieuwbouwproject). Sinds die tijd zijn, in fases, 4.800 van de geplande 5.500 nieuwbouwwoningen gerealiseerd. De [adres] grenst aan de oostkant van het nieuwbouwproject.
2.3 Bij beschikking van 11 augustus 1998 is aan de gemeentelijke tak van de dienst Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam vrijstelling verleend van het destijds geldende bestemmingsplan “Landelijk Gebied 1990” (hierna: de vrijstelling). In de vrijstelling is, voor zover van belang, het volgende opgenomen.
“Gelet op het vorenstaande verlenen wij u krachtens artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de gevraagde vrijstelling.
Wij verbinden hieraan de volgende voorwaarden: (…)
2) Ter bescherming van de belangen van bewoners, bedrijven en andere belanghebbenden in het gebied ‘Nesselande’ en het aangrenzend gebied kunnen aanvullende voorwaarden gesteld worden voorzover die niet in andere procedures worden gesteld.
3) Het (vracht)verkeer ten behoeve van het bouwrijp maken en de daarop volgende werkzaamheden alleen gebruik maakt van de daartoe aan te leggen aparte ontsluitingswegen en dat afdoende maatregelen getroffen worden om te voldoen aan het onder 2) gestelde.”
2.4 Voorafgaand aan het bouwrijp maken van de grond voor het nieuwbouwproject is in 1998 in opdracht van de Gemeente door expertisebureau Lengkeek, Laarman & De Hosson een vooropname gemaakt van de woning van [eiser]. Van deze vooropname is een Rapport van Conditie opgemaakt. Het rapport, d.d. 11 december 1998, constateert een aantal onvolkomenheden in de staat van de woning.
2.5 Van 1999 tot 2004 is de grond van het nieuwbouwproject bouwrijp gemaakt. Tussen januari en september 1999 is een deel van die grond bouwrijp gemaakt met toepassing van de zogenaamde Ifco-methode (Intensief Forceren Consolidatie Ondergrond). Tijdens de toepassing van de Ifco-methode heeft de Gemeente voor het monitoren van de grondwaterstand binnen het te ontwikkelen gebied en daarbuiten peilbuizen en hellingsbuizen geplaatst.
2.6 [eiser] heeft de Gemeente bij brieven d.d. 23 juli 2003, 16 augustus 2005 en 16 november 2007 en 18 juni 2008 aansprakelijk gesteld voor schade aan zijn woning ten gevolge van verzakking.
2.7 Compander B.V. heeft in opdracht van [eiser] de schade aan de woning onderzocht en haar bevindingen neergelegd in haar rapport van 9 mei 2005. Compander B.V. heeft in opdracht van [eiser] bij rapport van 27 mei 2008 een kostenbegroting opgesteld, waarin de herstelkosten worden begroot op € 14.600,=.
3. De vordering
De vordering luidt – verkort weergegeven – om, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de Gemeente te veroordelen aan [eiser] te betalen een bedrag van € 14.600,=, vermeerderd met rente, de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiser] de volgende stellingen aan zijn vordering ten grondslag gelegd.
3.1 De woning van [eiser] is verzakt als gevolg van de aanleg van het nieuwbouwproject. Tussen 2000 en 2005 heeft veel zwaar bouwverkeer van de [adres] gebruik gemaakt. Dit veroorzaakte hevige trillingen van de grond waarop de woning is gebouwd. Daarnaast is de bouwgrond versneld bouwrijp gemaakt. Daarbij is gebruik gemaakt van de Ifco-methode en heeft verticale drainage van de grond plaatsgevonden. Hierdoor is het grondwaterpeil sterk verlaagd, waardoor ook grondwater is onttrokken aan de [adres]. De dijk waar de woning van [eiser] tegenaan is gebouwd is aan de zijde van de Ringvaart afgesloten door middel van een damwand en is daardoor uitgedroogd. De fundering van de woning hebben het hierdoor nog zwaarder te verduren gehad door het zware bouwverkeer.
3.2 De Gemeente heeft – in strijd met de bepalingen van de vrijstelling – onvoldoende maatregelen getroffen om te voorkomen dat bouwverkeer gebruik maakte van de [adres]. Voorts heeft de Gemeente tijdens het bouwproces op onjuiste wijze de bouwgrond versneld bouwrijp gemaakt. Bij de toepassing van de Ifco-methode heeft de Gemeente nagelaten te controleren op het onttrekken van grondwater in de dijk waar de woning tegen is gebouwd.
3.3 Als gevolg van deze verzakking heeft [eiser] schade geleden, welke schade door [eiser] is begroot op € 14.600,=.
3.4 De Gemeente is uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk voor deze schade.
3.5 Over het schadebedrag is de Gemeente wettelijke rente verschuldigd vanaf 7 december 2007.
3.6 [eiser] heeft buitengerechtelijke incassowerkzaamheden verricht die voor vergoeding in aanmerking komen. [eiser] heeft deze kosten begroot op € 904,=.
4. Het verweer
Het verweer van de Gemeente strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser], bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding. De Gemeente heeft daartoe het volgende aangevoerd.
4.1 De Gemeente heeft met betrekking tot het bouwverkeer op de [adres] tijdig maatregelen genomen en deze maatregelen, voor zover zij daar verantwoordelijk voor was en voor zover zij dit in haar macht had, voldoende gehandhaafd.
4.2 Ter voldoening aan de vrijstelling verbonden voorwaarden heeft de Gemeente met name de volgende maatregelen getroffen:
a) er zijn, om het bouwverkeer voor het nieuwbouwproject niet via de [adres] te laten verlopen, bouwwegen aangelegd;
b) er is door de Gemeente met de aannemers/projectontwikkelaars gecommuniceerd dat het bouwverkeer via Groenewegbrug en de Brandingsdijk diende te rijden;
c) er zijn voor het bouwverkeer Nesselande verbodsborden geplaatst vóór de kruising van de Groenewegbrug, waardoor dit bouwverkeer direct via de bouwweg naar het nieuwbouwproject werd geleid;
d) de Gemeente heeft in de zogenaamde ‘Civiele bijlage’ bij de door haar met de projectontwikkelaars van het nieuwbouwproject gesloten contracten opgenomen dat bouwverkeer op de [adres] en de Onderweg niet is toegestaan.
Deze door de Gemeente getroffen maatregelen waren afdoende.
4.3 De Gemeente heeft tijdens het bouwproces niet op onjuiste wijze de bouwgrond versneld bouwrijp gemaakt. De Ifco-methode is slechts bij een klein deel van het te ontwikkelen gebied en voor een beperkte periode toegepast. Het toepassen van deze methode heeft geen nadelige invloed gehad op de grondwaterstand in de omgeving van het perceel van [eiser].
4.4 [eiser] heeft geen schade geleden door verwijtbaar handelen of nalaten van de Gemeente. De Gemeente betwist ook de hoogte van de beweerdelijk door [eiser] geleden schade en de conclusies in het rapport van Compander B.V.
4.5 De gevorderde wettelijke rente over het schadebedrag is niet toewijsbaar, omdat het schadebedrag zelf niet toewijsbaar is.
4.6 De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn niet toewijsbaar, primair omdat het schadebedrag zelf niet toewijsbaar is, subsidiair omdat [eiser] geen althans onvoldoende buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht om op een vergoeding daarvoor aanspraak te kunnen maken.
5. De beoordeling
5.1 Ter beoordeling ligt voor de vraag of de Gemeente als opdrachtgeefster van de bouw van het nieuwbouwproject op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk is voor de door [eiser] geclaimde schade als gevolg van de verzakking van zijn woning. Als maatstaf voor de beoordeling van deze vraag geldt dat een overheidslichaam dat in verband met ingrijpende werkzaamheden, welke voor derden het gevaar meebrengen van schade aan zaken die hen toebehoren, verplicht is voldoende maatregelen te treffen om zulke schade te voorkomen. Bij deze beoordeling spelen verschillende omstandigheden een rol, zoals de voorzienbaarheid van de schade, de vraag of (voldoende en tijdig) overleg is gevoerd met de betrokkene over eventuele risico’s, of (voldoende en tijdig) onderzoek is verricht om te bepalen of van de voorgenomen activiteiten schadelijke effecten te verwachten vielen en of het treffen van voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van schade redelijkerwijs mogelijk was.
Bouwverkeer
5.2 De Gemeente heeft aangevoerd dat zij, mede ter nakoming van de in de vrijstelling gestelde voorwaarden, voordat is gestart met het bouwrijp maken van de grond maatregelen heeft getroffen om de hinder als gevolg van de bouwwerkzaamheden zoveel mogelijk te beperken. De gemeente stelt dat de maatregelen, als weergegeven onder r.o. 4.2, afdoende waren. [eiser] heeft dit gemotiveerd betwist.
5.3 De rechtbank oordeelt als volgt. In het onderhavige geval is aan de verlening van de vrijstelling ter zake van het nieuwbouwproject de voorwaarde verbonden dat afdoende maatregelen genomen worden genomen om de belangen van de bewoners in het gebied Nesselande te beschermen, waaronder het aanleggen van aparte ontsluitingswegen. Het komt dus aan op de vraag wat als afdoende maatregelen kunnen worden beschouwd. Bij de beoordeling van deze vraag neemt de rechtbank in aanmerking dat ook indien een overheidshandeling op zichzelf niet als onrechtmatig kan worden aangemerkt, de overheid [de Gemeente] op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk is voor de onevenredig nadelige gevolgen van zodanige handeling, dat wil zeggen de gevolgen die buiten het normale maatschappelijke risico vallen en die op een beperkte groep burgers drukken. De vraag of in een bepaald geval de gevolgen van een overheidshandeling buiten het normale risico vallen, moet worden beantwoord met inachtneming van alle van belang zijnde omstandigheden van het geval. Van belang kan hierbij ondermeer zijn enerzijds de aard van de overheidshandeling en het gewicht van het daarmee gediende belang alsmede in hoeverre die handeling en de gevolgen daarvan voorzienbaar zijn voor de derde die als gevolg daarvan schade lijdt, en anderzijds de aard en de omvang van de toegebrachte schade. Tegen deze achtergrond geldt het volgende. In tegenstelling tot wat de Gemeente bepleit, betekent het treffen van afdoende maatregelen niet een verplichting zoveel maatregelen te treffen als mogelijk, maar een verplichting, zoals [eiser] terecht betoogt, om dusdanige maatregelen te treffen dat er geen schade van de aard en omvang als door [eiser] gesteld (verzakking van zijn woning) ontstaat. Duidelijk is dat de Gemeente er belang bij heeft (zo niet tot taak heeft) om bouwwerkzaamheden, zoals nieuwbouwprojecten, uit te voeren. Dit brengt echter met zich mee, gelet ook op de voorzienbaarheid van de schade, dat zij aansprakelijk is voor de dientengevolge ontstane (omvangrijke) schade, nu deze buiten het normale risico van de omwonenden, in dit geval [eiser], valt. Met betrekking tot de voorzienbaarheid van de schade in het onderhavige geval wijst de rechtbank op het volgende. Voor de aanvang van de bouwwerkzaamheden is er in opdracht de Gemeente een vooropname gemaakt van de woning van [eiser]. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat de Gemeente bij de aanvang van de aanleg van het nieuwbouwproject onderkende dat het bouwverkeer mogelijkerwijs schade bij omwonenden kon veroorzaken. Dit betekent dat voorzienbaar was dát en wat voor schade zou kunnen optreden.
Als uitgangspunt in deze zaak geldt derhalve dat de Gemeente aansprakelijk is voor schade als gevolg van het bouwverkeer ten behoeve van het nieuwbouwproject die zich ondanks de getroffen maatregelen voordoet.
5.4 De Gemeente heeft verder betwist dat [eiser] schade heeft geleden en, voor zover [eiser] schade heeft geleden, dat er een oorzakelijk verband is tussen die schade en het bouwverkeer. Gelet op het onder 5.3 overwogene hangt de vraag of de Gemeente (toerekenbaar) onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] af van het antwoord op de vraag of [eiser] schade heeft geleden als gevolg van het bouwverkeer op de [adres] ten behoeve van de aanleg van het nieuwbouwproject. Komt vast te staan dat [eiser] schade heeft geleden en dat deze schade het gevolg is van het bouwverkeer op de [adres], dan volgt dat de Gemeente onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld en is, zoals hiervoor sub 5.3 overwogen, dat onrechtmatig handelen aan de Gemeente toerekenbaar.
5.5 Zoals hierna nog nader zal worden overwogen, heeft de rechtbank behoefte aan voorlichting door een onafhankelijke deskundige over de vraag of [eiser] schade heeft geleden ten gevolge van bouwverkeer dat gebruik maakt(e) van de [adres]. Indien op grond van het deskundigenbericht komt vast te staan dat er schade aan de woning is die (mede) het gevolg is van zwaar (bouw)verkeer dat gebruik maakt(e) van de [adres] ten behoeve van het nieuwbouwproject, komt het verweer van de Gemeente dat ook ander zwaar (bouw)verkeer van de [adres] gebruik maakt(e) aan bod. Het is in dat geval aan [eiser], op wie de stelplicht en bewijslast rust, nu hij zich op de rechtsgevolgen van deze stelling beroept, om te bewijzen dat in de periode waarin het huis is verzakt (blijkens verklaring van [eiser] tijdens de comparitie van partijen is de schade aan de woning sinds 2006 niet verder toegenomen) het bouwverkeer over de [adres] is toegenomen tengevolge van werkzaamheden aan het nieuwbouwproject.
Ifco-methode
5.6 [eiser] heeft gesteld dat bouwgrond versneld bouwrijp is gemaakt, waarbij gebruik is gemaakt van de zogenoemde Ifco-methode en dat verticale drainage van de grond heeft plaatsgevonden. Hierdoor is volgens [eiser] het grondwaterpeil sterk verlaagd, waardoor ook grondwater is onttrokken aan de [adres] en is de fundering van de woning van [eiser] aangetast. De Gemeente heeft gemotiveerd betwist op onjuiste wijze de bouwgrond versneld bouwrijp te hebben gemaakt.
5.7 De rechtbank oordeelt als volgt. Indien komt vast te staan dat de Gemeente op onjuiste wijze de grond bouwrijp heeft gemaakt en (mede) als gevolg hiervan schade aan de woning [eiser] is ontstaan, handelt de Gemeente hierdoor, gelet op de onder 5.1 weergegeven maatstaf, onrechtmatig jegens [eiser] en is de Gemeente gehouden de schade die [eiser] dientengevolge lijdt te vergoeden.
5.8 De bewijslast van de stelling dat de Gemeente op onjuiste wijze de grond bouwrijp heeft gemaakt berust bij [eiser], nu deze zich op de rechtsgevolgen daarvan beroept. [eiser] heeft zijn stelling op dit punt (en zijn stelling dat door het bouwverkeer verzakking aan zijn woning is ontstaan) onderbouwd met het rapport van Compander B.V. d.d. 9 mei 2005. De Gemeente heeft de inhoud van dit partijrapport gemotiveerd betwist en er tevens op gewezen dat zij niet bij het onderzoek is betrokken. De rechtbank heeft behoefte aan voorlichting door een – onafhankelijke – deskundige over de vraag of [eiser] schade heeft geleden door bouwverkeer en grondwateronttrekking ten behoeve van de aanleg van het nieuwbouwproject, alsmede over de hoogte van de schade.
5.9 De rechtbank stelt voor onder meer de volgende vragen aan de te benoemen deskundige voor te leggen:
1. Constateert u op grond van een vergelijking met het Rapport van Conditie d.d. 11 december 1998 (productie 2 bij dagvaarding) dat sinds de opnamedatum van dit Rapport (9 november 1998) schade is ontstaan aan de woning? Indien u deze vraag bevestigend beantwoordt:
2. Waaruit bestaat de ontstane schade exact? (Zo gedetailleerd mogelijk uitsplitsen van de verschillende schades).
3. Kunt u zo exact mogelijk aangeven op welk moment deze schade(s) is/zijn ontstaan? Waarop baseert u deze bevindingen?
4. Wat is de oorzaak of wat zijn de oorzaken van de schade(s)? Zo mogelijk uitsplitsen per schadepost. Waarop baseert u deze bevindingen?
5. Staan de schades in verband met (bouw)verkeer dat gebruik maakt(e) van de [adres]? Waarop baseert u deze conclusie?
6. Staan de schades in verband met het feit dat (tussen januari en september 1999) een deel van de grond van het nieuwbouwproject bouwrijp is gemaakt met toepassing van de zogenaamde Ifco-methode? Wilt u hierbij aandacht besteden aan de vraag of de wijze waarop de grondwaterstand is verlaagd van invloed is geweest? Waarop baseert u deze conclusie?
7. Zijn er andere oorzaken aan te wijzen voor een – eventueel door u geconstateerde – wijzigingen van het grondwaterpeil? Waarop baseert u deze conclusie?
8. Heeft u nog iets op te merken dat u voor de beoordeling van deze zaak van belang acht?
5.10 De rechtbank ziet, mede gelet op de bewijslastverdeling, geen aanleiding om af te wijken van het in artikel 195 Rv opgenomen uitgangspunt dat het voorschot op de kosten van de deskundige door de eisende partij, in dit geval [eiser], moet worden voldaan.
5.11 Voordat wordt overgegaan tot het inwinnen van een deskundigenbericht, zullen partijen, eerst [eiser], in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten over het voorgenomen deskundigenbericht, te weten over de persoon van de te benoemen deskundige, de aan deze voor te leggen vragen en de maximale redelijke hoogte van het op te leggen voorschot. De rechtbank geeft partijen in overweging te pogen over één en ander onderling tot overeenstemming te komen alvorens zich over bovengenoemde punten uit te laten. De Gemeente krijgt de gelegenheid bij antwoordakte te reageren.
5.12 In afwachting van de onder 5.11 bedoelde aktewisseling wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
6. De beslissing
De rechtbank
alvorens verder te beslissen,
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 1 december 2010 voor het nemen van een akte als bedoeld in 5.11, eerst aan de zijde van [eiser], waarna de Gemeente mag reageren.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Mentink en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2010.?
2111/1581