ECLI:NL:RBROT:2010:BO9908
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.F.L.M. van der Grinten
- P.H. Veling
- P. Vrolijk
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wraking van rechters in strafzaak
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 6 december 2010 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van rechters in een strafzaak. Het verzoek tot wraking werd ingediend door de verzoeker, die als verdachte in een strafzaak was betrokken. De wraking was gegrond op beslissingen van de rechters die op de zitting van 14 oktober 2010 waren genomen. De verzoeker was op dat moment bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.J. Lieftink, die de vaste raadsman, mr. S.L.J. Janssen, verving. De raadsman had op 18 oktober 2010 verzocht om het proces-verbaal van de zitting van 14 oktober 2010, zodat hij kon beslissen of hij zich zou aansluiten bij de wrakingsverzoeken van de raadslieden van medeverdachten.
Het verzoek tot wraking werd pas op 8 november 2010 ingediend, wat volgens de rechtbank te laat was. De rechtbank oordeelde dat de feiten en omstandigheden waarop het verzoek tot wraking was gebaseerd, op de zitting van 14 oktober 2010 aan de verzoeker bekend waren geworden. De rechtbank stelde vast dat de verzoeker, bijgestaan door zijn raadsman, in de gelegenheid was om tijdig overleg te plegen over de noodzaak van het indienen van een wrakingsverzoek. De omstandigheid dat de raadsman niet de vaste raadsman was, deed hier niet aan af.
De rechtbank verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking, omdat het verzoek niet tijdig was ingediend. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, waarbij de oudste rechter de beschikking ter openbare terechtzitting uitsprak. De uitspraak benadrukt het belang van tijdigheid bij het indienen van wrakingsverzoeken en de noodzaak voor verzoekers om alert te zijn op de feiten en omstandigheden die aanleiding kunnen geven tot een wraking.