ECLI:NL:RBROT:2010:BO9859

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
366498 / HA RK 10-213
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam op 6 december 2010 een verzoek tot wraking afgewezen. Verzoeker stelde dat de kantonrechter vooringenomen was en dat er sprake was van ongelijke behandeling van gelijke gevallen. De wrakingskamer oordeelde echter dat er geen sprake was van gelijke gevallen en dat de rechter niet partijdig had gehandeld. Verzoeker had de rechter gewraakt op 12 november 2010, maar de wrakingskamer vond dat de gronden voor de wraking niet onverwijld waren ingediend, waardoor de rechter niet in de gelegenheid was gesteld om hierop te reageren. Tijdens de zitting op 22 november 2010 heeft verzoeker zijn standpunt verder toegelicht, maar de wrakingskamer concludeerde dat de aangevoerde omstandigheden geen zwaarwegende aanwijzingen opleverden voor een vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De beslissing van de wrakingskamer was dat het verzoek tot wraking ongegrond was en werd afgewezen.

Uitspraak

beschikking
Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 6 december 2010
Zaaknummer: 366498
Rekestnummer: HA RK 10-213
Zaaknummer: 1133627 CV EXPL 10-40842
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
strekkende tot wraking van [naam kantonrechter], kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, sector kanton (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Bij de rechter is in behandeling de door [naam eiseres] als eiseres tegen verzoeker als gedaagde ingestelde civielrechtelijke vordering, welke procedure als kenmerk heeft 1133627 CV EXPL 10-40842.
Bij schrijven van 12 november 2010 heeft verzoeker de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier van de hiervoor omschreven civielrechtelijke procedure.
Verzoeker, de rechter alsmede de gemachtigde van de eiseres in de bodemprocedure, [naam eiseres], zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt door middel van een schrijven, gericht aan de secretaris van de wrakingskamer.
Ter zitting van 22 november 2010, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen verzoeker, vergezeld door zijn advocaat mr. M.A. Oosterveen. Verzoeker heeft aan de hand van pleitaantekeningen zijn standpunt nader toegelicht.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van het schrijven van verzoeker d.d. 17 november 2010.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
De verzoeker stelt zich op het standpunt dat de rechter een vooringenomenheid jegens verzoeker koestert, althans dat de bij verzoeker gewekte vrees daartoe gerechtvaardigd is. De rechter heeft de door eiseres te laat ingediende conclusie van repliek niet geweigerd. De door verzoeker ingediende conclusie van dupliek heeft de rechter daarentegen wel geweigerd omdat deze conclusie van dupliek te laat zou zijn ingediend en verzoeker niet heeft kunnen aantonen dat zijn conclusie van dupliek in een gesloten enveloppe op 18 oktober 2010 in de brievenbus bij de Centrale Balie van de rechtbank is gedeponeerd. Nu de rechter aan de te laat ingediende conclusie van repliek van eiseres een ander rechtsgevolg verbindt dan aan de door verzoeker, beweerdelijk te laat, ingediende conclusie van dupliek, heeft de rechter op zijn minst de schijn van partijdigheid gewekt.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust. De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat geen sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren. Hij voert daartoe aan - verkort en zakelijk weergegeven - dat uit de beslissing die hij als rolrechter heeft genomen niet kan worden afgeleid dat hij subjectief of objectief enige vooringenomenheid zou koesteren jegens verzoeker.
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorts vooropgesteld te worden dat de wrakingskamer van de rechtbank niet een appèlinstantie is waaraan grieven tegen een inhoudelijke beslissing van een rechter ter beoordeling kunnen worden voorgelegd.
3.3
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.4
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de - beweerdelijk - bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
3.5
Artikel 2.1 van het Landelijk procesreglement voor civiele rol van de kantonsectoren bepaalt dat conclusies ter zitting worden genomen danwel door indiening van de conclusie ter griffie uiterlijk op de dag voorafgaand aan de roldatum.
3.6
De rechtbank stelt vast dat de conclusie van repliek van eiseres de rechtbank op de dag voorafgaand aan de zitting van 23 september 2010, zijnde tijdig, heeft bereikt. Voorts staat vast dat de conclusie van dupliek van verzoeker, op de dag dat verzoeker geacht werd zijn conclusie te nemen, niet ter rolle aanwezig was, en dat verzoeker evenmin in persoon aanwezig was om alsnog zijn conclusie ter zitting te nemen. De stelling van verzoeker dat er sprake is geweest van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen, is, nu er geen sprake is geweest van gelijke gevallen, zodoende onjuist.
Het is denkbaar dat de rechter de conclusie van dupliek, nadat deze alsnog op 28 oktober 2010 was toegezonden met de mededeling dat zij reeds eerder, te weten op de dag voorafgaand aan de dag van de rolzitting, in de brievenbus van de Centrale Balie van de rechtbank was gedeponeerd, alsnog had toegelaten. Echter, niet kan gezegd worden dat de rechter door dat niet te doen, blijk heeft gegeven van partijdigheid of de schijn van partijdigheid heeft gewekt. Overigens is niet aannemelijk dat verzoeker door de gewraakte beslissing in zijn verdediging is geschaad, nu bij vonnis van 12 november 2010 -waarvan de rechtbank aanneemt dat het is uitgesproken voordat het wrakingsverzoek de griffie bereikte- een comparitie van partijen is bevolen en verzoeker daar alsnog zijn verweer nader kan toelichten.
3.7
Voorzover verzoeker ter zitting van de wrakingskamer heeft aangegeven dat zijn verzoek tot wraking mede grond vindt in de aanwijzingen die de rechter aan hem heeft gegeven in het vonnis van 12 november 2010, gaat de rechtbank daar aan voorbij. Deze wrakingsgrond heeft verzoeker niet in het schriftelijke verzoek tot wraking opgegeven en is gelet hierop niet onverwijld ingediend. Bovendien heeft de rechter niet op deze grond kunnen reageren.
3.8
Op grond van het voorgaande is de wraking ongegrond. Het verzoek moet worden afgewezen.
4. De beslissing
Wijst af het verzoek tot wraking van [naam kantonrechter].
Deze beslissing is gegeven op 6 december 2010 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. P.H. Veling en mr. P. Vrolijk, rechters.
Deze beslissing is door de oudste rechter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. S.A. Commandeur, griffier.
De voorzitter is afwezig, om welke reden deze beschikking door de oudste rechter en de griffier is ondertekend.