ECLI:NL:RBROT:2010:BO9905

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
365591 / HA RK 10-203
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek van getuige in strafzaken niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 6 december 2010 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een getuige, die door de rechter-commissaris was opgeroepen om te getuigen in verschillende strafzaken. De verzoeker was niet-ontvankelijk verklaard in zijn wrakingsverzoek, omdat hij niet in zijn hoedanigheid van benadeelde partij door de rechter-commissaris zou worden gehoord. De rechtbank oordeelde dat artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering de groep van personen die een wrakingsverzoek kunnen indienen, beperkt tot de verdachte en het openbaar ministerie. De getuige valt hier niet onder, waardoor het verzoek niet ontvankelijk was.

De wrakingskamer heeft ook overwogen dat er geen grond was voor ontvankelijkheid op basis van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, aangezien deze bepaling is gericht op de waarborging van de verdedigingsbelangen van de verdachte, en niet van een getuige. De verzoeker had aangevoerd dat de rechter-commissaris vooringenomen was door de weigering om zijn advocaat toe te laten bij het getuigenverhoor. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor vooringenomenheid konden rechtvaardigen.

De beslissing werd genomen na een zitting op 22 november 2010, waar de verzoeker, zijn advocaat, de officier van justitie en de raadslieden van de verdachten aanwezig waren. De rechtbank heeft kennisgenomen van de relevante processtukken en de standpunten van de betrokken partijen. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen, en werd de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking van de rechter-commissaris.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 6 december 2010
Zaaknummer: 365591
Rekestnummer: HA RK 10-203
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
strekkende tot wraking van [naam rechter-commissaris], rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in Rotterdam (hierna: de rechter-commissaris).
1. Het procesverloop en de processtukken
De meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken in deze rechtbank heeft bij gelegenheid van de diverse in 2010 gehouden strafzittingen in de aanhangige strafzaken met de parketnummers 10/630312-09, 10/630316-09 en 10/730024-10 de zaken verwezen naar de rechter-commissaris voor het doen van onderzoek in de volle omvang, meer in het bijzonder voor het horen van getuigen.
De rechter-commissaris heeft bevolen dat verzoeker wordt gedagvaard om te verschijnen voor de rechter-commissaris op 1 november 2010, teneinde een getuigenis af te leggen in de strafzaken met de parketnummers 10/630312-09, 10/630316-09 en 10/730024-10.
Bij schrijven d.d. 1 november 2010 heeft de advocaat van verzoeker, mr. B. Beg, de rechter-commissaris gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het processen-verbaal van vorenbedoelde zittingen;
- het faxbericht van de advocaat van verzoeker aan de rechter-commissaris van 31 oktober 2010;
- het faxbericht van de rechter-commissaris aan de advocaat van verzoeker van 1 november 2010;
- het schriftelijke verzoek tot wraking van 1 november 2010.
Verzoeker, zijn advocaat, de rechter-commissaris en de officier van justitie zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd. Ook de raadslieden van de verdachten in de strafzaken met de parketnummers 10/630312-09, 10/630316-09 en 10/730024-10, zijnde mr. K. Canatan, mr. A.M.C. Verheul respectievelijk mr. R.W.J.H.A. Neijndorff, zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter-commissaris is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter-commissaris heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt door middel van een schrijven, gericht aan de secretaris van de wrakingskamer.
Ter zitting van 22 november 2010, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen verzoeker en zijn advocaat, de officier van justitie mr. G.C. Bos en mr. K. Canatan.
De advocaat van verzoeker heeft aan de hand van een pleitnota het standpunt nader toegelicht.
De officier van justitie heeft haar standpunt toegelicht.
Mr. K. Canatan heeft zijn standpunt toegelicht.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van de dossiers van de strafzaken met de parketnummers 10/630312-09, 10/630316-09 en 10/730024-10.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Het verzoek is gedaan na de weigering van de rechter-commissaris om de advocaat van verzoeker toe te laten tot het verhoor van verzoeker als getuige in de strafzaken met de parketnummers 10/630312-09, 10/630316-09 en 10/730024-10, welk getuigenverhoor door de rechter-commissaris afgenomen zou gaan worden. Immers, door de weigering van de rechter-commissaris om de advocaat toe te laten bij het getuigenverhoor van verzoeker toont de rechter-commissaris zich vooringenomen en partijdig tegen verzoeker.
Het verzoek tot wraking dient te worden onderscheiden in twee afzonderlijke verzoeken, te weten een verzoek gebaseerd op artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering gelet op de rol van verzoeker als getuige en een verzoek gebaseerd op artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gelet op de rol van verzoeker als benadeelde partij.
2.2
De rechter-commissaris heeft niet in de wraking berust. De rechter-commissaris heeft twijfels geplaatst bij de ontvankelijkheid van het verzoek. Voorts is de rechter-commissaris van oordeel dat haar, ingevolge artikel 187c van het Wetboek van Strafvordering, de bevoegdheid toekomt om bij een verhoor van een getuige bijzondere toegang te verlenen, doch dat zij niet inziet hoe het niet gebruikmaken van deze bevoegdheid tot vooringenomenheid danwel de vrees van vooringenomenheid kan leiden. De rechter-commissaris heeft overigens te kennen gegeven dat geen sprake is van enige omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren.
2.3
De officier van justitie heeft ter zitting primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van verzoeker nu noch het Wetboek van Strafrecht noch het Wetboek van Strafvordering enige rechtsgrond bieden voor het indienen van een verzoek tot wraking door een getuige die door de rechter-commissaris is opgeroepen om een getuigenverklaring af te leggen. Subsidiair stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat het verzoek tot wraking ongegrond dient te worden verklaard nu in het handelen van de rechter-commissaris geen aanleiding te vinden is voor twijfel aan de onpartijdigheid van de rechter-commissaris.
2.4
Mr. Canatan heeft aangevoerd dat verzoeker primair niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek tot wraking en dat het verzoek tot wraking van verzoeker subsidiair dient te worden afgewezen.
3. De ontvankelijkheid van het verzoek
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter-commissaris. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter-commissaris dient voorop te staan dat een rechter-commissaris uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter-commissaris jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de wrakingskamer vast dat verzoeker niet in zijn hoedanigheid van benadeelde partij door de de rechter-commissaris gehoord zou worden. Gelet hierop dient verzoeker in zijn verzoek tot wraking, voor zover dat gebaseerd is op artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3.3.
Artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering beperkt de groep van personen die een verzoek tot wraking van een rechter kunnen indienen tot de verdachte en het openbaar ministerie. De getuige die door de rechter-commissaris gehoord moet worden, behoort niet tot deze beperkte groep van personen. Dit brengt mee dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek tot wraking.
3.4
Evenmin kan verzoeker ontvangen worden in zijn verzoek om wraking op grond van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de bescherming voor de Rechten van de Mens, nu deze bepaling, voor zover in dit verband van belang, strekt tot waarborging van de verdedigingsbelangen van de aan vervolging door de staat onderworpen verdachte. Bij een getuige is dat verdedigingsbelang niet aan de orde. Het is mogelijk dat ontwikkelingen tijdens het getuigenverhoor verandering brengen in de positie van de getuige, doch dat is thans (nog) niet aan de orde.
4. De beslissing
Verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van [naam rechter-commissaris].
Deze beslissing is gegeven op 6 december 2010 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. P.H. Veling en mr. P. Vrolijk, rechters.
Deze beslissing is door de oudste rechter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. S.A. Commandeur, griffier.
De voorzitter is afwezig, om welke reden deze beschikking door de oudste rechter en de griffier is ondertekend.