ECLI:NL:RBROT:2010:BP2356
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroepsfout van advocaat door onvoldoende duidelijkheid van volmacht
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, stond de beroepsaansprakelijkheid van een advocaat centraal. De eiser, Caritra B.V., had de advocaat, aangeduid als [gedaagden], aangeklaagd wegens schade die zou zijn ontstaan door het voeren van procedures zonder een deugdelijke volmacht van de cliënt, aangeduid als [A]. De rechtbank oordeelde dat de advocaat niet voldoende had geverifieerd of hij daadwerkelijk de juiste volmacht had om namens [A] op te treden. Dit oordeel was gebaseerd op getuigenverklaringen en schriftelijke stukken die aantoonden dat [A] geen expliciete opdracht had gegeven voor de procedures die door de advocaat waren gestart.
De rechtbank stelde vast dat de advocaat, ondanks het feit dat hij beschikte over een algemene volmacht, niet had nagegaan of [A] daadwerkelijk instemde met de procedures. De getuigenverklaringen van [B] en [C], die betrokken waren bij de zaak, ondersteunden de stelling van Caritra dat de advocaat tekort was geschoten in zijn zorgplicht. De rechtbank concludeerde dat de advocaat had moeten zorgen voor een duidelijke en specifieke volmacht voordat hij de procedures entameerde.
Het vonnis, uitgesproken op 15 september 2010, leidde tot de veroordeling van de advocaat tot schadevergoeding aan Caritra, die nader moest worden vastgesteld in een schadestaatprocedure. Daarnaast werd de advocaat veroordeeld in de proceskosten van de eiser. De rechtbank benadrukte dat het aan de advocaat is om zich ervan te vergewissen dat hij een deugdelijke opdracht heeft van zijn cliënt voordat hij juridische stappen onderneemt. Dit vonnis onderstreept de belangrijke rol van zorgvuldigheid en verantwoordelijkheid die advocaten hebben in hun beroepsuitoefening.