ECLI:NL:RBROT:2010:BP3141
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewijslevering hoofdverblijf huurder in gehuurde woning
In deze zaak heeft de woningcorporatie Woonstad Rotterdam een bewijsopdracht gekregen om aan te tonen dat de huurder, aangeduid als [gedaagde], zijn hoofdverblijf niet heeft in de door hem gehuurde woning. De zaak werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, sector kanton, en het vonnis werd uitgesproken op 19 november 2010. Woonstad heeft vier getuigen gehoord, waaronder een particulier rechercheur en enkele omwonenden, die verklaringen hebben afgelegd over de aanwezigheid van [gedaagde] in de woning. De getuige [D], een medewerker van Woonstad, verklaarde dat de woning van [gedaagde] kil en ongezellig aanvoelde, wat zou kunnen wijzen op een gebrek aan bewoning. Echter, de kantonrechter oordeelde dat Woonstad niet is geslaagd in de bewijslevering dat [gedaagde] zijn hoofdverblijf elders heeft. De rechter benadrukte dat huurders in beginsel zelf mogen bepalen hoe zij wonen, zolang zij de verantwoordelijkheid voor het gehuurde kunnen dragen. De enkele omstandigheden dat de woning niet vaak wordt bewoond en sober is ingericht, zijn onvoldoende om te concluderen dat [gedaagde] zijn hoofdverblijf elders heeft. De vordering van Woonstad werd afgewezen, en als in het ongelijk gestelde partij werd Woonstad veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 750,-- aan salaris voor de gemachtigde van [gedaagde] en € 384,56 aan getuigenkosten.