Parketnummer: 10/750124-07
Datum uitspraak: 15 december 2010
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam],
geboren op [datum] in [plaats],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Veenhuizen, locatie Esserheem,
raadsman mr. J.H.L.C.M. Kuijpers, advocaat te Amsterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting is aangevangen op 7 mei 2008. Na diverse schorsingen is het onderzoek voortgezet op de terechtzitting van 6 juli 2009. Op die terechtzitting heeft een afsplitsing plaatsgevonden van de thans ter berechting voorliggende (gewoonte) witwas-delicten. Het onderzoek ter zake van deze delicten is hervat en opnieuw aangevangen op de terechtzitting van 30 november 2010 en vervolgens voortgezet op de terechtzitting van
1 december 2010.
De thans ter berechting voorliggende (gewoonte)witwasdelicten zijn onder 1 omschreven in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging. De tekst van deze nadere omschrijving tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Bode heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden;
- verbeurdverklaring van de onder de verdachte in beslag genomen geldtelmachine.
De dagvaarding is ten aanzien van hetgeen onder 1, laatste gedachtestreepje, is tenlastegelegd nietig. Dit onderdeel van de tenlastelegging houdt in dat van de (gewoonte) witwashandelingen die door de verdachte en/of zijn mededaders zijn verricht deel uit maken de navolgende transacties: ‘in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met
29 januari 2008 te Rotterdam en/of elders in Nederland een groot aantal overboekingen van en naar diverse bankrekeningen ten name gesteld van [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of de Handelsonderneming [naam 4] en/of de Stichting [naam 5]’. Deze omschrijving is te onbepaald, mede gezien het grote aantal banktransacties dat in het onderhavige dossier wordt genoemd.
ONTVANKELIJKHEID OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie is niet ontvankelijk in de vervolging van het onder 1 tenlastegelegde, voor zover dit zou zijn begaan in Suriname, aangezien de verdachte de Surinaamse en niet de Nederlandse nationaliteit heeft en aan de Nederlandse rechter geen rechtsmacht toekomt voor feiten als de onderhavige die door een Surinaamse burger buiten Nederland zijn gepleegd. Het op dit punt namens de verdachte gevoerde verweer is derhalve in zoverre gegrond.
Anders dan door de verdediging is aangevoerd, is de officier van justitie wel ontvankelijk in de vervolging van het onder 1 tenlastegelegde, voor zover dit zou zijn begaan in Rotterdam en/of elders in Nederland. De tenlastelegging ziet op geldstromen die vanuit Nederland zouden zijn witgewassen. Nederland geldt derhalve als (een van de) locus delicti. Aan de verdachte wordt verweten dat hij als (mede)pleger bij deze delicten betrokken is geweest. Aan de Nederlandse rechter komt daarom jegens hem rechtsmacht toe op grond van artikel 2 van het Wetboek van Strafrecht. De omstandigheid dat in de tenlastelegging bij het derde en vijfde gedachtestreepje staat vermeld dat de daar bedoelde uitgaven in Suriname plaatsvonden, wat meebrengt dat Suriname tevens als locus delicti kan worden aangemerkt, doet hieraan niet af. Daar komt bij dat deze beschrijvingen dienen te worden beschouwd als een nadere specificatie van de bedoelde uitgaven.
uitgave euro 1.295,80
Met betrekking tot het in de tenlastelegging onder 1, tweede gedachtestreepje, genoemde bedrag van euro 1.295,80 kan niet worden bewezen dat dit van misdrijf afkomstig is. Blijkens een aangetroffen aankoopfactuur betreft het bedrag van euro 1.295,80 de kosten van een computer die op 16 oktober 2004 op naam van de verdachte is aangeschaft. Gelet op de omvang van dit bedrag en het feit dat de verdachte op de aankoopdatum en in de daaraan voorafgaande periode over zodanige legale inkomsten beschikte dat de aanschafprijs daarmee kan zijn betaald, ontbreekt voldoende bewijs dat de gelden waarmee is betaald een criminele herkomst hebben, niettegenstaande het feit dat kennelijk contant is betaald, hetgeen bij aankoopbedragen van deze omvang niet zonder meer gebruikelijk is.
uitgave euro 21.000,--
Met betrekking tot het in de tenlastelegging onder 1, vijfde gedachtestreepje, genoemde bedrag van euro 21.000,-- kan evenmin worden bewezen dat dit van misdrijf afkomstig is. Dit bedrag betreft de betaling door de verdachte in of omstreeks augustus 2004 van een deel (de helft) van de aankoopsom van de woning aan de [adres- en plaatsnaam] te [land]. De verdachte heeft verklaard dat hij dit bedrag heeft geleend van zijn broer [naam 6] die in De Verenigde Staten van Amerika woonachtig is. De verdachte heeft aldus een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand als volslagen onwaarschijnlijk aan te merken herkomst van het geld genoemd. Bij gebreke van een onderzoek naar de juistheid van deze bewering kan niet worden uitgesloten dat deze gelden een legale herkomst hebben en behoort de verdachte ten aanzien van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Aan de verdachte is onder 1, negende gedachtestreepje ten laste gelegd dat hij betrokken is geweest bij de aankoop van vreemde valuta met een totale waarde van euro 18.420,59. Blijkens de stukken berust de vermelding dat het om een aankoop (door de verdachte en/of zijn mededaders) ging op een, voor de verdachte kenbare, vergissing die wordt hersteld in die zin dat in plaats van de aankoop van vreemde valuta zal worden gelezen: de verkoop van vreemde valuta. De verdachte is door dit herstel niet in zijn verdediging geschaad.
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 29 januari 2008, te Rotterdam en/of elders in Nederland en/of te Suriname, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, toen en daar krachtens die gewoonte een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) (met een totale waarde van tenminste 215.009,63 euro of daaromtrent), bestaande uit:
- 135.767,71 euro (uitgaven via bankrekeningen in Nederland ten name gesteld
van verdachte en/of via creditcards ten laste van die bankrekeningen in de
periode van 1 januari 2003 tot en met 29 januari 2008);
- 1.295,80 euro (contante uitgaven van verdachte op of omstreeks 16 oktober
2004);
- 51.160,12 euro (uitgaven via bankrekeningen in Suriname ten name gesteld van
verdachte en/of via creditcards ten laste van die bankrekeningen in de periode
van 1 januari 2003 tot en met 29 januari 2008);
- 5.786,00 euro (2, althans een of meer moneytransfers in de periode van 31
augustus 2006 tot en met 19 september 2006);
- 21.000 euro (aankoop woning [adres- en plaatsnaam]);
verworven, voorhanden gehad, overgedragen, en/of omgezet en/of van die/dat
voorwerp(en) gebruik gemaakt,
van een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft hij verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die/dat voorwerp(en) was of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden had, door met die/dat geldbedrag(en) de navolgende handelingen te verrichten:
- in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 oktober 2007 te
Rotterdam en/of elders in Nederland acht, althans een of meer geldstortingen
met een totale waarde van 282.710,00 euro of daaromtrent en/of
- in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 oktober 2007 te
Rotterdam en/of elders in Nederland vier, althans een of meer moneytransfers
met een totale waarde van 14.551,00 euro of daaromtrent en/of
- in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 oktober 2007 te
Rotterdam en/of elders in Nederland twee, althans een of meer
wisseltransacties met een totale waarde van 18.254,60 euro of daaromtrent en/of
- op of omstreeks 5 november 2003 te Rotterdam en/of elders in Nederland de verkoop aankoop van vreemde valuta met een totale waarde van 18.420,58 euro of
daaromtrent en/of
- op of omstreeks 27 oktober 2006 te Rotterdam en/of elders in Nederland een
geldstorting met een waarde van 60.100,00 euro of daaromtrent en/of
- in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 29 januari 2008 te
Rotterdam en/of elders in Nederland een groot aantal overboekingen van en naar
diverse bankrekeningen ten name gesteld van [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of de Handelsonderneming [naam 4] en/of de Stichting [naam 5],
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die
voorwerp(en) gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit misdrijf;
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal bij hoger beroep worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud van de bewijsmiddelen.
Transacties
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de in de tenlastelegging genoemde uitgaven, geldstortingen, moneytransfers en wisseltransacties, voor zover bewezen verklaard, ten laste of ten gunste zijn gekomen van bankrekeningen die op naam van de verdachte stonden. De opdrachten voor deze transacties vonden over het algemeen plaats door zijn broer [naam 3], die daarbij veelal optrad als gemachtigde van de verdachte, dan wel door de stichting [naam 5] of de Handelsonderneming [naam 4]. [naam 3] was bestuurder van deze stichting. De handelsonderneming was een eenmanszaak van hem.
Met al deze transacties is een grote hoeveelheid geld – honderdduizenden euro’s – gemoeid.
Samenwerking
Uit verklaringen van de verdachte en zijn broer [naam 3] blijkt dat [naam 3] geldzaken van de verdachte voor zijn rekening nam en mede in opdracht van de verdachte alsmede van hun broer [naam 1] handelde. [naam 3] had het beheer over de op hun naam gestelde bankrekeningen in Nederland, via welke rekeningen door [naam 3] in opdracht van de verdachte en hun broer [naam 1] transacties zijn verricht.
Verklaring voor de aanwezigheid van het geld
De verdachte heeft als verklaring voor de aanwezigheid van de grote hoeveelheden (contant) geld gegeven, dat sprake is geweest van diverse bronnen waaruit hij kon putten. Het geld was bijvoorbeeld afkomstig van inkomsten uit loondienst in Nederland, inkomsten uit zijn bedrijf [naam 7] in Suriname, inkomsten uit zogenaamde ‘hosselwerkzaamheden’ die hij in Suriname verrichtte en inkomsten uit de boskap in Suriname. Verder kwamen gelden ter beschikking doordat zijn broer [naam 3] de rekening van de verdachte gebruikte om geld rond te pompen teneinde aldus in aanmerking te komen voor meer kredietruimte.
De verdachte heeft voorts aangevoerd dat aanzienlijke hoeveelheden geld werden gegenereerd door middel van het illegaal delven van goud in Suriname. Hij heeft verklaard dat hij in oktober 2004 een bedrag van US$ 40.000,-- heeft geïnvesteerd in het gouddelfproject van zijn broer [naam 1]. Hij zou delen in de winst van het goudproject. Hij is er van uitgegaan dat de geldbedragen die zijn broer [naam 3] naar hem overmaakte uit de opbrengst van de goudhandel en vanuit de kredietruimte zijn betaald.
Uit de stukken blijkt dat de verdachte van maart 2003 tot 31 oktober 2004 in Nederland in loondienst werkzaam is geweest en daarmee in totaal bijna 54.000,-- aan bruto-inkomsten heeft verdiend. Over de inkomsten uit [naam 7] heeft de verdachte verklaard dat hij dit bedrijf van 2004 tot 2005 heeft gehad en dat hij daarmee tussen de euro 1.000,-- en euro 1.500,-- per maand verdiende. Indien van deze inkomsten de kosten voor het levensonderhoud van de verdachte en zijn (toenmalige) gezin worden afgetrokken kunnen deze inkomsten de geldstromen die in de tenlastelegging worden bedoeld niet verklaren.
De inkomsten uit de ‘hosselwerkzaamheden’ zijn door de verdachte onvoldoende onderbouwd. Wat betreft de inkomsten door middel van de verkoop van bomen van een perceel bos in Suriname heeft de verdachte wisselende verklaringen afgelegd. Bovendien heeft hij daarover eerst verklaard tijdens zijn latere verhoren, toen hij al meer dan een jaar vastzat. Hoewel naar zijn inkomsten is gevraagd heeft hij tijdens eerdere verhoren niet over die inkomsten gesproken. Gelet hierop en bij gebreke van enig schriftelijk document daaromtrent wordt niet aannemelijk geacht dat de verdachte inkomsten heeft genoten uit de opbrengst van de verkoop van bomen.
De verklaring dat veel geld werd verdiend met de goudhandel en dat deze inkomsten de in de tenlastelegging bedoelde geldstromen kunnen verklaren, wordt evenmin aannemelijk geacht. Weliswaar zijn in Paramaribo door de rechter-commissaris personen gehoord die betrokken zijn geweest bij werkzaamheden in verband met het delven van goud, maar voor zover in die verklaringen gerefereerd wordt aan het feit dat zij in de tenlastegelegde periode voor [naam 1] hebben gewerkt, wordt dat niet geloofwaardig geacht.
Allereerst blijkt niet dat de gehoorde gouddelvers en de kokkin uit eigen wetenschap verklaren als het gaat om de persoon voor wie zij werkten. De getuige [naam 8] (gouddelver) heeft bijvoorbeeld verklaard dat de manager [naam 9] hem heeft meegedeeld dat [naam 10] (met wie hij blijkens een aan hem getoonde foto [naam 1] bedoelt) de eigenaar was en dat hij hem één keer heeft gezien. Hoe hij weet dat de machines en de andere spullen van deze [naam 10] waren, is ongewis. De getuige [naam 11] heeft verklaard dat zij voor [naam 12] werkte als kokkin in het goudveld Kumbu, dat zij [naam 12] zelden zag en dat zijn zaken werden waargenomen door een manager, een Braziliaan met de naam [naam 9]. Voorts heeft zij verklaard dat het materieel dat op de plek was van [naam 12] was en dat hij een manager had die zijn zaken waarnam. “Als hij daar naar toe kwam dan wist iedereen wie de eigenaar was. Iedereen sprak erover”. Deze getuige zou dus hebben horen zeggen dat [naam 10] de eigenaar was, maar hoe zij weet dat het inderdaad zo was en dat het zijn materiaal was, blijkt niet uit haar verklaring. Haar verklaring is ook verder weinig specifiek.
Ook de verklaring van de getuige [naam 13], die is verhoord op 5 april 2009, is een van horen zeggen verklaring. Zijn verklaring houdt in dat hij van horen zeggen weet dat de persoon voor wie hij op het moment van zijn verhoor sinds drie maanden in Tomatu als gouddelver werkte dezelfde persoon is als voor wie hij in 2002 op de locatie Combo heeft gewerkt. Hij zag de eigenaar, van wie hij de naam niet kent, heel weinig en heeft hem sinds 2002 helemaal niet meer niet gezien. Op de aan hem getoonde foto van [naam 1] heeft hij deze aanvankelijk niet herkend.
De verklaring van de getuige [naam 9], de beweerde manager van [naam 1], wordt ongeloofwaardig geacht omdat hij heeft verklaard dat het goud dat werd gedolven altijd in Paramaribo werd verkocht bij de opkoopplaats [naam 14]. [naam 9] blijkt daar echter niet bekend te zijn, evenmin als [naam 1]. [naam 3] die heeft verklaard dat ook hij deze opkoopplaats heeft bezocht kennen ze daar evenmin.
Verder is niet gebleken dat de machines die voor het delven van het goud worden gebruikt, in Suriname zijn geïmporteerd, zoals door [naam 3] is verklaard. Bescheiden met betrekking tot de aanschaf van de machines en de investering van de verdachte daarin zijn evenmin voorhanden.
Er zijn ook geen andere schriftelijke bescheiden aangetroffen waaruit blijkt dat, zoals de getuigen verklaren, [naam 1] de eigenaar was van een onderneming die zich bezig hield met het delven van goud.
Daarmee is het voor de rechtbank doorslaggevende argument, dat niet aannemelijk is dat de onderhavige geldstromen hun oorsprong vinden in het delven en de verkoop van goud nog niet besproken. Op dit punt zal thans worden ingegaan.
De in het onderzoek aangetroffen geldstromen lopen, op een enkele kleine uitzondering na, van Nederland naar Suriname en niet andersom.
-Getuige [naam 13] (een gouddelver) heeft verklaard dat de arbeiders dertig procent van de opbrengst krijgen, dat die opbrengst werd verdeeld onder drie of vier arbeiders, afhankelijk van het aantal arbeiders per machine, dat het goud na vijftien dagen tot een maand per machine werd gewogen en dat de dertig procent van de opbrengst door de manager werd verdeeld onder de gouddelvers die met die machine gewerkt hebben.
-Getuige [naam 11] (de kokkin) heeft verklaard dat zij maandelijks per machine veertig gram goud, in totaal 120 gram goud kreeg en dat de manager meestal geld voor haar overmaakte als zij daarvoor niet in de gelegenheid was.
-Getuige [naam 15] (een gouddelver) heeft verklaard dat de arbeiders dertig procent van de opbrengst per machine kregen, welke opbrengst onder hen werd verdeeld en dat hij al het geld dat hij verdiende naar zijn familie in Brazilië heeft verstuurd. Voor zover hij daartoe niet zelf in de gelegenheid was, deed de manager dat voor hem.
-Getuige [naam 9] (de manager) heeft verklaard dat als de arbeiders hun deel van de opbrengst niet in natura wilden ontvangen, maar geld wilden hebben, hij dat geld mee terug nam nadat hij het goud had verkocht. Als zij wilden dat het geld werd overgemaakt naar hun familie in Brazilië dan zorgde hij daarvoor.
[naam 3] heeft verklaard dat hij de financiële zaken met betrekking tot het gouddelven verzorgde. De opbrengsten, waaronder het geld waar de gouddelvers recht op hadden, kwamen eerst naar Nederland ter vereffening met bijvoorbeeld openstaande schulden bij in Nederland wonende familieleden van de gouddelvers of anderen met wie nog vereffening moest plaatsvinden. Het aandeel van [naam 1] werd naar Nederland gestuurd omdat personen die hij in Suriname moest betalen vaak ook nog schulden in Nederland hadden. Het geld dat uiteindelijk overbleef, haalde [naam 3] op bij de personen met wie vereffend moest worden en werd vervolgens vanuit Nederland naar onder andere Suriname verstuurd of overgemaakt.
Nu de gehoorde gouddelvers, hun kokkin en de manager deze gang van zaken weerspreken en de richting van de geldstroom merkwaardig en ongebruikelijk is, terwijl het door de verdachte en [naam 3] gepresenteerde verrekenmodel ook in het kader van het zogenaamde ‘ondergronds Hawala-bankieren’ ongerijmd voor komt, wordt ook om die reden de bewering dat de geldstroom verband houdt met de opbrengst van het delven en de verkoop van goud als volstrekt ongeloofwaardig terzijde gesteld.
Uit misdrijf afkomstig
Voor de beantwoording van de vraag of de gestorte, overgemaakte, opgenomen en gewisselde geldbedragen middellijk of onmiddellijk -zoals is tenlastegelegd- uit enig misdrijf afkomstig zijn, zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.
De verdachte en [naam 3], die de Nederlandse bankrekeningen van de verdachte beheerde en in wiens opdracht veelal de in de tenlastelegging bedoelde geldstortingen, overboekingen, moneytransfers of wisseltransacties ten laste of ten gunste van de verdachte plaatsvonden, hebben geen aantoonbare legale bron van inkomsten die de herkomst van deze geldstromen (volledig) kan verklaren. Uit de gegevens van de belastingdienst blijkt dat de stichting en handelsonderneming van [naam 3] verliezen maakten en hooguit (afgezet tegen de omvang van de geldstromen) geringe inkomsten genereerden. Niettemin werden door deze bedrijven periodiek (veelal maandelijks) en zonder dat daar een (aantoonbaar legale) prestatie tegenover stond, betrekkelijk grote bedragen naar of ten behoeve van de verdachte overgemaakt.
2.
De verdachte en zijn broer [naam 3] zijn beiden bij vonnis van deze rechtbank van
23 juli 2009 veroordeeld voor de betrokkenheid in december 2007 bij de invoer van drie betrekkelijk grote partijen cocaïne vanuit Zuid-Amerika. Uit de verklaring die de verdachte bij de politie heeft afgelegd blijkt dat hij zich al langer met de cocaïnehandel bezig hield. Hij heeft verklaard dat hij daarmee weer is begonnen na zijn terugkeer naar Suriname in 2004. Hij heeft tevens verklaard dat hij wegens de verdenking van drugshandel in 2005 Brazilië is gearresteerd.
3.
De verdachte [naam 3] heeft verklaard dat hij de diverse geldbedragen heeft opgehaald bij personen waarvan hij de naam niet kende;
4.
De omvang van de contante geldbedragen die werden gewisseld, gestort of opgenomen is aanzienlijk;
5.
Bij het wisselen werden veel kleine coupures gewisseld voor grote coupures. De stortingen betroffen veelal kleine coupures. Het is algemeen bekend dat de handel in verdovende middelen veel contant geld in kleine coupures genereert;
6.
Voor de wisselingen van kleine naar grote coupures werd gebruik gemaakt van de bankrekeningen die op naam stonden van de kinderen van [naam 3], welke bankrekeningen voor deze activiteiten door hem waren geopend. Dat is niet de reguliere weg om geld te wisselen.
7.
Medeverdachte [naam 16] heeft verklaard dat de verdachte zich bezig hield met handel in cocaïne en dat hij in december 2007 euro 70.000,-- via [naam 3] van de verdachte in bewaring heeft gekregen die te maken had met vermoedelijk de handel in cocaïne.
Deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, leiden tot de slotsom dat het niet anders kan dan dat het overgrote deel van het geld dat de verdachte en zijn mededaders in de tenlastegelegde periode voorhanden hebben gehad en hebben getransigeerd, uit enig misdrijf afkomstig moet zijn.
Vermenging
Het verweer er op neerkomend dat dit oordeel zich niet verdraagt met het feit dat op de Nederlandse bankrekeningen van de verdachte uiteindelijk een debetstand is ontstaan van omstreeks 51.000,-- wordt verworpen, nu uit de bewijsmiddelen blijkt dat deze kredietfaciliteit is verkregen of grotendeels is verkregen door vervolgtransacties die zijn uitgevoerd met het van misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen. Dit geld is derhalve middellijk uit enig misdrijf afkomstig.
In verband met het feit dat in de tenlastelegging bedragen en transacties zijn opgenomen die mogelijk niet allemaal in verband gebracht kunnen worden met witwassen, bijvoorbeeld de transactie ter zake de verkoop van een Peugeot 206 en de inboedel van de verdachte, welk geld met een moneytransfer zou zijn overgemaakt, alsmede het feit dat door het heen en weer schuiven van (contant) geld tussen verschillende bankrekeningen een mistgordijn is ontstaan, waardoor de herkomst van de afzonderlijke transacties niet steeds valt vast te stellen, zal worden bewezen dat de tenlastegelegde geldbedragen gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk uit misdrijf afkomstig zijn. De vermenging die hierdoor is ontstaan staat hieraan niet in de weg, nu de niet verklaarde, illegale geldstromen van ten minste honderdduizenden euro’s, niet in verhouding staan tot de mogelijk legale inkomsten. (vergelijk Hoge Raad, 23 november 2010, LJN: BN0578)
Omvang transactiebedragen
Gelet op de vermenging van de (kleine) legale geldstroom met de (grote) illegale geldstroom alsmede gelet op de omstandigheid dat de tenlastegelegde concrete transactiebedragen grotendeels bestaan uit een optelsom van de (deels) legale en (grotendeels) illegale transacties, zullen geen concrete bedragen in de bewezenverklaring worden opgenomen.
Opzet
Nu de verdachte zich in de tenlastegelegde periode heeft bezig gehouden met de invoer van cocaïne, daarvoor in Nederland tot vrijheidsstraf is veroordeeld en eerder ook in Brazilië voor drugsdelicten heeft vastgezeten en er in die periode door zijn in Nederland woonachtige broer [naam 3], die ook bij de cocaïne-invoer betrokken is geweest en die gemachtigd was om de rekeningen van de verdachte te beheren, steeds betrekkelijk grote bedragen naar hem zijn overgemaakt of ten gunste van hem zijn gekomen zonder dat daar legale inkomsten tegenover stonden, wordt bewezen geacht dat de verdachte wist dat dit geld uit misdrijf afkomstig was.
Verbergen of verhullen
Het bestanddeel verbergen/verhullen wordt bewezen geacht nu door de wijze waarop [naam 3] de (contante) geldstromen over de bankrekeningen heeft laten lopen en de wijze waarop contante bedragen van onbekende derden naar (deels) onbekende derden werden verstuurd, geen ander doel kan hebben dan het versluieren van wie het geld afkomstig is, wie de (uiteindelijke) geadresseerde is en wie de eigenaar van het geld is. Dat klemt temeer omdat niet gebleken is dat de [naam 3], die beweert dat hij de transacties in het kader van zijn administratiekantoor heeft verricht, enige administratie bijhield omtrent de bewezenverklaarde transacties.
Medeplegen
Zoals hiervoor is overwogen, had [naam 3] het beheer over de bankrekeningen van de die bij de onderhavige transacties zijn gebruikt, waaronder de bankrekeningen van de verdachte. Het van misdrijf afkomstige geld is bij ieder van hen terecht is gekomen. Daarom wordt bewezen geacht dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking.
De bewezen feiten zijn strafbaar en leveren op:
medeplegen van gewoontewitwassen, meermalen gepleegd.
De verdachte is strafbaar.
De straf die aan de verdachte worden opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is gedurende een periode van enkele jaren betrokken geweest bij het (gewoonte)witwassen van crimineel vermogen. Zijn mededader heeft daarvoor zijn administratiekantoor gebruikt. Hij beheerde diverse bankrekeningen waaronder de Nederlandse bankrekeningen van de verdachte, via welke rekeningen onder meer geld werd gestort en gewisseld. De gelden werden opgehaald bij onbekend gebleven derden en veelal contant geld via onder andere moneytransfers naar het buitenland verzonden. Door op deze wijze geld te verplaatsen werd de zogenaamde ‘paper trail’ verbroken en was vanwege de meldingen door de banken weliswaar (ten dele) zichtbaar dat grote geldbedragen werden verplaatst van Nederland naar Suriname en andere Zuid-Amerikaanse landen, maar was meestal niet meer zichtbaar wie uiteindelijk heeft geprofiteerd van het criminele geld. Uit het onderzoek is gebleken dat ten minste een deel van het geld uiteindelijk bij de verdachte is terechtgekomen die veelal in Suriname of Brazilië verbleef, en die volgens zijn eigen verklaring zich op een gegeven moment weer met de drugshandel is gaan bezig houden.
Het witwassen van crimineel geld vormt een aantasting van de integriteit van het financiële en economische verkeer, omdat aldus de opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie en de legale economie worden onttrokken. Door witwassen wordt het plegen van strafbare feiten gefaciliteerd.
Een gevangenisstraf wordt daarom nodig geacht.
Bij vonnis van deze rechtbank van 23 juni 2008 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren vanwege de invoer van harddrugs. De onderhavige zaak met betrekking tot witwassen is destijds van die zaak afgesplitst omdat in deze zaak nader onderzoek gedaan moest worden in verband met een door de verdediging gevoerd ‘Air Holland - verweer’. Met het reeds gewezen vonnis wordt op de wijze zoals is bepaald in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening gehouden. Dit brengt mee dat de op te leggen gevangenisstraf lager is dan door de officier van justitie is geëist. De toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht heeft een groter matigend effect dan de officier van justitie in haar eis tot uitdrukking heeft gebracht. Daarbij is voorts nog in aanmerking genomen
dat de officier van justitie heeft aangekondigd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel zal worden teruggevorderd.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN
De in beslag genomen geldtelmachine zal worden verbeurd verklaard, nu dit voorwerp toe behoort aan de verdachte en de bewezen feiten met behulp van dit voor¬werp zijn voorbereid.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 63 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart de dagvaarding nietig ten aanzien van hetgeen onder 1 onder het laatste gedachtestreepje is tenlastegelegd;
verklaart de dagvaarding voor hetgeen verder onder 1 is tenlastegelegd geldig;
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van het onder 1 tenlastegelegde, voor zover dit zou zijn begaan in Suriname;
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van het onder 1 tenlastegelegde, voor zover dit zou zijn begaan in Rotterdam en/of elders in Nederland;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 9 (negen) maanden;
verklaart verbeurd de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen genoemde geldtelmachine.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. De Bruijn en Blagrove, rechters,
in tegenwoordigheid van De Sain, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 december 2010.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bij vonnis van 15 december 2010.
TEKST NADERE OMSCHRIJVING TENLASTELEGGING
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 29 januari 2008, te Rotterdam en/of elders in Nederland en/of te Suriname, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, toen en daar krachtens die gewoonte een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) (met een totale waarde van tenminste 215.009,63 euro of daaromtrent), bestaande uit:
- 135.767,71 euro (uitgaven via bankrekeningen in Nederland ten name gesteld
van verdachte en/of via creditcards ten laste van die bankrekeningen in de
periode van 1 januari 2003 tot en met 29 januari 2008);
- 1.295,80 euro (contante uitgaven van verdachte op of omstreeks 16 oktober
2004);
- 51.160,12 euro (uitgaven via bankrekeningen in Suriname ten name gesteld van
verdachte en/of via creditcards ten laste van die bankrekeningen in de periode
van 1 januari 2003 tot en met 29 januari 2008);
- 5.786,00 euro (2, althans een of meer moneytransfers in de periode van 31
augustus 2006 tot en met 19 september 2006);
- 21.000 euro (aankoop woning [adres] te [plaatsnaam]);
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van die/dat
voorwerp(en) gebruik gemaakt,
van een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft hij verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die/dat voorwerp(en) was of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden had, door met die/dat geldbedrag(en) de navolgende handelingen te verrichten:
- in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 oktober 2007 te
Rotterdam en/of elders in Nederland acht, althans een of meer geldstortingen
met een totale waarde van 282.710,00 euro of daaromtrent en/of
- in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 oktober 2007 te
Rotterdam en/of elders in Nederland vier, althans een of meer moneytransfers
met een totale waarde van 14.551,00 euro of daaromtrent en/of
- in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 oktober 2007 te
Rotterdam en/of elders in Nederland twee, althans een of meer
wisseltransacties met een totale waarde van 18.254,60 euro of daaromtrent en/of
- op of omstreeks 5 november 2003 te Rotterdam en/of elders in Nederland de
aankoop van vreemde valute met een totale waarde van 18.420,58 euro of
daaromtrent en/of
- op of omstreeks 27 oktober 2006 te Rotterdam en/of elders in Nederland een
geldstorting met een waarde van 60.100,00 euro of daaromtrent en/of
- in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 29 januari 2008 te
Rotterdam en/of elders in Nederland een groot aantal overboekingen van en naar
diverse bankrekeningen ten name gesteld van [naam 1] en/of [naam 2] en/of
[naam 3] en/of de Handelsonderneming [naam 4] en/of de Stichting [naam 5],
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die
voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit misdrijf;
(art. 420ter Sr);