ECLI:NL:RBROT:2010:BO9908

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
366089 / HA RK 10-207
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechters in strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 6 december 2010 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van rechters in een strafzaak. Het verzoek tot wraking werd ingediend door de verzoeker, die als verdachte in een strafzaak was betrokken. De wraking was gegrond op beslissingen van de rechters die op de zitting van 14 oktober 2010 waren genomen. De verzoeker was op dat moment bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.J. Lieftink, die de vaste raadsman, mr. S.L.J. Janssen, verving. De raadsman had op 18 oktober 2010 verzocht om het proces-verbaal van de zitting van 14 oktober 2010, zodat hij kon beslissen of hij zich zou aansluiten bij de wrakingsverzoeken van de raadslieden van medeverdachten.

Het verzoek tot wraking werd pas op 8 november 2010 ingediend, wat volgens de rechtbank te laat was. De rechtbank oordeelde dat de feiten en omstandigheden waarop het verzoek tot wraking was gebaseerd, op de zitting van 14 oktober 2010 aan de verzoeker bekend waren geworden. De rechtbank stelde vast dat de verzoeker, bijgestaan door zijn raadsman, in de gelegenheid was om tijdig overleg te plegen over de noodzaak van het indienen van een wrakingsverzoek. De omstandigheid dat de raadsman niet de vaste raadsman was, deed hier niet aan af.

De rechtbank verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking, omdat het verzoek niet tijdig was ingediend. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, waarbij de oudste rechter de beschikking ter openbare terechtzitting uitsprak. De uitspraak benadrukt het belang van tijdigheid bij het indienen van wrakingsverzoeken en de noodzaak voor verzoekers om alert te zijn op de feiten en omstandigheden die aanleiding kunnen geven tot een wraking.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 6 december 2010
Zaaknummer: 366089
Rekestnummer: HA RK 10-207
Parketnummer: 10/600153-09
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
geboren op [geboorteplaats] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in [naam P.I.],
verzoeker,
strekkende tot wraking van [namen gewraakte rechters], rechters in de rechtbank Rotterdam, sector strafrecht (hierna: de rechters).
1. Het procesverloop en de processtukken
Bij de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken is in behandeling de tegen verzoeker als verdachte aanhangig gemaakte strafzaak onder parketnummer 10/600153-09.
Laatstelijk op 14 oktober 2010 werd in die zaak het onderzoek ter terechtzitting geschorst voor onbepaalde tijd, waarbij de termijn van schorsing werd gesteld op maximaal drie maanden en waarbij de door de verdediging gedane verzoeken zijn afgewezen. Op deze terechtzitting werd verzoeker als verdachte bijgestaan door mr. J.J. Lieftink, die optrad als vervanger van mr. S.L.J. Janssen, zijnde mr. Janssen de vaste raadsman van de verdachte.
Bij faxbericht van 18 oktober 2010 heeft mr. Janssen (hierna: de raadsman) verzocht om hem zo spoedig mogelijk het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 oktober 2010 te doen komen, zodat hij een beslissing zou kunnen nemen op de vraag of hij zich zou aansluiten bij de door de raadslieden van de medeverdachten gedane wrakingsverzoeken.
Bij faxbericht van 8 november 2010 heeft de raadsman namens verzoeker de rechters gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier van vorenomschreven strafzaak tegen verzoeker als verdachte, waarin zich onder meer bevinden:
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 juli 2010;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 oktober 2010.
Verzoeker, zijn raadsman, de officier van justitie alsmede de rechters zijn verwittigd van de datum waarop het verzoek tot wraking zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechters zijn in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechters hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt door middel van een schrijven, gericht aan de secretaris van de wrakingskamer.
Ter zitting van 22 november 2010, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen verzoeker, de raadsman van verzoeker, alsmede de officier van justitie mr. G.C. Bos.
De raadsman heeft, namens verzoeker, aan de hand van een pleitnota het standpunt nader toegelicht.
De officier van justitie heeft haar standpunt toegelicht.
2. De ontvankelijkheid van het verzoek
2.1
Op grond van artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering wordt het verzoek tot wraking gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden.
2.2
Het verzoek tot wraking is gegrond op de beslissingen van de rechters, zoals deze op de terechtzitting van 14 oktober 2010 zijn uitgesproken. Het verzoek tot wraking is eerst op 8 november 2010 gedaan.
2.3
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gezegd dat het verzoek tot wraking is ingediend zodra de feiten en omstandigheden, waarop de wraking is gegrond, aan verzoeker bekend zijn geworden. De omstandigheid dat uit het schrijven van de advocaat van 18 oktober 2010 opgemaakt kan worden dat hij zich na bestudering van het proces-verbaal van de zitting van 14 oktober 2010 mogelijk zou willen aansluiten bij de verzoeken tot wraking, die door de raadslieden van de in deze zaak betrokken medeverdachten zijn gedaan, maakt dat niet anders, evenmin als de omstandigheid dat het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 oktober 2010 (eerst) op 8 november 2010 door de raadsman is ontvangen.
Immers, de feiten of omstandigheden waarop het verzoek tot wraking berust, zijn op de terechtzitting van 14 oktober 2010 aan verzoeker bekend geworden. Verzoeker werd op dat moment bijgestaan door een raadsman, mr. J.J. Lieftink, en was aldus in de gelegenheid om met hem overleg te plegen over de noodzaak tot het indienen van een verzoek tot wraking. Dat mr. Lieftink niet de vaste raadsman was van verzoeker maakt daarbij geen verschil.
2.4
Het verzoek tot wraking van de rechters moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
3. De beslissing
Verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van [namen gewraakte rechters].
Deze beslissing is gegeven op 6 december 2010 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. P.H. Veling en mr. P. Vrolijk, rechters.
Deze beslissing is door de oudste rechter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. S.A. Commandeur, griffier.
De voorzitter is afwezig, om welke reden deze beschikking door de oudste rechter en de griffier is ondertekend.