ECLI:NL:RBROT:2010:BP7043

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
273591 / HA ZA 06-3292
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Transportgoederenverzekering en dekking bij langdurig oponthoud

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 september 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen Davof Trading (Africa) B.V. en Achmea Schadeverzekeringen N.V. over een transportgoederenverzekering. De kern van het geschil betreft de dekking van de verzekering tijdens een uitzonderlijk lang oponthoud van het schip 'Spring 1' in Las Palmas, Canarische Eilanden. Davof had Achmea gedagvaard omdat zij van mening was dat de dekking van de verzekering onverminderd van kracht bleef, ondanks de lange vertraging en de beëindiging van de reis door de vervoerder. Achmea daarentegen stelde dat de dekking was geëindigd door de beëindiging van de reis en de omstandigheden die buiten de macht van Davof lagen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de transportverzekering dekking bood voor alle risico's die zich tijdens het transport konden voordoen, inclusief onderbrekingen van de reis door omstandigheden buiten de macht van de verzekerde. De rechtbank oordeelde dat de lange vertraging in Las Palmas niet leidde tot een beëindiging van de dekking, omdat de omstandigheden die tot de vertraging leidden buiten de macht van Davof lagen. De rechtbank concludeerde dat Achmea het risico van verlies van de partij PKE-meel is blijven lopen en dat zij de verzekerde waarde van € 68.196,37 aan Davof moest vergoeden, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 9 september 2004.

De rechtbank heeft Achmea ook veroordeeld in de proceskosten, die tot dat moment waren vastgesteld op € 1.571,32 aan verschotten en € 3.576,- aan salaris voor de advocaat. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Davof het bedrag direct kon vorderen, ongeacht een eventuele hoger beroep door Achmea.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 273591 / HA ZA 06-3292
Uitspraak: 1 september 2010
VONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DAVOF TRADING (AFRICA) B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat: mr. Ph.H.J.G. van Huizen,
- tegen -
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
handelend onder de naam Centraal Beheer Achmea,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat: mr. Ph.A. Vos.
Eiseres wordt hierna ook aangeduid als “Davof”, gedaagde als “Achmea”.
1 Het verloop van het geding
Davof heeft Achmea bij exploot van 9 november 2006 gedagvaard voor deze rechtbank en gevorderd zoals hierna onder 3.1 beschreven.
Davof heeft bij akte 13 producties in het geding gebracht.
Achmea heeft de vordering bestreden bij conclusie van antwoord en daarbij 8 producties overgelegd.
Davof heeft een conclusie van repliek genomen, met 1 productie.
Achmea heeft een conclusie van dupliek genomen.
Partijen hebben hun standpunten laten bepleiten, Davof door haar advocaat, Achmea door mrs. Ph.A. Vos en J.P. Eckoldt. De advocaten hebben pleitaantekeningen overgelegd.
De rechtbank heeft kennis genomen van deze processtukken.
2. De vaststaande feiten
De rechtbank merkt de volgende - voor de beoordeling van de vordering van belang zijnde - feiten als tussen partijen vaststaand aan, omdat deze enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd betwist zijn dan wel blijken uit de in zoverre niet betwiste inhoud van producties waarop beroep is gedaan.
2.1
Davof Handelmaatschappij B.V. en Achmea hebben in 2003 een overeenkomst van doorlopende goederentransportverzekering gesloten met declaratieclausule, vastgelegd in een polis met nummer [polisnummer] (hierna: de transportverzekering). Davof is medeverzekerde onder de transportverzekering.
2.2
Blijkens het polisblad biedt de transportverzekering dekking voor “alle tot de handel van verzekeringnemer behorende zaken, voornamelijk bestaande uit veevoedergrondstoffen, derivaten, palmprodukten, kokosprodukten [..] gedurende transporten”.
2.3
Het polisblad vermeldt als de op de transportverzekering toepasselijke voorwaarden:
Algemene Voorwaarden Transportverzekering (hierna: AVT).
Voorts bevat het polisblad de volgende bepalingen:
“Doorlopen risico
Ingeval verzekeringnemer bij verstrijking van de termijnen genoemd in de Artikel 3.4 van de [AVT] nog belang bij de zaken heeft blijft de dekking onverminderd van kracht, dit met dien verstande:
- dat uitsluitend verzekeringnemer voor wat betreft deze verlenging rechten aan de verzekering kan ontlenen;
- dat verzekeringnemer gehouden is binnen een redelijke termijn nadat hij kennis heeft verkregen van een situatie, waarop deze clausule betrekking heeft, kontakt met ons op te nemen;
- dat een aanvullende premie verschuldigd kan zijn.
[..]
Condities
In afwijking van de artikelen 15 en 16 van de [AVT] geschiedt de verzekering overeenkomstig de [..] GAFTA Insurance Clause No. 72 [..]
dekking 1
uitsluitend de volgende sections van de GAFTA Insurance Clause No. 72 zijn op de verzekering van toepassing:
- section 2 : Cargo Clauses W.A.
[..]
- section 5 : Strikes, Riots and Civil Commotions Clauses”
2.4
De AVT bepalen voor zover van belang het volgende, waarbij voor “Centraal Beheer” gelezen moet worden “Achmea”:
“Artikel 2
[..]
2.3 Onder de verzekering begrepen transporten, als boven gedefinieerd, zijn verzekerd mits de aanvang van de daadwerkelijk verzekerde reis ligt binnen de duur van dit verzekeringscontract.
Individuele transporten aangevangen voor het tijdstip van expiratie van dit contract blijven ook na het tijdstip van expiratie verzekerd, uiteraard met inachtneming van de bepalingen betreffende begin en einde van het risico (artikel 3).
Artikel 3
3.1 Het risico voor Centraal Beheer gaat in op het moment waarop de zaken [..] worden opgenomen of op een daarmede vergelijkbare wijze worden weggevoerd teneinde de verzekerde reis aan te vangen.
Het risico blijft gedurende het normale verloop van de reis ononderbroken doorlopen en eindigt in de plaats van bestemming (waaronder te verstaan de plaats tot waar verzekeringnemer het transportrisico loopt respectievelijk tot waar verzekeringnemer krachtens accreditiefbepalingen of verkoopcondities de zaken voor het transport moet verzekeren of op zich genomen heeft die te verzekeren) op de plaats in het pakhuis of de opslagplaats die de ontvanger daarvoor heeft bestemd, mits de verzekerde de zaken op de normale of op de met Centraal Beheer overeengekomen wijze doet vervoeren. [..]
3.2 Het in lid 1 bepaalde blijft gelden, ook in geval van onderbreking van het vervoer, verandering van koers, reis of vervoermiddel, verlenging van de reis, door omstandigheden buiten de macht van de verzekerde met dien verstande dat, indien hierdoor de reis of reisduur wordt verlengd of het risico van Centraal Beheer wordt verzwaard, Centraal Beheer tot een passende premieverbetering gerechtigd is, tenzij deze omstandigheden het gevolg zijn van een gevaar waartegen verzekerd is, een en ander met inachtneming van het in lid 4. bepaalde.
3.3 Wanneer, nadat het risico voor Centraal Beheer is ingegaan, de verzekerde de reis van de zaken afbreekt voordat de zaken de in lid 1 omschreven plaats van bestemming hebben bereikt, of wanneer de verzekerde de zaken, voordat deze de plaats hebben bereikt waar volgens lid 1 het risico zou eindigen, naar een andere plaats doet verzenden, eindigt het risico voor Centraal Beheer, tenzij anders wordt overeengekomen, na afloop van 15 dagen na [..]
3.4 Bij vervoer geheel of gedeeltelijk over zee [..] eindigt het risico in elk geval na afloop van 60 etmalen na lossing van de verzekerde zaken uit het zeeschip in de uiteindelijke lossingshaven [..]
Een en ander voorzover het risico ingevolge de overige voorwaarden van deze verzekering niet eerder is geëindigd. [..]
Artikel 40
De verzekering wordt voor de eerste maal aangegaan tot de op het polisblad genoemde eerstkomende contractsvervaldatum.
Daarna wordt de verzekering telkens, met stilzwijgende goedkeuring, voor een periode van 12 maanden verlengd.
Artikel 41
Zowel verzekeringnemer als Centraal Beheer kunnen de verzekering per de contractsvervaldatum opzeggen, mits hierbij een opzegtermijn in acht wordt genomen van tenminste 30 dagen.
Centraal Beheer behoudt zich het recht voor de verzekering tussentijds te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste 30 dagen, [..]
Opzegging dient te geschieden per aangetekende brief. [..]
Artikel 44
Wanneer onder deze (contract)polis dekking wordt verleend op Engelse voorwaarden is ten aanzien van de betreffende verzekerde zaken de verzekering geheel onderworpen aan Engels recht (‘subject to English Law and Practice’), zoals het geval zou zijn indien voor de betreffende zending een afzonderlijke Engelse polis zou zijn opgemaakt.
Dit contract blijft echter onderworpen aan Nederlands recht.
In geval van verschil in dekking volgens de Engelse voorwaarden en de dekking volgens deze (contract)polis heeft verzekeringnemer het recht, echter uitsluitend voor zijn eigen belang bij de verzekerde zaken, een beroep te doen op de dekking krachtens deze (contract)polis.
2.5
Omstreeks 6 oktober 2003 heeft Davof aan Aguirre Div. Agro. S.L. (hierna: Aguirre) te Las Arenas, Spanje, verkocht een partij van “about 1.100 metric ton [..] Nigerian Palmkernel Extraction Meal Faq. (hierna: PKE-meel) voor de prijs van “USD 86,-- per metric ton, Cost Insurance, Freight Free out Aviles [..] te verschepen met het zeeschip “Spring 1”.
2.6
Davof had in dat verband op 23 september 2003 met de eigenaar van de “Spring 1” een overeenkomst van reisbevrachting gesloten voor het vervoer van PKE-meel van Port Harcourt, Nigeria, naar een loshaven op de Azoren of de Setubal-Pasajes range. De reisbevrachting is vastgelegd in een charterpartij opgemaakt op het Gencon formulier.
Blijkens een op 10 oktober 2003 uitgegeven cognossement is 862,605 metric tons PKE-meel (hierna: de partij PKE-meel) in Port Harcourt “clean on board” de “Spring 1” beladen ter aflevering in Aviles, Spanje. De “Spring 1” is die reis van Port Harcourt naar Aviles op of omstreeks 10 oktober 2003 aangevangen.
2.7
Ingevolge de transportverzekering heeft Achmea op 8/20 oktober 2003 een “Certificate of Insurance” afgegeven betreffende de partij PKE-meel voor de reis van Port Harcourt naar Aviles met de “Spring 1”. Als verzekerde waarde staat op dat certificaat vermeld USD 75.668,00. Als toepasselijke Conditions bepaalt het Certificate:
“As per open contract No. [polisnummer]
[..]
Section 2 – 4 – 5 of form 72 of GAFTA – Cargo Clauses (W.A.) – 3% franchise
[..]
Subject to English Law and Practice.”
2.8
Op 12 oktober 2003 is de “Spring 1” met de partij PKE-meel aan boord aangekomen in Las Palmas, Canarische Eilanden, om aldaar brandstof te bunkeren. De Spaanse autoriteiten (Port State Control) hebben beslist dat het schip de haven niet mocht verlaten voordat bepaalde reparaties zouden zijn verricht.
2.9
Op 27 januari 2004 lag de “Spring 1” nog steeds in Las Palmas. Toen heeft een bespreking plaatsgevonden tussen Davof en Achmea. Naar aanleiding daarvan heeft Davof ten behoeve van Achmea opdracht gegeven aan Etas Expertises B.V. (hierna: Etas) tot onderzoek van de partij PKE-meel aan boord van de “Spring 1”. Na onderzoek op 4 en 5 februari 2004 berichtte expert R.C. Wijnja van Etas in zijn rapport van 11 februari 2004 onder meer het volgende:
“a- Ownership of the vessel had changed. [..]
b- No wages had been received for over 7 months and the families at home were desperate.
c- There were no more stores / provisions on board and the crew survived by gifts from crews of other vessels and charity by the local Red Cross.
d- There was approx. 1,500 litres of Diesel oil left on board. [..]
It appeared that the relevant ship’s certificates had already been expired on January 15th 2004 and we found the vessel to be poorly maintained requiring various repairs but spare parts were lacking. [..]
We found the cargo at the height of the lower-edge of the coaming with a slope in the forward area running down tot tank top level against the forward bulkhead. The cargo appeared to be mingled with woven polyethylene bags as well as with loosed strings of polyethylene and on the surface of the bulk we noticed pollution by rust scales. These scales had dropped down from the underside of the hatch covers. Furthermore we found pieces of paper against the sides onto which tablets of Aluminium Phosphide fumigant had been placed.
We ascertained the sweat gutter on the coaming table as well as the under-side of the hatch-cover and inner-side of the coaming were completely dry (no development of sweat and / or any traces of water-ingress whatsoever).
The cargo gave a normal smell and the surface of the bulk in this compartment appeared to be in a good order and condition [..]
We have measured the temperatures of the cargo in the forward area up to a depth of approx. 0.75 metres below the surface and we found the temperatures over here ranging between +22ºC and +24ºC. [..]
Again we did not find any traces of sweat inside the hatch or any ingress of water (gutter on table, under-side of hatches and inner-side of coaming completely dry). We found the cargo stowed and trimmed inside the coaming with a slope in the aft area running down from the lower-edge of the coaming towards the engine-room bulkhead. Apart from rust scales (from the under-side of the hatch) and strings of polyethylene, we did find the (top of the) cargo inside this no 2 hatch as well as in the aft area below deck in an apparent good order and condition. [..]
By means of a shovel we dug a hole on the top of the cargo and at a depth of approx. one metre and we measured a temperature inside the bulk to be +27ºC. [..]
Meanwhile market prices for the commodity have gone up. We roughly estimate the current sound market value at maximum Euro 120.00 per metric ton, being for the shipment a total amount beyond Euro 100,000.00 *CIFFO port in Spain/Portugal* .
However to deliver the cargo to a continental destination will be difficult if not impossible at all, especially for economical reasons.
As far as we can see owners are unreliable and we anticipate that, although Port State Control had meanwhile reduced the points of repair which need to be fixed, such repairs may not be effected for economical reasons, especially not since bunkers and provisions are urgently required and also approx. 7 months wages for 9 crewmembers still have to be paid and port expenses at Las Palmas are due and daily increase. [..]
Options may be:
1- Trans-loading the cargo into another vessel in the port of Las Palmas, which we deem practically impossible [..]
2- Disposal of the cargo to a (preferably local) buyer, which will undoubtedly result in a huge depreciation if there are prospective buyers al all, since there is no or hardly any market for this commodity on the Canary Islands. [..]
Moreover the Port Authorities of Las Palmas have to approve such discharge and / or trans-loading activity and as we understand it, their co-operation with such activities will not be given without considerable securities (we were advised that Euro 200,000.00 had been requested). [..]”
2.1
Naar aanleiding van het rapport van Etas heeft Achmea bij brief van 17 februari 2004 onder meer het volgende aan Davof geschreven:
“Uit de bevindingen van de expert maken wij op dat de conditie van de partij nog in goede staat is.
Tijdens onze bespreking van 27 januari 2004 hebben wij al aangegeven dat er in principe geen taak voor ons is weggelegd, omdat wij van mening zijn dat hier sprake is van een logistiek probleem en niet van een onmiddellijk dreigend gevaar.
Dit in ogenschouw genomen vindt u ons niet langer bereid dekking te verlenen op grond van de transportpolis. Om u in de gelegenheid te stellen deze zending elders te verzekeren, zullen de dekking op 1 maart 2004 beëindigen.”
Na een afwijzende reactie daarop van Davof herhaalde Achmea die beëindiging bij brief van 25 februari 2004. Daarop reageerde Davof weer. Vervolgens schreef Achmea op 17 maart 2004 onder meer het volgende:
“Om u toch enigszins tegemoet te komen zijn wij bereid om de volgende risico’s tot nader order gedekt te houden:
• brand/explosie [..];
• zinken van het schip;
• aanvaring.”
2.11
Op 7 mei 2004 schreef Davof onder meer het volgende aan Achmea:
“Fully without prejudice, please note however that wners of mv Spring approached us earlier this week with their idea of clearing the vessel including the cargo from the port of Las Palmas:
they claim having to pay some USD 100.000 to the port authorities in Las Palmas in order to get the release of the vessel;
in addition they donot wish to proceed with the voyage under our charter-party to deliver the cargo at Aviles and as such want to pay off their obligations under the charter-party at a lumpsum amount of usd 50.000 which they later on increased to usd 55.000 lumpsum, the terms and conditions of which can be summarized about as per message quoted below.
Apparently they intend to sail the vessel from Las Palmas with cargo and crew on board; what their further intentions are where to proceed with the vessel, crew and cargo, is not known to us.
[..]
RE: MV SPRING 1 / ACNT DAVOF
---
OWNERS CAN ACCEPT TERMS AS FOLLOWS:
- NO SUBJECT ON ORIGINAL RECEIVERS IN AVILES.
- ALL ORIGINAL BS/L TO BE SENT TO OWNERS ADDRESS AND NEW SET OF BS/L TO BE PREPARED FOR THE NEW OWNER OF THE CARGO
- C/P IN FORCE DATED 23.09.2003 WILL BE TOTALLY NULL AND VOID
- OWNERS TO PAY USD 55.000 LUMPSUM TO THE CHARTERERS
- PAYMENT TO BE EFFECTED LATEST 25 MAY 2004”
2.12
Naar aanleiding daarvan schreef Achmea op 19 mei 2004 aan Davof onder meer:
“De rederij heeft aangegeven haar verplichtingen onder de met u gesloten bevrachtingsovereenkomst niet te kunnen nakomen, met name niet het afleveren van de lading in Aviles. Hoewel wij ons, zoals u bekend is, reeds eerder op andere grond op dat standpunt stelden, staat daarmee in ieder geval thans buiten discussie dat de reis met de (destijds) verzekerde lading werd beëindigd en de koper tevens beoogde ontvanger in Aviles de lading niet zal kunnen ontvangen. [..]
Voor de goede orde delen wij mede geen aanleiding te zien ons eerder ingenomen standpunt ter zake opzegging en einde van de dekking te herzien. [..]
Uitsluitend omwille van het in ieder geval tot deze kwestie bestaan hebben van een goede onderlinge relatie zijn wij uit coulanceoverwegingen bereid u een bijdrage te verschaffen in de kosten [..] Die bijdrage stellen wij vast op USD 10.000 [..]”
2.13
Davof reageerde daarop bij brief van 10 juni 2004 met onder meer het volgende:
“De bevrachtingsovereenkomst blijft dan ook van kracht.
De koopovereenkomst met de Spaanse koper is van kracht. [..] Het lijkt ons bovendien dat, ook al zou een bepaalde koopovereenkomst tussen Davof en koper worden ontbonden, de goederen verzekerd blijven onder de transportpolis/verzekeringsovereenkomst. [..]
Naar onze mening is de reis van Port Harcourt naar Aviles niet beëindigd, maar onderbroken door omstandigheden buiten onze macht. Wij stellen ons op het standpunt dat de dekking nog van kracht is.”
2.14
Bij brief van 22 juni 2004 schreef Achmea onder meer het volgende aan Davof:
“Wij handhaven ons standpunt dat de reis (reeds eerder) als beëindigd moet worden beschouwd. Afgezien van de stellingname dienaangaand van de rederij, is duidelijk dat van een normaal verloop van de reis reeds lang geen sprake meer is en dat, onder meer gelet op eerdere rapportages en de onmiskenbare en naar in redelijkheid moet worden aangenomen onherstelbare onzeewaardigheid van het schip, de verzekerde reis als beëindigd moet worden beoordeeld.
Met verwijzing naar [..] zeggen wij bij deze – indien en voor zoveel al niet de eerdere opzegging van 17 februari 2004 althans enige eerdere datum dan heden rechtsgeldig zou zijn – bij deze de dekking op. Deze opzegging is allesomvattend en betekent derhalve ook opzegging van de dekking van de in onze brief aan u van 17 maart 2004 genoemde risico’s.
Nu van doorvervoer van de lading met het betrokken schip geen sprake zal kunnen zijn [..] is [..] aangewezen dat u ten spoedigste lossing van de lading bewerkstelligt en/of [..] de lading desgewenst en zomogelijk verkoopt. Indien en voor zover door u wordt besloten tot lossing van de lading over te gaan, zal de dekking in het beste geval een uitloop kunnen hebben van 60 dagen. Hetzelfde heeft te gelden voor het eventueel doorvervoeren van de lading binnen voornoemde periode. [..]
Wij verzoeken u bij deze [..] lossing [..] te bewerkstelligen uiterlijk 7 juli 2004. Gebeurt dat niet uiterlijk op voornoemde datum, dan zal dekking in ieder geval een einde nemen 30 dagen gelegen na de datum van deze brief.”
Davof heeft de partij PKE-meel niet uit de “Spring 1” laten lossen.
2.15
Op 9 september 2004 is de “Spring 1” uit Las Palmas vertrokken met de partij PKE-meel aan boord, richting Gibraltar. Het schip is niet naar Spanje gevaren, de partij PKE-meel is niet in Aviles of elders aan Aguirre of Davof afgeleverd. Kennelijk is de partij PKE-meel eind oktober 2004 door de eigenaar van het schip in Mersin, Turkije, verkocht of gedumpt.
2.16
Bij brief van 11 november 2004 heeft Achmea de transportverzekering per 1 januari 2005 opgezegd.
3. De vordering en het verweer
3.1
Davof vordert dat de rechtbank Achmea bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis zal veroordelen om aan haar te betalen € 68.196,37 te vermeerderen met de wettelijke rente, met veroordeling van Achmea in de proceskosten.
Daartoe stelt Davof – samengevat weergegeven – het volgende.
3.2
De reis van de partij PKE-meel met de “Spring 1” van Port Harcourt naar Aviles is verzekerd onder de transportverzekering. Uit het rapport van Etas blijkt dat de partij PKE-meel begin februari 2004 in Las Palmas nog in goede staat verkeerde. Davof heeft schade geleden doordat de partij PKE-meel verloren is gegaan omdat deze niet naar Aviles is vervoerd en aldaar afgeleverd, maar naar Turkije is vervoerd en aldaar zonder toestemming van Davof is verkocht of gedumpt waarbij de opbrengst niet aan Davof ten goede is gekomen.
Dat verlies van de partij PKE-meel is gedekt onder de transportverzekering. Daarom dient Achmea de verzekerde waarde te vergoeden.
3.3
Davof vordert onder de transportverzekering zelf, niet onder het Certificate of Insurance dat Achmea ingevolge de transportverzekering heeft afgegeven. Voor zover de dekking door Engelse voorwaarden wordt beheerst, mag Davof op grond van artikel 44 AVT kiezen uit toepasselijkheid van Engels of Nederlands recht.
3.4
Anders dan Achmea aanvoert, is de transportverzekering ononderbroken blijven doorlopen. Achmea heeft de transportverzekering bij brieven van 17 februari, 25 februari en 22 juni 2004 opgezegd, maar die opzeggingen hadden geen werking ten aanzien van het lopende risico voor de partij PKE-meel aan boord van de “Spring 1”. Ingevolge de artikelen 3.1 en 3.2 van de AVT bleef Achmea risico lopen ook in geval van onderbreking van de reis te Las Palmas of verandering van koers of verlenging van de reis, nu die omstandigheden buiten de macht van Davof lagen. Er is nooit sprake geweest van verandering van de reis met instemming van verzekerde Davof.
3.5
Ten onrechte heeft Achmea bij brief van 22 juni 2004 met een beroep op de bepalingen van artikel 2 Gafta Cargo Clauses en artikel 5 Gafta Strike Clauses medegedeeld dat Davof de partij PKE-meel uit het schip diende te lossen en door te vervoeren. Ten onrechte, omdat de reis niet is gestaakt, maar onderbroken en buiten de macht van de verzekerde Davof zodat het risico is blijven doorlopen. Indien al sprake was van beëindiging van de reis, dan was ook die buiten de macht van de verzekerde Davof, zodat ook dan de dekking intact is gebleven.
3.6
De conclusie van Achmea strekt tot afwijzing van de vordering met veroordeling van Davof in de proceskosten bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Achmea voert daartoe – samengevat weergegeven – het volgende aan.
3.7
Omdat Achmea ter zake van de verzekerde reis van de partij PKE-meel van Port Harcourt naar Aviles een Certificate of Insurance heeft afgegeven, dient de vordering te worden beoordeeld aan de hand van de in dat Certificate van toepassing verklaarde Engelse recht en Gafta Cargo Clauses. Engels recht en de Gafta Cargo Clauses hebben voorrang boven de AVT.
3.8
Ingevolge artikel 44 Marine Insurance Act (hierna: MIA) eindigde de dekking doordat de “Spring 1” niet naar Aviles, maar naar (las Palmas en vervolgens) Turkije voer.
Bovendien, doordat de vervoerder de reis in Las Palmas beëindigde, zoals blijkt uit het door Davof aan Achmea op 7 mei 2004 doorgestuurde bericht (zie hierboven onder 2.11) en de vaart van het schip naar Turkije in plaats van Spanje, was geen sprake meer van een normaal verloop van de reis in de zin van artikel 3.1 AVT.
Daarmee was de reis geëindigd, zodat geen sprake (meer) was van onderbreking van het vervoer, verandering van koers, reis of vervoermiddel, of verlenging van de reis als bedoeld in artikel 3.2 AVT.
3.9
Achmea heeft de verzekering rechtsgeldig beëindigd door bij brief van 17 februari 2004 op te zeggen tegen 1 maart 2004, althans bij brief van 22 juni 2004 tegen 7 juli 2004. Achmea was daartoe gerechtigd ingevolge primair artikel 2 Gafta Cargo Clauses en artikel 5 Gafta Strike Clauses, subsidiair artikel 41 AVT.
3.1
Het beëindigen van de reis door de vervoerder in Las Palmas levert geen onder de transportverzekering gedekt evenement op.
3.11
Davof heeft niet voldaan aan de op haar ingevolge artikel 9 Gafta Cargo Clauses en artikel 9 Gafta Strike Clauses rustende verplichtingen om prompt te handelen en haar schade te beperken voldaan door de partij PKE-meel aan boord van de “Spring 1” te laten terwijl het schip een klein jaar in Las Palmas bleef liggen wegens financiële problemen bij de reder. Zou Davof de partij in Las Palmas uit het schip hebben gelost en in een ander schip hebben overgeslagen, dan zou de partij PKE-meel wel ter bestemming zijn aangekomen. Achmea was bereid daartoe een bijdrage van US$ 10.000,- te betalen.
4. De beoordeling
4.1
Davof vordert een veroordeling tot vergoeding van de verzekerde waarde van de partij PKE-meel wegens verlies ervan doordat de zeevervoerder deze heeft afgevoerd naar Turkije en deze gedumpt c.q. verkocht in plaats van deze af te leveren aan Aguirre, zonder de opbrengst ervan aan Davof te verschaffen, voordat Achmea de transportverzekering bij schrijven van 11 november 2004 opzegde.
4.2
Tussen partijen is niet in dispuut dat de reizende partij PKE-meel aanvankelijk en tot in Las Palmas onder de transportverzekering c.q. het ingevolge de transportverzekering uitgegeven Certificate of Insurance gedekt was. Achmea stelt zich op het standpunt dat zij de dekking door opzegging per 1 maart 2004, althans per 7 juli 2004 heeft beëindigd, zodat ten tijde van het verlies ervan geen dekking meer bestond.
Toepasselijke voorwaarden en recht
4.3
Waar partijen van mening verschillen over de toepasselijke voorwaarden en het toepasselijke recht dient de rechtbank eerst die aspecten te beoordelen.
Davof stelt dat de AVT van de transportverzekering prevaleren, al dan niet ingevolge het keuzebeding van artikel 44 AVT. Achmea voert aan dat nu het Certificate of Insurance speciaal voor de verzekerde reis van de partij PKE-meel is afgegeven, de tekst van het Certificate prevaleert.
De rechtbank overweegt het volgende.
Inderdaad vordert Davof niet (slechts) als houder van het Certificate of Insurance, maar als verzekerde onder de transportverzekering zelf. Gesteld noch gebleken is dat Davof geen vorderingsrecht heeft onder de transportverzekering zelf.
De transportverzekering is tot stand gekomen tussen twee in Nederland gevestigde partijen. Gesteld noch gebleken is dat de transportverzekering een rechtskeuze voor een ander recht dan Nederlands recht bevat. Integendeel, artikel 44 AVT bevat de clausule “Dit contract blijft echter onderworpen aan Nederlands recht.”.
Daarom wordt de overeenkomst van transportverzekering in beginsel beheerst door Nederlands recht.
Artikel 44 AVT vangt aan met de woorden “Wanneer onder deze (contract)polis dekking wordt verleend op Engelse voorwaarden is ten aanzien van de betreffende verzekerde zaken de verzekering geheel onderworpen aan Engels recht (‘subject to English Law and Practice’), zoals het geval zou zijn indien voor de betreffende zending een afzonderlijke Engelse polis zou zijn opgemaakt.”. Nu in dit geval de in het polisblad genoemde “dekking 1” van toepassing is met de daarin genoemde Gafta Cargo Clauses en de Gafta Strike Clauses, welke beide als “Engelse voorwaarden” kunnen worden aangemerkt, zouden dus ten aanzien van de dekking “English law and Practice” gelden. Echter, nu Davof onder de transportverzekering vordert kan zij ingevolge artikel 44, slot AVT bij verschil tussen de Engelse voorwaarden en de AVT de toepasselijkheid van de AVT kiezen. Dat heeft Davof ook gedaan. Daarom dient ook het dekkingsaspect onder de AVT en met toepassing van Nederlands recht te worden beoordeeld.
Het Certificate of Insurance is kennelijk afgegeven om Davof in de gelegenheid te stellen een bewijs van verzekeringsdekking aan haar koper te verschaffen. De enkele omstandigheid dat Achmea een Certificate of Insurance heeft afgegeven, brengt niet mee dat het Certificate prevaleert boven de transportverzekering. Dat geldt te meer nu de voorwaarden van het Certificate luiden “As per open contract” met verwijzing naar de transportverzekering. Daarom gelden tussen partijen niet de in het Certificate genoemde “English law and Practice” maar de voorwaarden van de transportverzekering en Nederlands recht.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de AVT en Nederlands recht van toepassing zijn .
Verlies gedekt evenement?
4.4
Tegenover de stelling van Davof dat het verlies van de partij PKE-meel onder de transportverzekering gedekt is, heeft Achmea geen ander verweer gevoerd dan dat de schade veroorzaakt is doordat de zeevervoerder in Las Palmas de reis heeft beëindigd en dat die beëindiging geen onder de transportverzekering gedekt evenement vormt c.q. dat de dekking was geëindigd wegens een abnormaal verloop van de reis.
Weliswaar heeft Achmea bij pleidooi (onder nummers 13 en/of 19) aangevoerd dat de schade niet door een verzekerd evenement is veroorzaakt, maar dat voor het eerst bij pleidooi gevoerde verweer passeert de rechtbank om de volgende redenen.
Uit de omstandigheden dat Davof bij dagvaarding (onder nr. 15) stelde dat de partij PKE-meel) verloren is gegaan en dat Davof betaling van de verzekerde waarde van de partij PKE-meel vorderde heeft Achmea moeten begrijpen dat Davof het standpunt innam dat die partij door een onder de verzekering gedekt evenement verloren was gegaan. Daarom had het op de weg van Achmea gelegen, wilde zij het verweer voeren dat het verlies van de partij PKE-meel onder de verzekering niet gedekt was, om zodanig verweer bij conclusie van antwoord te voeren. Het is in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde en van concentratie van verweer (vgl.: art. 128 lid 3 Rv) om een dergelijk verweer pas bij pleidooi aan te voeren. Nu Davof zodanig tardief verweer niet uitdrukkelijk heeft aanvaard als deeluitmakende van de rechtsstrijd – integendeel: Davof stelt zich ook nog bij pleidooi op het standpunt dat het dispuut slechts gaat om de vraag of de dekking vóór het verlies van de partij PKE-meel is geëindigd, zoals Achmea betoogt – blijft dat verweer buiten de rechtsstrijd.
Dekking geëindigd?
4.5
Het meest verstrekkende verweer van Achmea vormt haar stelling dat de zeevervoerder c.q. de vervrachter van de “Spring 1” de verzekerde reis in Las Palmas heeft beëindigd en dat daarom de dekking is geëindigd. In dat verband beroept Achmea zich op het bericht van de vervrachter dat Davof op 7 mei 2004 aan haar doorstuurde, hierboven aangehaald onder 2.11 en op de voorwaarden op grond waarvan de dekking slechts bij een normaal verloop van de reis gehandhaafd blijft.
Davof voert aan dat het betreffende bericht van de vervrachter noch het hare waarmee zij dat aan Achmea doorstuurde een verklaring van het einde van de reis inhoudt.
De rechtbank leest in het betreffende bericht van de zeevervoerder aan Davof noch in het bericht waarmee Davof die boodschap aan Achmea doorstuurde een verklaring van de zeevervoerder dat hij de reis beëindigde, evenmin een teken dat Davof die boodschap aldus uitlegde. Weliswaar blijkt uit die berichten dat de zeevervoerder aan Davof had voorgesteld om (tegen betaling van een bedrag van USD 50.000,- aan Davof) de partij PKE-meel naar een andere plaats te vervoeren en aan een andere koper af te leveren, maar zodanig voorstel houdt nog niet in het opzeggen of beëindigen van de bevrachtingsovereenkomst. Evenmin is gesteld of gebleken dat de zeevervoerder in Las Palmas handelingen heeft verricht ter uitvoering van zijn verklaring van beëindiging van de reis.
Die mededeling van de zeevervoerder aan Davof noch die van laatstgenoemde aan Achmea van 7 mei 2004 leveren daarom een beëindiging van de dekking wegens beëindiging van de verzekerde reis op.
4.6
Voorts voert Achmea het verweer dat de dekking was komen te vervallen omdat door het buitengewoon lange oponthoud in Las Palmas, de slechte toestand van het schip en de financiële problemen van de zeevervoerder de verzekerde reis als gestaakt dient te worden aangemerkt, althans niet meer als het normale verloop van de reis waardoor de dekking is komen te vervallen.
Davof stelt daar tegenover dat de verzekerde reis niet is gestaakt, maar slechts is onderbroken en dat de dekking bij onderbreking van de reis blijft doorlopen.
De rechtbank overweegt het volgende
Zoals hiervoor geoordeeld, dient dit onderwerp ingevolge de keuze van Davof te worden beoordeeld aan de hand van de tekst van het polisblad en de Nederlandse AVT, tenzij de Engelse voorwaarden voor Davof gunstiger zijn.
Zoals blijkt uit de onder 2.4 aangehaalde tekst van artikel 3.1 AVT, blijft Achmea onder de transportverzekering “gedurende het normale verloop van de reis ononderbroken” risico lopen tot – kort gezegd – aflevering van de goederen ter bestemming, in dit geval in Aviles. Ingevolge lid 2 van dat artikel blijft Achmea risico lopen “in geval van onderbreking van het vervoer, verandering van koers, reis of vervoermiddel, verlenging van de reis, door omstandigheden buiten de macht van de verzekerde” . Zodanige onderbreking of verandering van de reis is in de transportverzekering niet in de tijd beperkt. De omstandigheid dat de onderbreking van de reis in Las Palmas in dit geval uitzonderlijk lang duurde vormt daarom geen reden voor einde van de dekking. Relevant is slechts of de onderbreking of verandering van de reis is ontstaan door omstandigheden buiten de macht van verzekerde Davof. Nu de partij PKE-meel in Las Palmas nog in goede staat verkeerde en niet uit de “Spring 1” is gelost, is ook de regeling van artikel 3.3 AVT inzake het eerdere einde van de dekking niet van toepassing.
Achmea stelt dat de in artikel 3.2 AVT bedoelde omstandigheden buiten de macht van de verzekerde beperkt zijn tot omstandigheden die de verzekerde ingevolge de vervoerovereenkomst heeft te dulden. Davof voert aan dat die beperking niet opgaat. De rechtbank volgt het standpunt van Davof. Het betreft hier de uitleg van standaard verzekeringsvoorwaarden. Voor die uitleg is de taalkundige betekenis van belang. Nu in artikel 3.2 AVT over “omstandigheden buiten de macht van de verzekerde” gesproken wordt zonder enige beperking, dient in deze bepaling niet de door Achmea voorgestane beperking gelezen te worden. Hierbij is mede van belang dat de taalkundige betekenis past in de context van artikel 3 AVT als samenhangend geheel. De uitleg die Achmea aan artikel 3.2 geeft sluit niet aan bij de taalkundige betekenis en past niet in die context.
Tussen partijen is niet in geschil dat (de oorzaak van) het onderbreken van de reis buiten de macht van Davof lag.
Daarom concludeert de rechtbank dat Achmea risico is blijven lopen toen de “Spring 1” in Las Palmas bleef liggen.
4.7
Tussen partijen is niet in geschil dat Davof Achmea tijdig heeft ingelicht over de omstandigheid dat de “Spring 1” met de partij PKE-meel in Las Palmas bleef liggen.
4.8
Vast staat dat Achmea bij brief van 17 februari 2004 de dekking heeft opgezegd tegen 1 maart 2004. Achmea heeft dat enige malen herhaald. Davof voert aan dat Achmea daartoe niet gerechtigd was en dat het risico bleef doorlopen.
Het ongewoon lange oponthoud van de “Spring 1” in Las Palmas vormde de door Achmea in haar brief van 17 februari 2004 en volgende brieven voor beëindiging aangevoerde grond. Zoals hiervoor is overwogen, voorziet de transportverzekering erin dat Achmea ook bij zodanig oponthoud dekking blijft verlenen. Zonder een contractuele basis kan een verzekeraar zich niet eenzijdig aan die dekkingsverplichting ten aanzien van een reeds aangevangen reis onttrekken.
Derhalve komt de rechtbank tot de conclusie dat de opzeggingen van de dekking door Achmea niet de door deze beoogde werking hebben gehad jegens Davof, aan wie ingevolge artikel 44 AVT voor haar eigen belang bij de verzekerde zaken een beroep toekomt op dekking krachtens de transportverzekering (zelf).
4.9
Evenmin heeft de opzegging van de dekking bij brief van 22 juni 2004 de door Achmea beoogde werking gehad. Zoals hiervoor is overwogen, immers, had de zeevervoerder toen de verzekerde reis nog niet beëindigd. Die omstandigheid kon Achmea dan ook niet aan haar opzegging ten grondslag leggen. Intussen bleef Achmea onverminderd risico dragen.
4.1
Achmea heeft bij pleidooi met een beroep op artikel 41 AVT nog betoogd dat het haar vrijstond de transportverzekering tussentijds te beëindigen door opzegging.
Dat betoog baat haar niet, omdat een dergelijke opzegging weliswaar het verzekeringscontract tussentijds kan doen eindigen, maar daarmee ingevolge artikel 2.3 AVT en artikel 3 AVT de door Achmea verleende dekking ten aanzien van een voor de opzegging reeds aangevangen reis niet doet eindigen, zoals volgt uit de tekst “Individuele transporten aangevangen voor het tijdstip van expiratie van dit contract blijven ook na het tijdstip van expiratie verzekerd, uiteraard met inachtneming van de bepalingen betreffende begin en einde van het risico (artikel 3)”.
4.11
Daarom komt de rechtbank tot de conclusie dat het risico nog doorliep en Achmea dat risico nog droeg, toen de “Spring 1” in september 2004 uit Las Palmas vertrok. Nu het verlies van de partij PKE-meel niet ter discussie staat, heeft Achmea in beginsel de verplichting de verzekerde waarde te vergoeden.
Schadebeperkingsplicht nagekomen?
4.12
Achmea stelt dat Davof niet aan haar verplichting tot schadebeperking heeft voldaan, door de partij PKE-meel niet in las Palmas uit het schip te lossen, terwijl zij coulancehalve bereid was daartoe een bijdrage te betalen. Davof bestrijdt dat.
Voor Davof zou pas een verplichting tot lossing van de partij PKE-meel ontstaan indien voor haar duidelijk zou zijn geworden dat hetzij het schip niet meer uit Las Palmas zou vertrekken, hetzij het schip niet meer naar de bestemming zou varen. Aan Achmea kan worden toegegeven dat de berichten vanwege de zeevervoerder ongunstig waren en dat het oponthoud uitzonderlijk lang duurde, maar dat Davof daaruit heeft moeten afleiden dat de partij PKE-meel in geen geval meer ter bestemming zou worden afgeleverd is niet aannemelijk geworden. De omstandigheid dat het schip uiteindelijk in september 2004 uit Las Palmas richting Gibraltar is vertrokken wijst erop dat aflevering ter bestemming nog wel tot de mogelijkheden behoorde. Bovendien kon, gelet op de hoge kosten die verbonden zouden zijn geweest aan het treffen van maatregelen ter lossing en overslag van de partij PKE-meel in Las Palmas en doorvervoer daarvan naar de bestemming en op de omstandigheid dat Achmea slechts een bescheiden bijdrage in die kosten wenste te leveren, in redelijkheid van Davof niet worden gevergd dat zij dergelijke kosten voor haar rekening zou nemen.
Daarop stuit het beroep op niet naleven van een schadebeperkingsplicht af.
Slotsom
4.13
De rechtbank komt tot de slotsom dat Achmea het risico van verlies van de partij PKE-meel is blijven lopen en dat zij het vervolgens optredende verlies daarvan dient te vergoeden. `
Over de omvang van de verzekerde waarde is geen verschil van mening, evenmin over de rente-ingangsdatum.
Daarom zal de vordering worden toegewezen.
Achmea zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden verwezen.
5 De beslissing
De rechtbank,
veroordeelt Achmea om aan Davof te betalen het bedrag van € 68.196,37 te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 9 september 2004 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Achmea in de aan de zijde van Davof gevallen proceskosten, tot deze uitspraak bepaald op € 1.571,32 aan verschotten (waarvan € 1.500,- aan griffierecht) en € 3.576,- aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Van Zelm van Eldik, Bouwman en Sprenger en ondertekend en uitgesproken in het openbaar door mr. C. Bouwman.
010/1729/1928