ECLI:NL:RBROT:2010:BO9884

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
366307 / HA RK 10-210
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de rechtbank Rotterdam op 6 december 2010 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die betrokken was bij een bestuursrechtelijke procedure, stelde dat de rechter niet onafhankelijk was, omdat deze eerder in andere procedures zijn beroep had behandeld. De wrakingskamer benadrukte dat zij geen appelinstantie is en dat de enkele omstandigheid dat de rechter eerder betrokken was bij andere procedures van verzoeker, geen gerechtvaardigde grond voor wraking oplevert. De wrakingskamer concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor de vrees van verzoeker dat de rechter vooringenomen was. De rechter had op 14 oktober 2010 uitspraak gedaan in twee andere procedures van verzoeker, maar de wrakingskamer vond geen bewijs dat deze uitspraken met een zodanige miskenning van de standpunten van verzoeker waren gedaan dat er sprake was van vooringenomenheid. Het verzoek tot wraking werd dan ook ongegrond verklaard en afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK DEN BOSCH ZITTING HOUDENDE TE ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 6 december 2010
Zaaknummer: 366307
Rekestnummer: HA RK 10-210
Zaaknummer: AWB 10/2154 WOZ-T2
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
strekkende tot wraking van [naam rechter], rechter in de rechtbank Rotterdam, sector bestuursrecht (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Ter zitting van de rechtbank Den Bosch, zitting houdende te Rotterdam, van 11 november 2010 is door de rechter behandeld het beroep dat verzoeker heeft ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 16 januari 2009 van de gemeente 's-Hertogenbosch, welke procedure bij de rechtbank Rotterdam als kenmerk heeft AWB 10/2154 WOZ-T2.
Bij brief van 27 september 2010 is aan verzoeker te kennen gegeven dat zijn beroep ter zitting van 11 november 2010 zal worden behandeld door [naam rechter].
Op 14 oktober 2010 heeft de rechter uitspraak gedaan in de beroepsprocedures van verzoeker met de registratienummers AWB 10/2152 WOZ-T2 en AWB 10/2153 WOZ-T2.
Bij gelegenheid van de behandeling 11 november 2010 heeft verzoeker de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier van de voormelde procedure, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de zitting van 11 november 2010.
De wrakingskamer heeft voorts kennis genomen van de uitspraken van 14 oktober 2010 met de registratienummers AWB 10/2152 WOZ-T2 en AWB 10/2153 WOZ-T2.
Verzoeker, de rechter alsmede het hoofd van het bureau Algemene en Juridische Belastingzaken van de gemeente 's-Hertogenbosch zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 22 november 2010, alwaar de gedane wraking is behandeld, is verzoeker verschenen. Verzoeker heeft aan de hand van pleitaantekeningen zijn standpunt nader toegelicht.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Verzoeker heeft naar aanleiding van de uitspraak die de rechter op 14 oktober 2010 heeft gedaan in de procedures AWB 10/2152 WOZ-T2 en AWB 10/2153 WOZ-T2 sterk het gevoel dat de rechter niet onafhankelijk is en dat hij daarom ook geen onafhankelijk oordeel zal vellen. In dit verband heeft verzoeker erop gewezen dat de rechter op pagina 3, vierde alinea, van deze uitspraak heeft overwogen dat "eiser zijn standpunt tegenover dat van de taxateur niet nader heeft onderbouwd", "dat verweerders berekeningswijze van de inhoud van die woning geen onjuistheden bevat en de NEN2580 volgt", terwijl op de zitting van 9 september 2010 in die procedures verweerder (de taxateur) moest toegegeven dat hij een aantal aspecten over het hoofd had gezien en daarmee de berekening onjuist was. De partijdigheid van de rechter wordt nog duidelijker in de overweging in de tweede alinea van pagina 3 dat "van onjuistheden in berekeningen en berekeningswijze de rechtbank niets is gebleken". Voorts heeft de rechter in de uitspraak in het geheel geen aandacht geschonken aan hetgeen verzoeker heeft aangevoerd over de rechtsongelijkheid met zijn mede-eigenaren.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust. De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat geen sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren. Hij voert daartoe aan - verkort en zakelijk weergegeven - dat het verzoek tot wraking moet worden gezien als een hogerberoepsschrift tegen de twee eerdere uitspraken met de registratienummers AWB 10/2152 WOZ-T2 en AWB 10/2153 WOZ-T2 en dat niet is aangetoond of gebleken dat de rechter zich te dezen niet onafhankelijk heeft opgesteld.
3. De ontvankelijkheid van het verzoek
3.1
Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 8.16 van de Algemene Wet Bestuursrecht dient het verzoek tot wraking gedaan te worden zodra de feiten of omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden.
3.2
Het verzoek tot wraking is gegrond op de uitspraak die de rechter op 14 oktober 2010 heeft gedaan in de procedures AWB 10/2152 WOZ-T2 en AWB 10/2153 WOZ-T2. Het verzoek tot wraking is eerst op 11 november 2010 ter zitting gedaan. Nu de rechtbank het punt van de ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek op de zitting niet aan de orde heeft gesteld, en verzoeker zich hierover niet heeft kunnen uitlaten, zal de rechtbank de vraag naar de ontvankelijkheid van het verzoek evenwel in het midden laten.
4. De beoordeling
4.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
4.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de - beweerdelijk - bij verzoeker bestaande vrees dat de rechters jegens verzoeker een vooringenomenheid koesteren - objectief - gerechtvaardigd is. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
4.4
Voorop gesteld moet worden dat de wrakingskamer van de rechtbank geen appelinstantie is waaraan grieven tegen een inhoudelijke beslissing van een rechter ter beoordeling kunnen worden voorgelegd. De enkele omstandigheid dat de betrokken rechter eerder in andere procedures beroepen van verzoeker heeft behandeld, levert geen gerechtvaardigde grond voor (schijn van) vooringenomenheid op. Ook niet als daarbij betrokken wordt dat verzoeker bij die beroepen geen gelijk heeft gekregen en er wellicht grond is om de juistheid van die uitspraken op onderdelen te betwisten. Uit voornoemde uitspraken van 14 oktober 2010 blijkt niet dat deze zijn gegeven met een zodanige miskenning van de standpunten van verzoeker, dat er zwaarwegende aanwijzingen zijn voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
4.5
Op grond van het voorgaande is de wraking ongegrond. Het verzoek moet worden afgewezen.
5. De beslissing
Wijst af het verzoek tot wraking [naam rechter].
Deze beslissing is gegeven op 6 december 2010 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. P.H. Veling en mr. P. Vrolijk, rechters.
Deze beslissing is door de oudste rechter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. S.A. Commandeur, griffier.
De voorzitter is afwezig, om welke reden de beslissing door de oudste rechter en de griffier is ondertekend.