zaaknummer / rolnummer: 365684 / KG ZA 10-1067
Vonnis in kort geding van 17 december 2010
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEDPACE EUROPE B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. D. Spek te Rotterdam,
[gedaagde],
wonende te [adres],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. R.P. Gasseling te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Medpace en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 26 november 2010;
- het herstelexploit d.d. 30 november 2010;
- de producties van Medpace;
- de producties van [gedaagde];
- de pleitaantekeningen van mr. Spek;
- de pleitnotities tevens eis in reconventie van mr. Gasseling.
1.2. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht tijdens de mondelinge behandeling d.d. 7 december 2010.
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. In dit kort geding merkt de voorzieningenrechter de navolgende – voor de onderhavige beoordeling van belang zijnde – feiten als tussen partijen vaststaand aan.
2.2. Medpace is een onderneming die zich onder meer bezig houdt met het ontwerpen, organiseren, uitvoeren en begeleiden van klinisch onderzoek en het verlenen van diensten op voornoemd gebied.
2.3. Op 1 december 2007 is [gedaagde] bij Medpace in dienst getreden in de functie van ‘Finance Director Europe’. In de op 31 oktober 2007 door partijen ondertekende arbeidsovereenkomst staat, voor zover hier relevant, het navolgende.
‘Art. 11 Non-Competition and Non-Sollicitation
a. Employee agrees that during the term of this agreement and for a period of 6 months following the termination of this agreement, whether by employer or employee, employee will not, directly or indirectly, engage in any Restricted Business, or own, manage, operate, control, or participate in, or have any ownership interest in, or make loans to, or act as a guarantor, surety, or indemnitor for, or aid or advise as an employee, director, officer, consultant or otherwise, whether directly or indirectly, any Restricted Business (whether a sole proprietorship, partnership, corporation, firm, joint venture, trust or other identity). The term “Restricted Business” means any Clinical Research Organization (CRO) that (i) operates or provides services anywhere in the European Union and (II) provides clinical trial management, laboratory services, regulatory services, monitoring, data management, biometrics or medical writing support for clinical trials or developments programs sponsored by the pharmaceutical, biotechnology or device industries.
(…)
a. This agreement shall be governed by Netherlands law.’
2.4. Op 17 oktober 2008 is [gedaagde] door Medpace Inc. benoemd tot ‘managing director A’ van Medpace Europe Holding B.V. en door Medpace Europe Holding B.V. tot ‘managing director A’ van Medpace en Medpace Netherlands B.V. Medio 2009 is [gedaagde] voorts benoemd tot ‘managing director A’ van Medpace Scandinavia Holding B.V.
2.5. Bij brief van 30 juli 2010 heeft [gedaagde] de arbeidsovereenkomst opgezegd.
2.6. In een brief van 30 september 2010 van Medpace aan [gedaagde] staat onder meer:
‘We have learned that you intend to begin working for Assign Clinical Research in the near future in direct violation of your employment agreement with Medpace Europe BV, which prohibits you from working in any capacity for a CRO in Europe for 6 months following the termination of your employment. (...)
Medpace takes the commitments you made in your employment agreement and PRA very seriously. We would not have hired you or issued stock options without your agreement to these terms. Please be advised that Medpace will take all steps necessary to enforce its rights under these agreements, including filing a legal action to prevent you from accepting any position that would violate the agreements and/or an action for the damages that Medpace will incur as a result of your violation. Medpace has made Assign Clinical Research aware of these commitments and may include Assign as a defendant in this lawsuit.’
2.7. Op 1 oktober 2010 is [gedaagde] in dienst getreden bij Finom Management GmbH (hierna: ‘Finom’). Finom is de moedervennootschap van Assign Clinical Research GmbH (hierna: ‘Assign’). Assign is een Clinical Research Organization en een directe concurrent van Medpace.
3. Het geschil in conventie
3.1. Medpace vordert – samengevat – dat de voorzieningenrechter [gedaagde] zal gebieden:
1. het met Medpace overeengekomen non-concurrentiebeding volledig na te leven, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
2. (meer specifiek) zijn werkzaamheden voor Assign Clinical Research GmbH , althans iedere aan Assign Clinical Research GmbH gelieerde onderneming met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
3.2. Het verweer van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vorderingen van Medpace.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1. [gedaagde] vordert – samengevat – betaling van een bedrag groot EUR 15.000,-, te vermeerderen met rente, met veroordeling van Medpace in de kosten van dit geding.
4.2. Het verweer van Medpace strekt tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde].
4.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie
Het standpunt van Medpace
5.1. De vorderingen van Medpace zien op de naleving van het door partijen overeengekomen non-concurrentiebeding door [gedaagde]. Medpace heeft ter onderbouwing van haar vorderingen gesteld dat de onderneming waarbij [gedaagde] in dienst is getreden een Clinical Research Organization (CRO) is, althans aan een CRO gelieerd is, zodat sprake is van schending van het non-concurrentiebeding.
5.2. Medpace stelt groot belang te hebben bij de naleving van het non-concurrentie¬beding omdat [gedaagde] beschikt over bijzondere kennis van bedrijfsgeheimen en andere concurrentiegevoelige informatie van Medpace. Zij heeft in dit verband het volgende aangevoerd.
5.3. Bij het opstellen van offertes voor opdrachten voor farmaceutisch of biotechnologisch onderzoek is het van groot belang dat de kosten van het betreffende onderzoek nauwkeurig in beeld kunnen worden gebracht. Mede doordat dergelijke onderzoeken soms jaren duren en daarbij vaak verschillende landen betrokken zijn, is dit complexe materie. Op het moment dat [gedaagde] bij Medpace in dienst trad, was van een internationale component van deze onderzoeken nog geen sprake. [gedaagde] was binnen Medpace verantwoordelijk voor het (opzetten van het) financiële management van de onderzoeken. [gedaagde] is dus goed bekend met de manier waarop Medpace, bijvoorbeeld, de prijs van haar producten bepaald. Bij Assign is deze kennis niet of nauwelijks aanwezig, zodat de indiensttreding van [gedaagde] bij haar moedervennootschap Finom voor Finom een concurrentievoordeel kan opleveren. Medpace vreest daardoor schade te zullen lijden.
Het standpunt van [gedaagde]
5.4. [gedaagde] heeft zich tegen de vorderingen verweerd en gesteld dat het in de arbeidsovereenkomst opgenomen non-concurrentiebeding in oktober 2008 zijn geldigheid heeft verloren. Op dat moment deed zich door de benoeming van [gedaagde] tot bestuurder van Medpace en enkele aan Medpace gelieerde vennootschappen een ingrijpende functiewijziging voor, waardoor het non-concurrentiebeding zwaarder is gaan drukken. Het bestaande beding is daardoor komen te vervallen en er is geen nieuw non-concurrentiebeding overeengekomen. De vorderingen van Medpace dienen dan ook te worden afgewezen, aldus [gedaagde].
5.5. Subsidiair, voor zover zou moeten worden geoordeeld dat het non-concurrentiebeding zijn geldigheid niet heeft verloren, heeft [gedaagde] zich op het standpunt gesteld dat zijn indiensttreding bij Finom geen overtreding van het beding oplevert. Volgens [gedaagde] moet het non-concurrentiebeding aldus te worden verstaan dat het [gedaagde] verbiedt schadeberokkenende, concurrerende activiteiten te ontplooien. Het zich verbinden aan Finom en zich ten behoeve van Finom en haar werkmaatschappijen bezighouden met uitsluitend financiële activiteiten, levert geen concurrerende activiteit op. [gedaagde] meent dat de belangen van Medpace door deze werkzaamheden niet worden geschaad. Daarbij acht [gedaagde] van belang dat hij geen specifieke, (medisch) inhoudelijke kennis heeft van het werkterrein van Medpace. Zijn expertise betreft slechts de financiën en daarbij is van specifieke aan Medpace of aan de betreffende branche gerelateerde kennis geen sprake.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
5.6. Met betrekking tot het spoedeisend belang heeft Medpace gesteld dat [gedaagde] heeft aangekondigd bij een directe concurrent van Medpace in dienst te treden en dat zij er belang bij heeft dit op de kortst mogelijk termijn een halt toe te roepen.
[gedaagde] heeft ter zitting betwist dat het vereiste spoedeisend belang aanwezig is, omdat hij inmiddels al ongeveer 2,5 maand werkzaam is bij Finom en Medpace in die periode geen schade heeft geleden en dat in dit kort geding ook niet heeft gesteld.
Medpace heeft hier tegenin gebracht dat zij direct maatregelen genomen heeft en dat het feit dat de mondelinge behandeling van dit kort geding niet eerder kon plaatsvinden te maken heeft met de verhinderdata van partijen.
5.7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het vereiste spoedeisend belang aanwezig is, omdat Medpace er – ook (misschien wel: juist) nu [gedaagde] al bij Finom werkzaam is – belang bij heeft aan de situatie van niet naleving van het non-concurrentiebeding zo spoedig mogelijk een einde te maken.
5.8. Na de constatering dat het vereiste spoedeisend belang aanwezig is, moet allereerst de vraag worden beantwoord of het door partijen overeengekomen non-concurrentiebeding nog altijd geldig is. Op dit punt wordt als volgt overwogen.
5.9. In zijn arrest van 9 maart 1979 (NJ 1979, 467) heeft de Hoge Raad beslist dat een non-concurrentiebeding na een wijziging in de arbeidsverhouding opnieuw schriftelijk moet worden overeengekomen indien de wijziging van zo ingrijpende aard is, dat het non-concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder gaat drukken. Voor een geslaagd beroep van [gedaagde] op het vervallen zijn van het onderhavige non-concurrentiebeding in dit kort geding is derhalve niet alleen vereist dat sprake is van een ingrijpende functiewijziging, maar ook dat aannemelijk is dat het beding door deze wijziging zwaarder is gaan drukken.
5.10. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is niet zonder meer gegeven dat de functiewijziging waar het hier om gaat, bestaande in de benoeming van [gedaagde] tot directeur van Medpace en enkele aan haar gelieerde vennootschappen, met zich meebrengt dat het non-concurrentiebeding vanaf dat moment aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken.
5.11. [gedaagde] heeft op dit punt slechts naar voren gebracht dat sprake is van het zwaarder drukken van het beding, omdat zijn positie arbeidsrechtelijk veranderde en zijn verantwoordelijkheid toenam. Dit onderbouwt de – door Medpace betwiste – stelling van [gedaagde] dat het om een ingrijpende wijziging ging, maar daarmee is nog niet gegeven dat het beding ook aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken.
5.12. Het is denkbaar dat het beding zwaarder is gaan drukken indien de mogelijkheden van [gedaagde] op de arbeidsmarkt door de functiewijziging in relevante mate zouden zijn toegenomen, maar hij deze extra mogelijkheden bij voortduren van het non-concurrentiebeding niet zou kunnen benutten of indien zijn mogelijkheden op de arbeidsmarkt door de functiewijziging juist zouden zijn afgenomen door (vergaande) specialisatie binnen de branche van de Clinical Research Organizations. Hieromtrent is echter niets gesteld of gebleken. Voorshands wordt er dan ook vanuit gegaan dat aan het vereiste van het ‘zwaarder drukken’ niet voldaan is en dat het non-concurrentiebeding nog altijd geldig is.
Daarbij kan in het midden blijven of de functiewijziging al dan niet voorzienbaar was ten tijde van het aangaan van de arbeidsovereenkomst en of deze als ingrijpend moet worden beschouwd.
5.13. Vervolgens dient te worden nagegaan of, zoals Medpace heeft gesteld en [gedaagde] heeft betwist, de indiensttreding van [gedaagde] bij Finom een inbreuk op het concurrentiebeding oplevert. Naar voorlopig oordeel is dit het geval. Aan dit oordeel ligt het navolgende ten grondslag.
5.14. [gedaagde] is in dienst getreden bij Finom, de moedervennootschap van Assign. Tussen partijen is niet in geschil dat Assign een CRO is en een directe concurrent van Medpace. Daarmee is sprake van betrokkenheid bij een andere CRO als bedoeld in het non-concurrentiebeding, zodat [gedaagde] het concurrentieverbod heeft overtreden door bij Finom in te dienst treden.
5.15. Voor een uitleg van het concurrentiebeding als door [gedaagde] voorgestaan, namelijk dat betrokkenheid bij een andere CRO zou zijn toegestaan zolang er geen schadeberokkenende, concurrerende handelingen worden verricht, is naar voorlopig oordeel geen plaats. Uit het non-concurrentiebeding blijkt dat iedere betrokkenheid van [gedaagde] bij een andere CRO verboden is. Medpace heeft daarbij ook belang. Indien de uitleg van [gedaagde] zou worden gevolgd, zou [gedaagde] zonder meer bij een andere CRO in dienst mogen treden en zou het voor Medpace vervolgens niet te controleren zijn of wel of niet inbreuk op het non-concurrentiebeding wordt gemaakt. De bescherming die het beding Medpace biedt zou daarmee grotendeels komen te vervallen. [gedaagde] heeft er dan ook niet op mogen vertrouwen dat slechts het verrichten van schadeberokkenende, concurrerende handelingen niet was toegestaan.
5.16. Van onbillijke benadeling als bedoeld in artikel 7: 653 lid 2 BW is geen sprake. [gedaagde] heeft dit overigens ook niet aangevoerd. In dit verband acht de voorzieningenrechter van belang dat het beding in tijd en reikwijdte beperkt is, dat [gedaagde] de arbeidsovereenkomst zelf heeft opgezegd en dat [gedaagde] gezien zijn arbeidsverleden niet gebonden is aan de specifieke branche van Medpace.
5.17. Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen worden toegewezen. Ten aanzien van de mede gevorderde dwangsom ziet de voorzieningenrechter aanleiding deze uitsluitend met betrekking tot de vordering als bedoeld in punt 3.1. sub 2 toe te wijzen. De belangen van Medpace worden daardoor naar het oordeel van de voorzieningenrechter vooralsnog voldoende beschermd, terwijl het koppelen van een dwangsom aan de algemene vordering als bedoeld in 3.1 sub 1 een groot risico op executiegeschillen met zich meebrengt.
5.18. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Medpace worden begroot op:
- dagvaarding EUR 73,89
- vast recht 560,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.449,89
6. De beoordeling in reconventie
6.1. Bij de vordering van [gedaagde] in reconventie gaat het om een veroordeling tot betaling van een geldsom. Met betrekking tot een dergelijke vordering in kort geding is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
6.2. [gedaagde] heeft niets gesteld waaruit het vereiste spoedeisend belang bij deze geldvordering blijkt. Medpace heeft betwist dat zodanig spoedeisend belang aan de zijde van [gedaagde] bestaat. Reeds op deze grond dient de vordering van [gedaagde] te worden afgewezen.
6.3. Zou het ontbreken van spoedeisend belang geen grond voor afwijzing zijn geweest, dan nog zou de vordering van [gedaagde] niet voor toewijzing in aanmerking zijn gekomen omdat deze vooralsnog onvoldoende aannemelijk is. Volgens de eigen stellingen van [gedaagde] is op enig moment door Medpace een aanbod gedaan ter zake van een vergoeding voor de door [gedaagde] als ‘director’ verrichte werkzaamheden en is dit aanbod door [gedaagde] niet aanvaard. Dit aanbod biedt voorshands dus geen grond voor toewijzing van de vordering van [gedaagde]. Ook overigens bieden de stellingen van [gedaagde] geen grond om Medpace in dit kort geding te veroordelen tot enige betaling aan [gedaagde].
6.4. De reconventionele vordering van [gedaagde] zal dan ook worden afgewezen.
6.5. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Medpace worden begroot op:
- vast recht EUR 1.165,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.981,00
7. De beslissing
De voorzieningenrechter
7.1. gebiedt [gedaagde] het met Medpace overeengekomen non-concurrentiebeding (zie punt 2.3) volledig na te leven,
7.2. gebiedt [gedaagde] zijn werkzaamheden voor Assign Clinical Research GmbH, althans iedere direct of indirect aan Assign Clinical Research GmbH gelieerde onderneming, waaronder Finom Management GmbH, met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden,
7.3. bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom van EUR 1.500,- verbeurt voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] het gebod als vermeld in 7.2 overtreedt, zulks met een maximum van EUR 100.000,-,
7.4. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Medpace tot op heden begroot op EUR 1.449,89,
7.5. wijst de vordering af,
7.6. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Medpace tot op heden begroot op EUR 1.981,00,
in conventie en in reconventie:
7.7. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.8. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2010 in tegenwoordigheid van mr. H.J. Wieman-Bart, griffier.
2171/?204