ECLI:NL:RBROT:2010:BP2476
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot proceskostenveroordeling na overlijden eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 december 2010 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarin de eiser, die inmiddels was overleden, een vordering had ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op [datum overlijden] was overleden, voordat de inleidende dagvaarding was uitgebracht. Dit leidde tot de vraag of de vordering ontvankelijk was, aangezien de eiser niet meer in leven was. De gedaagde partij heeft verweer gevoerd en verzocht om toepassing van artikel 245 Rv, wat inhoudt dat de proceskosten ten laste van de overleden eiser zouden moeten komen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de procedure was gestart door een partij die in rechte niet bestond, en heeft de eiser niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De rechtbank heeft tevens geoordeeld dat de proceskostenveroordeling ten laste van [persoon 1] diende te komen, omdat deze op de hoogte was van het overlijden van de eiser en desondanks de procedure had voortgezet. De kosten zijn begroot op € 3.148,=, inclusief het salaris van de advocaat en het vast recht. De rechtbank heeft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.