ECLI:NL:RBROT:2010:BO9905
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.F.L.M. van der Grinten
- P.H. Veling
- P. Vrolijk
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek van getuige in strafzaken niet-ontvankelijk verklaard
In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 6 december 2010 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een getuige, die door de rechter-commissaris was opgeroepen om te getuigen in verschillende strafzaken. De verzoeker was niet-ontvankelijk verklaard in zijn wrakingsverzoek, omdat hij niet in zijn hoedanigheid van benadeelde partij door de rechter-commissaris zou worden gehoord. De rechtbank oordeelde dat artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering de groep van personen die een wrakingsverzoek kunnen indienen, beperkt tot de verdachte en het openbaar ministerie. De getuige valt hier niet onder, waardoor het verzoek niet ontvankelijk was.
De wrakingskamer heeft ook overwogen dat er geen grond was voor ontvankelijkheid op basis van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, aangezien deze bepaling is gericht op de waarborging van de verdedigingsbelangen van de verdachte, en niet van een getuige. De verzoeker had aangevoerd dat de rechter-commissaris vooringenomen was door de weigering om zijn advocaat toe te laten bij het getuigenverhoor. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor vooringenomenheid konden rechtvaardigen.
De beslissing werd genomen na een zitting op 22 november 2010, waar de verzoeker, zijn advocaat, de officier van justitie en de raadslieden van de verdachten aanwezig waren. De rechtbank heeft kennisgenomen van de relevante processtukken en de standpunten van de betrokken partijen. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen, en werd de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking van de rechter-commissaris.