ECLI:NL:RBROT:2010:BO7540

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/851 WOB -T1
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om openbaarmaking financiële gegevens gemeente Rotterdam

In deze zaak heeft eiser, wonende te [plaats], beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om openbaarmaking van financiële gegevens door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Het verzoek betrof twee taxatierapporten en een exploitatieraming van woningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente deugdelijk heeft gemotiveerd dat openbaarmaking van de financiële gegevens de economische of financiële belangen van de gemeente zou schaden. De rechtbank oordeelt dat het belang van volledige openbaarmaking van de financiële gegevens niet opweegt tegen de belangen van de gemeente en betrokken particulieren. Eiser had eerder inzage gevraagd in bedragen en rentepercentages uit overeenkomsten tussen de gemeente en derden, maar deze verzoeken zijn afgewezen. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van de gemeente ongegrond verklaard en het beroep tegen een eerder besluit niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft bepaald dat de gemeente het betaalde griffierecht aan eiser vergoedt. De uitspraak is gedaan op 16 december 2010 en is openbaar gemaakt. Eiser kan tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Reg.nr.: AWB 10/851 WOB - T1
Uitspraak in het geding tussen
[naam], wonende te [plaats], eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Eiser heeft op 11 juli 2009 met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) bij verweerder verzocht om informatie over de exploitatie van kavels aan de [plaats], zoals neergelegd in onder meer zienswijzen op het voorontwerp Natuur en Businesspark [naam], afspraken met grondeigenaren, taxatierapporten, civieltechnische ramingen en een planschade risico analyse.
Bij besluit van 6 augustus 2009 is het verzoek van eiser afgewezen, voor zover betreft twee taxatierapporten van 8 december 2008 en 17 april 2009 en de exploitatieraming woningen [plaats] van 11 november 2008.
Eiser heeft op 24 augustus 2009 inzage gevraagd in de bedragen en rentepercentages die genoemd zijn in twee overeenkomsten uit 2006 onderscheidenlijk 2008 tussen de gemeente Rotterdam enerzijds en de heer [naam] en [naam] (hierna: [naam]) anderzijds. Bij besluit van 25 augustus 2009 is dit verzoek afgewezen.
Bij brief van 14 september 2009 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de afwijzende beslissingen.
Bij besluit van 28 januari 2010 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit (hierna: besluit I) heeft eiser bij ongedateerde brief, ingekomen bij de rechtbank op 11 maart 2010, beroep ingesteld.
Bij besluit van 20 april 2010 (hierna: besluit II) heeft verweerder besluit I ingetrokken, eisers bezwaren voor zover gericht tegen het weigeren van het openbaar maken van informatie die geen betrekking heeft op financiële gegevens, gegrond verklaard en de overige bezwaren ongegrond verklaard. Bij dit besluit zijn, behoudens passages met financiële gegevens, alsnog aan eiser openbaar gemaakt het taxatierapport Inbrengwaarde Kavels [plaats] van 25 februari 2009 (concept), het taxatierapport Inbrengwaarde Kavels [plaats], gedateerd op 23 maart 2009, het taxatierapport Kavels [plaats] van 8 december 2008 en het rapport “Polder [naam] exploitatieraming woningen [plaats]” van 11 november 2008.
Verweerder heeft de betreffende stukken met de financiële gegevens naar de rechtbank gezonden met het verzoek te bepalen dat beperking van de kennisneming als bedoeld in artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gerechtvaardigd is. Eiser heeft vervolgens aan de rechtbank toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb.
Verweerder heeft bij brief van 28 april 2009 een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 15 juni 2010 heeft eiser aangegeven dat verweerder ook met besluit II geen volledige inzage heeft gegeven in de financiële gegevens in de gevraagde stukken, zodat hij het beroep handhaaft.
Bij brief van 18 oktober 2010 heeft eiser nadere stukken in het geding gebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 november 2010. Eiser was, vergezeld door zijn echtgenote, aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. M.C. Rolle.
2 Overwegingen
2.1 Beroep tegen besluit I
Met besluit II heeft verweerder, onder intrekking van besluit I, opnieuw op het bezwaar beslist. Besluit II is een besluit als bedoeld in artikel 6:18 van de Awb.
Nu eiser niet heeft gesteld tengevolge van verweerders besluitvorming schade te hebben geleden, heeft hij geen belang meer bij een vernietiging van besluit I als bedoeld in artikel 6:19, derde lid, van de Awb. Daarom zal de rechtbank het beroep tegen besluit I niet-ontvankelijk verklaren.
2.2 Beroep tegen besluit II
Besluit II komt niet geheel tegemoet aan de bezwaren van eiser, zodat het beroep ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede is gericht tegen besluit II.
Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat het geschil tussen partijen is beperkt tot de vraag of verweerder in redelijkheid heeft kunnen beslissen tot afwijzing van openbaarmaking van financiële gegevens, die zijn vervat in de volgende stukken: het taxatierapport Inbrengwaarde Kavels [plaats] van 25 februari 2009 (concept), het taxatierapport Inbrengwaarde Kavels [plaats] van 17 april 2009, het taxatierapport Kavels [plaats] van 8 december 2008, het rapport “Polder [naam] exploitatieraming woningen [plaats] van 11 november 2008 en de twee overeenkomsten met [naam].
Ter zitting is vastgesteld dat het taxatierapport Inbrengwaarde Kavels [plaats], gedateerd op 23 maart 2009 hetzelfde stuk is als het rapport van 17 april 2009 en dat, waar in de gedingstukken wordt gesproken van het ‘Rapport civieltechnische ramingen’, het rapport “Polder [naam] exploitatieraming woningen [plaats] van 11 november 2008 wordt bedoeld.
In beroep heeft eiser gesteld, kort weergegeven, dat verweerder het financieel belang van de gemeente onvoldoende heeft aangetoond en dat de gemeente in het verleden overeenkomsten met verschillende personen wel volledig openbaar heeft gemaakt.
2.3 Wettelijk kader
Besluit II is gebaseerd op artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b en g, van de Wob.
Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b en g, van de Wob luidt:
Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
(…)
b. de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen;
(…)
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
2.4 Toetsing
2.4.1 De rechtbank overweegt dat het recht op openbaarmaking ingevolge de Wob uitsluitend het publieke belang van een goede en democratische bestuursvoering dient, welk belang de Wob vooronderstelt. Derhalve kan ten aanzien van openbaarheid geen onderscheid worden gemaakt naar gelang de persoon of de oogmerken van de verzoeker. Bij de te verrichten belangenafweging worden betrokken het algemene belang bij openbaarmaking van de gevraagde informatie en de weigeringsgronden waarop verweerder zich beroept.
2.4.2 Volgens vaste jurisprudentie mag een gemeente die in vertrouwelijkheid met private partijen onderhandelingen voert of daarbij betrokken is, terughoudend zijn in het openbaar maken van de daarop betrekking hebbende informatie en dientengevolge specifieke verzoeken om informatie weigeren. Indien niet is uitgesloten dat door openbaarmaking van de betreffende stukken de positie van de gemeente zodanig zal worden beïnvloed dat haar financiële belangen in ernstige mate zullen worden geschaad en de wederpartijen van de gemeente onevenredig zullen worden bevoordeeld, kan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente zich bij afweging van de betrokken belangen op het standpunt stellen dat het belang van (volledige) openbaarmaking van de in de stukken vervatte informatie niet opweegt tegen het financiële belang van de gemeente.
2.4.3 De reden voor verweerder om de passages met financiële gegevens onleesbaar te maken is - kort samengevat - dat de financiële gegevens inzicht verschaffen in de exploitatieopbrengsten en - kosten welke worden verdisconteerd in de verkoopprijzen voor de gemeentelijke en, eventueel, de particuliere kavels. Openbaarmaking van de gegevens zouden derden in staat stellen in toekomstige gevallen hun onderhandelingspositie hierop af te stemmen. Hierdoor zal realisatie van toekomstige woningbouw tegen voor de gemeente en de grondeigenaren gunstige voorwaarden in gevaar kunnen komen. De onderhandelingspositie van de gemeente, en eventueel, de grondeigenaren komt onder druk te staan, indien derden inzicht wordt geboden in de financiële voorwaarden waaronder de gemeente en de grondeigenaren zich bereid hebben getoond om woningbouw te realiseren. Voor de exploitatieraming geldt bovendien dat het rapport detailinformatie bevat over normprijzen die voor anderen bij aanbestedingen van nut kunnen zijn bij het berekenen van de te offreren aanneemsom.
2.4.4. De rechtbank is van oordeel dat hiermee door verweerder deugdelijk is gemotiveerd dat openbaarmaking van de financiële gegevens de economische of financiële belangen van de gemeente zal schaden of kan leiden tot een onevenredige benadeling van de gemeente of betrokken particulieren of tot onevenredige bevoordeling van derden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zich bij afweging van de betrokken belangen op het standpunt heeft kunnen stellen dat het belang van (volledige) openbaarmaking van de in de stukken vervatte financiële gegevens niet opweegt tegen de belangen waarop hij zich heeft beroepen.
2.4.5 Hieraan doet niet af eisers stelling dat verweerder in het verleden overeenkomsten tussen de gemeente en andere grondeigenaren volledig openbaar heeft gemaakt en daarmee al deels haar onderhandelingspositie heeft vrijgegeven. De rechtbank begrijpt dat eiser, door overlegging van het ontwerp exploitatieplan [naam] van 20 maart 2009, een vergelijkbare stelling inneemt ten aanzien van dit plan.
2.4.6 Ter zitting heeft verweerder onweersproken gesteld dat de documenten waarop eiser doelt niet vergelijkbaar zijn met de documenten die verweerder heeft geweigerd.
De overeenkomsten tussen de gemeente en [naam] treden pas in werking op het moment dat de bestemmingsplanprocedure is afgerond. De levering vindt ook pas plaats als het nieuwe bestemmingsplan in werking is getreden. Mochten de afspraken met de gemeente niet doorgaan, dan zal [naam] de grond misschien aan een andere partij willen verkopen. Indien de gegevens openbaar zouden worden, dan kan dat een nadelige invloed hebben op zijn toekomstige onderhandelingspositie.
Het ontwerp exploitatieplan dat eiser heeft ingezonden is niet vergelijkbaar met de documenten die verweerder gedeeltelijk heeft verstrekt, doordat in het ontwerp exploitatieplan als financiële gegevens slechts totaalbedragen worden weergegeven, terwijl de door verweerder gedeeltelijk verstrekte documenten specifieke gegevens over de kosten en inbrengwaarden per perceel bevatten.
Na kennisname van de financiële gegevens in de onder 2.2 genoemde stukken is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat zij niet eerder vergelijkbare documenten volledig openbaar heeft gemaakt.
2.4.7 De uitspraken waarop eiser zich heeft beroepen kunnen hem niet baten. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 juni 2010 (LJN BM8796) kwam betekenis toe aan het feit dat reeds uit openbare bron gegevens bekend waren over de ontwikkeling van het betrokken bedrijventerrein en dat daarom niet deugdelijk was gemotiveerd hoe de openbaarmaking de economische of financiële belangen van de provincie kon schaden of kon leiden tot een onevenredige benadeling van de betrokken partijen. In de onderhavige zaak is dat niet aan de orde. De uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 26 oktober 1999 (LJN AA4126) betrof een feitelijke situatie, die niet op een lijn kan worden gesteld met de onderhavige zaak.
2.4.8 Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank van oordeel is dat verweerder met een beroep op art. 10, tweede lid, aanhef en onder b en g, van de Wob volledige openbaarmaking van de door eiser gevraagde stukken heeft mogen weigeren.
2.5 Eindoordeel
2.5.1 Het beroep van eiser tegen besluit I wordt niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank bepaalt op grond van artikel 8:74, tweede lid, van de Awb dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoedt.
2.5.2 Het beroep tegen besluit II wordt ongegrond verklaard.
3 Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep tegen besluit I niet-ontvankelijk,
verklaart het beroep tegen besluit II ongegrond,
bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 150,--, vergoedt.
Aldus gedaan door mr. H. Bedee, voorzitter, en mr. J.H. de Wildt en mr. J.D.M. Nouwen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Traousis - van Wingaarden, griffier.
De griffier: De voorzitter:
Uitgesproken in het openbaar op: 16 december 2010.
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiser wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.
Afschrift verzonden op: