ECLI:NL:RBROT:2010:BO9901
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.F.L.M. van der Grinten
- P.H. Veling
- P. Vrolijk
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak tegen verzoeker
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 6 december 2010 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door de verdachte in een strafzaak, die onder parketnummer 10/600057-09 liep. De wraking was gebaseerd op de stelling dat de rechters vooringenomenheid toonden door bepaalde verzoeken van de verdediging af te wijzen zonder voldoende motivering. De rechtbank overwoog dat een processuele beslissing in beginsel geen grond voor wraking vormt, tenzij deze beslissing zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid oplevert. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de verzoeken niet als zodanig kon worden gekwalificeerd. De verdediging had verzocht om nader onderzoek naar de betrouwbaarheid van informatie van de DEA, maar de rechtbank oordeelde dat er geen noodzaak was om getuigen te horen, aangezien eerdere beslissingen al een oordeel over de betrouwbaarheid van de informatie gaven. De rechtbank benadrukte dat de rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die deze veronderstelling konden weerleggen. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, en de oudste rechter ondertekende de uitspraak. De rechtbank wees het wrakingsverzoek af, omdat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechters.