ECLI:NL:RBROT:2010:BP0039
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.W. Vogels
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van de curator in het faillissement van de Stichting Wiedus
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 december 2010 uitspraak gedaan in een incident betreffende de ontvankelijkheid van de curator in het faillissement van de Stichting Wiedus. De curator, mr. Bruno Joannes Tideman, was in deze procedure in geschil met JMH, die stelde dat het faillissement van de Stichting Wiedus op 7 mei 2009 was geëindigd. JMH baseerde haar vordering op de publicatie in het Centraal Insolventieregister en het handelsregister, waarin werd vermeld dat het faillissement was beëindigd door het verbindend worden van de slotuitdelingslijst. De rechtbank oordeelde echter dat de Faillissementswet limitatief bepaalt op welke manieren een faillissement kan eindigen. Artikel 193 lid 1 van de Faillissementswet stelt dat het faillissement eindigt door het verbindend worden van de slotuitdelingslijst, en dat deze verbindend wordt nadat de door de rechter-commissaris goedgekeurde lijst ter inzage is gelegd en de verzettermijn is verstreken zonder dat verzet is gedaan. De rechtbank concludeerde dat er op 7 mei 2009 geen slotuitdelingslijst verbindend was geworden, maar een tussentijdse uitdelingslijst, die op 27 april 2009 ter inzage was gelegd. Hierdoor was het faillissement van de Stichting Wiedus nog steeds van kracht en was de curator nog steeds in functie.
De rechtbank verwierp het beroep van JMH op de juistheid van de publicaties in het handelsregister, omdat artikel 2:6 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat deze bescherming niet geldt voor rechterlijke uitspraken die in het faillissementregister zijn ingeschreven. De rechtbank wees de vordering van JMH af en veroordeelde haar in de proceskosten. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord aan de zijde van JMH en de aan haar zijde gevoegde partijen FDR en Khiva.