ECLI:NL:RBROT:2010:BP3141

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
960329
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijslevering hoofdverblijf huurder in gehuurde woning

In deze zaak heeft de woningcorporatie Woonstad Rotterdam een bewijsopdracht gekregen om aan te tonen dat de huurder, aangeduid als [gedaagde], zijn hoofdverblijf niet heeft in de door hem gehuurde woning. De zaak werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, sector kanton, en het vonnis werd uitgesproken op 19 november 2010. Woonstad heeft vier getuigen gehoord, waaronder een particulier rechercheur en enkele omwonenden, die verklaringen hebben afgelegd over de aanwezigheid van [gedaagde] in de woning. De getuige [D], een medewerker van Woonstad, verklaarde dat de woning van [gedaagde] kil en ongezellig aanvoelde, wat zou kunnen wijzen op een gebrek aan bewoning. Echter, de kantonrechter oordeelde dat Woonstad niet is geslaagd in de bewijslevering dat [gedaagde] zijn hoofdverblijf elders heeft. De rechter benadrukte dat huurders in beginsel zelf mogen bepalen hoe zij wonen, zolang zij de verantwoordelijkheid voor het gehuurde kunnen dragen. De enkele omstandigheden dat de woning niet vaak wordt bewoond en sober is ingericht, zijn onvoldoende om te concluderen dat [gedaagde] zijn hoofdverblijf elders heeft. De vordering van Woonstad werd afgewezen, en als in het ongelijk gestelde partij werd Woonstad veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 750,-- aan salaris voor de gemachtigde van [gedaagde] en € 384,56 aan getuigenkosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Locatie Rotterdam
vonnis
in de zaak van
de stichting
Stichting Woonstad Rotterdam, rechtsopvolgster onder algemene titel van
Stichting Woningbedrijf Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 13 februari 2009,
gemachtigde: mr. M.H.L. van Dijkman,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. R. Küçükünal.
Parijen worden verder aangeduid als “Woonstad” respectievelijk “[gedaagde]”.
1. Het verdere verloop van het proces
Verwezen wordt naar:
- de tussenvonnissen van 7 augustus 2009 en 2 oktober 2009 en de hieraan ter grondslag liggende stukken. De inhoud van deze vonnissen wordt hierbij als overgenomen en ingelast beschouwd;
- proces-verbaal van het op 15 juni 2010 gehouden getuigenverhoor aan de zijde van Woonstad vier getuigen zijn gehoord;
- conclusie na enquête van Woonstad met producties;
- conclusie na enquête van [gedaagde].
Het eindvonnis is bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling van het geschil
2.1 In het vonnis van 2 oktober 2009 is Woonstad toegelaten tot het leveren van bewijs dat [gedaagde] zijn hoofdverblijf elders heeft dan in de woning aan de [locatie].
2.2 Woonstad heeft vier getuigen doen horen
Uit de verklaring van de particulier rechercheur [A] komt naar voren dat [gedaagde] zelf aangeeft dat hij vaak niet in het gehuurde aanwezig is.
De getuige [B] was tot anderhalf jaar geleden woonachtig aan de [locatie II]. Deze getuige verblijft en verbleef veelal binnenhuis. Wanneer hij buiten was, zag hij [gedaagde] weleens (één à twee keer per week) met een hond lopen of constateerde hij dat er licht brandde in de woning van [gedaagde]. [B] vermoedt dat [gedaagde] meestal bij zijn vriendin is, maar weet dit niet zeker.
De getuige [C] ontkent dat hij tegen [A] heeft gezegd dat [gedaagde] bij zijn vriendin zou wonen. Zelf heeft [C] weleens licht zien branden in de gang van de woning van [gedaagde].
De laatste tijd, sinds de vriendin van [gedaagde] is verhuisd, ziet [C] [gedaagde] niet meer met een hond lopen.
De getuige [D], medewerker wijkbeheer bij Woonstad, weet niet uit eigen ervaring maar heeft alleen gehoord dat [gedaagde] feitelijk niet aan de [locatie] woonde en dit huis alleen gebruikte als opslagplaats. Toen zij twee jaar geleden bij [gedaagde] binnen was, kwam de woning letterlijk en figuurlijk kil over. Het voelde aan of er een tijd niet gestookt was en er was weinig meubilair, ook ontbraken planten. Verder heeft zij verklaard dat [gedaagde] in het verleden (2001 en 2005) wel eens aangeschreven is in verband met verwaarlozing van zijn tuin.
2.3 De kantonrechter is van oordeel dat Woonstad niet is geslaagd in de bewijslevering dat [gedaagde] elders zijn hoofdverblijf heeft dan in de van Woonstad gehuurde woning aan de [locatie] te Rotterdam.
Twee getuigen verklaren dat [gedaagde] gesignaleerd wordt in en nabij de huurwoning.
[D] spreekt niet uit eigen ervaring maar heeft van omwonenden gehoord dat [gedaagde] bij zijn vriendin zou wonen.
Huurders mogen in beginsel zelf bepalen hoe ze wonen en leven, mits zij in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor het gehuurde te blijven dragen. Uit de verklaringen komt evenals uit de in geding gebrachte stukken naar voren dat [gedaagde] sober leeft en weinig belang hecht aan materiële zaken. Bij dit alles zoekt hij als alleenstaande man regelmatig gezelschap bij zijn vriendin of gaat hij naar zijn boot. Het enkele feit dat de woning nauwelijks is ingericht en [gedaagde] niet zo vaak in het gehuurde wordt aangetroffen, impliceert niet dat hij dan elders zijn hoofdverblijf heeft.
2.4 Gelet op het hiervoor overwogene, wordt de vordering van Woonstad afgewezen.
2.5 Als de in het ongelijk gestelde partij wordt Woonstad veroordeeld in de kosten van de procedure.
3. De beslissing
De kantonrechter,
wijst de vordering af;
veroordeelt Woonstad in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 750,-- aan slaris voor zijn gemachtigde en € 384,56 aan taxe getuigen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.