ECLI:NL:RBROT:2010:BO6659

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/661251-10
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Kolk
  • A. Franken
  • C. Wurzer-Leenhouts
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen en schennis van de eerbaarheid met minderjarigen door ontoerekeningsvatbare verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 december 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van schennis van de eerbaarheid en poging tot ontucht met twee minderjarigen. De verdachte, geboren in 1964, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in een psychiatrisch centrum. Tijdens de zitting op 23 november 2010 werd vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ernstige psychiatrische stoornis, namelijk een schizoaffectieve psychose of paranoïde schizofrenie. De rechtbank heeft op basis van rapportages van gedragsdeskundigen geconcludeerd dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

De tenlastelegging omvatte twee feiten: de poging tot ontucht met twee minderjarigen door middel van giften of beloften, en schennis van de eerbaarheid op een openbare plaats. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft gepleegd, maar dat deze hem niet kunnen worden toegerekend vanwege zijn psychische toestand. Hierdoor werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging.

De rechtbank heeft echter wel een maatregel opgelegd tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar, omdat behandeling noodzakelijk werd geacht. De gedragsdeskundigen adviseerden deze maatregel, gezien het ontbreken van ziektebesef en behandelmotivatie bij de verdachte. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen en volgde het advies van de deskundigen. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 37, 45, 57, 239 en 248a van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/661251-10
Datum uitspraak: 7 december 2010
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op xx-xx-1964 te [plaatsnaam], ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres], ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, locatie Scheveningen, Penitentiair Psychiatrisch Centrum, te ’s-Gravenhage,
raadsman mr. P.S.M. van den Enden, advocaat te Naaldwijk.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2010.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Rebel heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
- oplegging van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 17 augustus 2010 te Rotterdam ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door giften of beloften van geld of goed [naam], geboren op xx-xx-1997 en [naam], geboren op xx-xx-1994, waarvan verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat dezen de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt, opzettelijk te bewegen om ontuchtige handelingen met hem te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden, hebbende hij, verdachte, toen daar die [naam] en die [naam] een geldbedrag en een goed in het vooruitzicht gesteld als hij, verdachte, die [naam] en die [naam] mocht pijpen en likken en voelen en kijken naar hun geslachtsdelen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 23 mei 2010 te Rotterdam zich opzettelijk oneerbaar aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten aan de [straatnaam], zich geheel naakt heeft bevonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
1.
poging tot, door giften of beloften van geld of goed een persoon waarvan hij redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden, meermalen gepleegd;
2.
schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd.
De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De rechtbank heeft kennis genomen van de rapportage van P.R.F. Beetsma, psychiater n.p., onder supervisie van Th.J.G. Bakkum, psychiater, van 10 november 2010. Daarin is uiteengezet dat de verdachte sedert 2005 lijdt aan een ernstige psychiatrische stoornis, te weten een schizoaffectieve psychose of paranoïde schizofrenie. De verdachte is verward, achterdochtig, hij praat soms volkomen onsamenhangend en hij praat ongegeneerd over seks. Het is zeer waarschijnlijk dat hij zich in het contact met de slachtoffers op een ontsporende, ongeremde en ongegeneerde wijze seksueel heeft geuit. Dit is een gevolg van en wordt aangestuurd door zijn stoornis. Gelet hierop wordt de verdachte door de psychiater ontoerekeningsvatbaar geacht.
Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van de rapportage van drs. B.W. Roelofs-van Bon, klinisch psycholoog. De bevindingen van het psychologisch onderzoek komen overeen met die van het psychiatrisch onderzoek. Volgens de psycholoog is bij de verdachte sprake van ernstige oordeels- en kritiekstoornissen, hij stemt zijn gedrag niet af op anderen en wordt geleid door psychotische impulsen. Van enige zelfcorrectie is geen sprake. In een psychotische toestand treden bij de verdachte seksuele ontsporingen op, waarop hij geen controle heeft. Vanuit gedragskundig oogpunt is de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar.
De rechtbank sluit zich aan bij de conclusies van de gedragsdeskundigen en acht de verdachte derhalve ontoerekeningsvatbaar voor de bewezen verklaarde feiten. Nu deze feiten hem niet kunnen worden toegerekend, is de verdachte niet strafbaar en dient ontslag van alle rechtsvervolging te volgen.
MOTIVERING MAATREGEL
De verdachte heeft twee jonge jongens op straat aangesproken en heeft hen op een ongeremde seksuele manier benaderd. Omdat de jongens samen waren was de angst voor de verdachte niet heel groot, maar wel zodanig dat zij bij de deur van het huis van één van hen zijn weggereden om te voorkomen dat de verdachte te weten zou komen waar hij woonde.
Drie maanden daarvoor had de verdachte zich ook op een seksueel ongeremde manier gedragen door geheel naakt op de galerij bij zijn woning te zingen.
Blijkens het op zijn naam gestelde Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 augustus 2010 is de verdachte reeds eerder veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Opvallend is dat de verdachte kennelijk na het stoppen met medicatie tot de thans bewezen feiten is gekomen.
In voormelde rapportages van de gedragsdeskundigen wordt geadviseerd om de verdachte te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis. Gezien het bepaalde in artikel 352, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering hoeft voormeld oordeel over de strafbaarheid van de verdachte niet in de weg te staan aan het opleggen van een maatregel als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.
De gedragsdeskundigen hebben erop gewezen dat het van belang is dat de verdachte wordt behandeld in een psychiatrisch ziekenhuis. Dit kan het beste geschieden in een dwingend kader, omdat ziektebesef en behandelmotivatie bij de verdachte ontbreken en omdat het noodzakelijk is dat hij antipsychotische medicatie krijgt. In het verleden stopte de verdachte met het gebruik van deze medicatie zodra het verplichtende kader wegviel. Indien de verdachte niet wordt behandeld is de kans op recidive hoog.
Gelet op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en hetgeen de gedragsdeskundigen over hem hebben bericht, ziet de rechtbank aanleiding om de adviezen van de gedragsdeskundigen te volgen.
Alles afwegend wordt de oplegging van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 37, 45, 57, 239 en 248a van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
gelast dat de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van 1 (één) jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van der Kolk, voorzitter,
en mrs. Franken en Wurzer-Leenhouts, rechters,
in tegenwoordigheid van Van der Heijde, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 december 2010.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bij vonnis van 7 december 2010.
TEKST TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 17 augustus 2010 te Rotterdam ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, [naam], geboren op xx-xx-1997 en/of [naam], geboren op xx-xx-1994, waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze(n) de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt, opzettelijk te bewegen om ontuchtige handelingen met hem te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden, hebbende hij, verdachte, toen daar die [naam] en/of die [naam] een geldbedrag van 50 euro, althans enig geldbedrag, en/of (een) goed(eren) beloofd/in het vooruitzicht gesteld als hij, verdachte, die [naam] en/of die [naam] mocht pijpen en/of likken en/of voelen aan/kijken naar diens/hun geslachtsde(e)l(en), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(248a jo 45 WvSr)
2.
hij op of omstreeks 23 mei 2010 te Rotterdam zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op/aan de [straatnaam], met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden en/of zich geheel naakt heeft bevonden;
(artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht)