Parketnummer: [parketnummer]
Datum uitspraak: 17 januari 2011
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres],
raadsman: mr. G.R. Stolk, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 7, 9, 14, 15 en 17 december 2010 en op 3 januari 2011.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Woei-A-Tsoi heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van de onder 1 (primair) en 2 tot en met 6 ten laste gelegde feiten;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar en 6 maanden met aftrek van voorarrest.
VRIJSPRAAK
Inleiding
De strafzaak van de verdachte vormt een onderdeel van de megastrafzaak Koeban tegen in totaal zeven verdachten. Het omvangrijke dossier is op vijf zittingsdagen met de verdachte, zijn medeverdachten (voor zover aanwezig) en ook deels met aangeefster als getuige besproken.
De lokale en landelijke media hebben voorafgaand en tijdens de zittingsdagen uitvoerig over de zaak bericht. In diverse artikelen is ingegaan op hetgeen in de Koebanzaak gebeurd zou zijn. De artikelen schetsen de verdachten als een groep jongens die met respectloos seksueel grensoverschrijdend gedrag langdurig op grove wijze misbruik heeft gemaakt van aangeefster. Ook de reacties op deze berichtgeving, ingezonden op de diverse internetfora van deze media, zijn talrijk en veelal vol negatieve emotie richting de verdachten. De aanleiding voor dit beeld en deze reacties vindt haar basis hoogstwaarschijnlijk in belangrijke mate in de circa 200 pagina's tellende aangifte. In die aangifte doet aangeefster verslag van afschuwelijke gebeurtenissen. De rechtbank heeft, gelet op die aangifte en de rol die de media in onze samenleving hebben, begrip voor de wijze waarop over de zaak is bericht. Ook ziet de rechtbank in dat eenieder het recht heeft om, ook op basis van beperkte informatie, zijn mening te vormen en publiekelijk te uiten.
De rechtbank hecht er aan om op te merken dat de vraag die zij in dit vonnis moet beantwoorden, niet dezelfde vraag is als die waarop in de media en op de fora een antwoord lijkt te worden gegeven. De rechtbank staat in de kern namelijk slechts voor de vraag of de concrete feiten zoals deze aan de verdachte ten laste zijn gelegd kunnen worden bewezen. Anders gezegd of de verdachte een strafrechtelijk relevant verwijt kan worden gemaakt. Dat het instrumentarium en het toetsingskader bij de beantwoording van die vraag andere zijn dan die de media en de burger ter beschikking staan, behoeft geen betoog.
FEITEN 1, 3 EN 4
Unus testis algemeen
Evenals de officier van justitie en de verdediging onderkent de rechtbank dat in deze strafzaak de unus testis regel (één getuige is géén getuige) zoals deze is neergelegd in artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) een rol speelt.
Uit de jurisprudentie is ten aanzien van de strekking en reikwijdte van deze regel het volgende af te leiden.
Een louter kwantitatieve toets van bewijsmiddelen volstaat niet langer. De Hoge Raad stelt de eis dat sprake moet zijn van bijkomend bewijs dat voldoende steun biedt. Daarbij is niet nodig dat ieder onderdeel van de tenlastelegging die voldoende steun heeft, maar de tenlastelegging in haar geheel moet die steun krijgen. Het komt erop neer dat de bevestiging die het bijkomend bewijs moet bieden, in een relatie van betekenis moet staan tot het ten laste gelegde. Dit gaat niet zover dat het bijkomend bewijs het strafbare van het handelen in de kern moet bevestigen of dat het bijkomend bewijs een deel van de tenlastelegging zelfstandig moet kunnen dragen. Gezocht moet worden naar het objectieve gegeven waaruit kan worden afgeleid dat het verantwoord is de bewezenverklaring voornamelijk op de verklaring van één getuige te baseren. Zo nodig dient het verband tussen het gebruikte bewijsmateriaal nader te worden gemotiveerd om de relatie van betekenis met het ten laste gelegde duidelijk te maken. Het ‘opplussen’ van de betrouwbaarheid van het bewijsmiddel dat het bewijs vrijwel zelfstandig dient te leveren, kan niet de eis vervullen die artikel 342 lid 2 Sv stelt.
Feiten die de unus testis toets niet doorstaan
Bij de ten laste gelegde feiten die hun grondslag vinden in de zaakdossiers [zaaksdossier 1], [zaaksdossier 2], [zaaksdossier 3], [zaaksdossier 4], [zaaksdossier 5], [zaaksdossier 6], [zaaksdossier 7] en [zaaksdossier 8] is de bewijsconstructie van de officier van justitie zoals deze is opgenomen in haar requisitoir en het daarbij gevoegde bewijsmiddelenoverzicht (hierna: de bewijsconstructie) in overwegende mate gebaseerd op de verklaringen van aangeefster.
De door de officier van justitie gepresenteerde bijkomende/ondersteunende feiten en/of omstandigheden staan niet, dan wel in onvoldoende mate, in relatie van betekenis tot die ten laste gelegde feiten. Ook overigens zijn geen redengevende feiten en/of omstandigheden komen vast te staan. De conclusie is dan ook dat voor de ten laste gelegde feiten de facto slechts één bewijsmiddel voorhanden is zodat het wettig bewijs voor deze feiten ontbreekt. De verdachte zal daarom van die feiten worden vrijgesproken.
In het bijzonder kan daarover het volgende worden opgemerkt:
Voor de ten laste gelegde feiten die hun grondslag vinden in het zaaksdossier [zaaksdossier 1] heeft de officier van justitie als bijkomend bewijs de verklaring van de verdachte opgevoerd. Daarin heeft hij aangegeven dat hij meermalen seks heeft gehad met aangeefster alsmede dat hij weet dat de medeverdachte [medeverdachte 1] ook seks met haar heeft gehad. Nu uit de verklaring van de verdachte op geen enkele wijze volgt dat de seks die hijzelf en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] met aangeefster hebben gehad, heeft plaatsgevonden op de avond dat zij naar discotheek [zaaksdossier 1] zijn geweest, namelijk 12 februari 2006, en dat deze seks heeft plaatsgevonden in het huis van [naam 1], zoals aangeefster heeft verklaard, staat dit deel van de verklaring van de verdachte niet in enige relatie tot het ten laste gelegde en zeker niet in een betekenisvolle relatie.
Bij de feiten die hun grondslag vinden in de zaaksdossiers [zaaksdossier 3], [zaaksdossier 5], [zaaksdossier 6], [zaaksdossier 7] en [zaaksdossier 8] is door de officier van justitie geen enkel bijkomend bewijsmiddel genoemd.
Bij de feiten die hun grondslag vinden in de zaaksdossiers [zaaksdossier 2] en [zaaksdossier 4] wordt door de officier van justitie als bijkomend bewijs opgevoerd dat aangeefster de door haar in haar aangifte genoemde seksshop en woning (zaaksdossier [zaaksdossier 2]) respectievelijk woning (zaaksdossier [zaaksdossier 4]) heeft aangewezen en dat, zo begrijpt de rechtbank het betoog van de officier van justitie, is gebleken dat de aangewezen woningen ten tijde van de ten laste gelegde feiten bewoond zijn geweest door de door aangeefster genoemde personen (in zaaksdossier [zaaksdossier 2] door [naam 1] en in de zaaksdossier [zaaksdossier 4] door (de vader van) de verdachte) en dat op de aangewezen plaats inderdaad een seksshop zit. De rechtbank is van oordeel dat een betekenisvolle relatie van dit gegeven met het ten laste gelegde ontbreekt.
Ten slotte kan bij de feiten die hun grondslag vinden in de zaaksdossiers [zaaksdossier 2], [zaaksdossier 4], [zaaksdossier 3], [zaaksdossier 5], [zaaksdossier 6], [zaaksdossier 7] en [zaaksdossier 8] nog het volgende worden opgemerkt. Door de officier van justitie is als ondersteunende omstandigheid opgevoerd dat onder de verdachte vuurwapens zijn aangetroffen en dat hij erkent in de periode van de ten laste gelegde feiten vuurwapens voorhanden te hebben gehad. Deze omstandigheid biedt onvoldoende betekenisvolle steun voor de diverse feiten. De genoemde omstandigheid staat in een te ver verwijderd verband tot de verklaringen van aangeefster en daarmee tot het ten laste gelegde, nu dit verband slechts is gelegen in de gelijktijdigheid in periode. Weliswaar wordt hierdoor bevestigd dat de verdachte op zichzelf genomen de gelegenheid heeft gehad zich te gedragen op de wijze zoals aangeefster hem toeschrijft, maar op geen enkele wijze is vast te stellen dat één van de vuurwapens die bij de verdachte zijn aangetroffen en waarover de verdachte heeft verklaard, het wapen zou zijn waarover aangeefster heeft verklaard.
Feiten die de unus testis toets doorstaan
Ook bij het ten laste gelegde feit dat haar grondslag vindt in het zaaksdossier [zaaksdossier 9] is de bewijsconstructie van de officier van justitie in overwegende mate gebaseerd op de verklaringen van aangeefster. Bij deze feiten echter vinden de verklaringen van aangeefster op onderdelen steun in bijkomend bewijs.
De officier van justitie noemt -zakelijk weergegeven- de volgende bijkomende/ondersteunende feiten en omstandigheden:
- Het proces-verbaal van onderzoek naar de bankafschriften van aangeefster waaruit blijkt dat aangeefster in totaal een bedrag van € 4.100,- heeft opgenomen.
- De verklaring van de verdachte dat hij ongeveer € 5.000,- van aangeefster heeft geleend (en nooit heeft terugbetaald) en dat aangeefster daarvoor een lening heeft moeten afsluiten.
- Het bij de verdachte aangetroffen vuurwapen.
Dit bijkomend bewijs staat, in onderlinge samenhang beschouwd, in zodanige betekenisvolle relatie tot het ten laste gelegde dat deze bewijsmiddelen naast de verklaringen van aangeefster een wettige bewezenverklaring in de zin van artikel 342 lid 2 Sv zouden kunnen dragen. Echter, ten aanzien van het punt dat de ten laste gelegde feiten
- kort gezegd - tegen de kenbare wil van aangeefster hebben plaatsgevonden, is er naast de verklaringen van aangeefster geen enkel steunbewijs voorhanden.
Anders gezegd, de bestanddelen die bij die feiten de kern van het strafrechtelijk verwijt vormen, vinden hun fundament louter in de verklaringen van aangeefster. Het zijn dan ook slechts deze verklaringen op grond waarvan buiten redelijke twijfel moet komen vast te staan dat met betrekking tot de ten laste gelegde ‘afpersing’ aangeefster gedwongen is geld af te geven aan de verdachte, dat wil zeggen tegen de kenbare wil van aangeefster en met zodanig geweld of bedreiging met geweld dat de wil van aangeefster is gebroken.
Voor de voor een bewezenverklaring van deze feiten noodzakelijke overtuiging komt het derhalve aan op het toetsen van de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster.
Ten aanzien van die betrouwbaarheid overweegt de rechtbank als volgt:
Consistentie
De verklaring van aangeefster is op een aantal punten inconsistent. De belangrijkste inconsistenties betreffen de volgende:
- Aangeefster heeft ten aanzien van de gebeurtenissen die hebben geleid tot het zaaksdossier [zaaksdossier 10] bij de politie verklaard dat zij op 10 maart 2006 een afspraak had met de medeverdachte [medeverdachte 2] in zijn poetsbedrijf en dat zij zijn penis en ballen heeft gelikt en dat hij zijn vinger in haar anus heeft gestopt (pagina 54 en 55 relaas proces-verbaal). Bij de rechter-commissaris heeft zij verklaard dat zij eind februari/begin maart 2006 twee keer een afspraak met de medeverdachte [medeverdachte 2] heeft gemaakt in zijn garage, dat zij vaginale seks met hem heeft gehad meerdere malen verspreid over diverse afspraken en dat zij hem tijdens de tweede afspraak heeft gepijpt.
- Aangeefster heeft ten aanzien van de gebeurtenissen in het zaaksdossier [zaaksdossier 12] bij de politie verklaard dat de medeverdachte [medeverdachte 3] zijn penis tussen haar billen deed, later een flesje in haar anus duwde en dat daarna een andere jongen haar nog ging tongzoenen (pagina 60 en 61 relaas proces-verbaal). Bij de rechter-commissaris heeft zij verklaard seks te hebben gehad met de medeverdachte [medeverdachte 3] en drie andere jongens totdat de medeverdachte [medeverdachte 3] haar met een flesje probeerde van achteren te verkrachten.
- Aangeefster heeft in de loop van de tijd haar verklaring ten aanzien van het aantal klanten waarmee zij tegen betaling seks zou hebben gehad in belangrijke mate gewijzigd, en wel in de navolgende zin:
o verklaring van 23 juni 2008 (intake): dat zij met ongeveer tussen de 20 en 30 mannen seks heeft gehad;
o verklaring van 2 september 2008: 15 klanten per maand in de eerste 8 maanden en 4 klanten per maand in de daarop volgende 4 maanden (minimaal 136 klanten);
o verklaring van 6 november 2008: 3 avonden per week 3 klanten op een avond in de maanden maart en april 2006, alsmede in de periode van 3 september tot 24 november 2006 en in de periode van 5/6 januari 2007 tot eind april 2007, derhalve ongeveer 36 klanten per maand gedurende circa 9 maanden;
o onderbouwing vordering benadeelde partij: 20/30 klanten per dag gedurende 5/6 dagen per week in de periode van maart 2006 tot maart 2007, waarvan 5 weken niet gewerkt en gemiddeld 25 klanten per dag gedurende 2/3 dagen per week in de periode van maart 2007 tot mei 2007.
Onbeantwoorde vragen
Belangrijke onderdelen van de verklaring van aangeefster roepen vragen op. De rechter-commissaris en de rechtbank hebben aangeefster op deze onderdelen expliciet ondervraagd. Aangeefster heeft voor deze ongerijmdheden geen plausibele verklaring kunnen geven. De rechtbank doelt in het bijzonder op de volgende onderdelen:
- Tijdens de zitting is vast komen te staan dat het politiebureau van [plaatsnaam 1] op een steenworp afstand ligt van het portiek waarin aangeefster tegen haar wil en in het bijzijn van andere jongens de medeverdachte [medeverdachte 3] zou hebben moeten pijpen (onderdeel van zaaksdossier [zaaksdossier 13]), alsmede dat aangeefster wist dat dit politiebureau daar lag. Aangeefster is toen zij de mogelijkheid kreeg om weg te rennen niet richting dit politiebureau gerend maar is volgens haar eigen verklaring een rondje om de flat waarin het portiek is gelegen, gaan rennen.
- Aangeefster heeft verklaard dat zij op of omstreeks 14 januari 2006 vrijwillige vaginale seks heeft gehad met [naam 2], dat het heel fijn was en dat zij is klaargekomen. Uitgaande van haar verklaring heeft deze vrijwillige seks plaatsgevonden een paar dagen nadat zij op grove wijze door meerdere jongens zou zijn verkracht in een park en een portiek (zaaksdossier [zaaksdossier 13]). De omstandigheid dat aangeefster blijkbaar een paar dagen nadat zij door meerdere mannen bruut is verkracht, in staat is om vrijwillig seks te hebben in een auto en hiervan te genieten, roept bij de rechtbank vragen op. Dit geldt te meer nu aangeefster blijkens haar verklaring [naam 2] pas twee weken kende en zij voorafgaande aan de seks met hem was geschrokken omdat de condooms die hij gebruikte van eenzelfde onbekende soort waren als de condooms die de medeverdachte [medeverdachte 3] en een andere jongen in het park tijdens de verkrachtingen hadden gebruikt en zij hierdoor een relatie vermoedde tussen [naam 2] en de jongens die haar een paar dagen eerder hadden verkracht.
- Aangeefster heeft verklaard dat zij, nadat zij onvrijwillige seks met de medeverdachte [medeverdachte 3] had gehad op de [straatnaam 1] (zaaksdossier [zaaksdossier 11]) en weer thuis in bed lag, werd gebeld door de medeverdachte [medeverdachte 3] met de mededeling dat zij naar buiten moest komen. Dit heeft zij gedaan en dat heeft volgens haar verklaring geresulteerd in de gebeurtenissen die zijn ten laste gelegd in het zaaksdossier [zaaksdossier 12]. Als de verklaring van aangeefster ten aanzien van hetgeen is gebeurd in de [straatnaam 1] juist is, valt niet te begrijpen dat aangeefster haar veilige thuisomgeving na een telefoontje van de medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verlaten.
- In zaaksdossier [zaaksdossier 12] is onder andere een verklaring afgelegd door de jongerenwerker [getuige 1]. Uit deze verklaring volgt dat hij op de avond waarover aangeefster heeft verklaard op enig moment constateerde dat er in de kleedkamer seksuele handelingen plaatsvonden tussen een aantal jongens en aangeefster en dat hij hen hierop heeft aangesproken. Aangeefster zou toen hebben gezegd dat hij ook mee kon doen. Tevens werd hem, zo verklaart hij, door één van de jongens een sms’je van aangeefster getoond waarin stond dat zij alleen zou komen als zij seks zou kunnen hebben met 10 jongens. Als de seks in het zaaksdossier [zaaksdossier 12] vrijwillig was, waarop de verklaring van getuige [getuige 1] lijkt te duiden, dan valt niet te verklaren dat de seks die eerder op diezelfde avond plaatshad in de [straatnaam 1] niet vrijwillig was. Bij beide gebeurtenissen vervulde de medeverdachte [medeverdachte 3] volgens de verklaring van aangeefster immers een belangrijke rol.
- Aangeefster is pas tweeënhalf jaar nadat zij voor de eerste keer door een aantal van de verdachten en hun vrienden zou zijn verkracht bij de politie hierover gaan verklaren. Als verklaring voor dit lange zwijgen noemt zij in hoofdzaak:
o dat zij toch niet zou kunnen bewijzen wat er was gebeurd;
o dat de verdachten dreigden haar dan wel haar nichtje iets aan te doen als zij niet meewerkte en haar in dit verband meerdere malen een vuurwapen hebben getoond;
o dat zij de politie, haar ouders en de huisarts niet vertrouwde.
Deze verklaring overtuigt de rechtbank niet om de volgende redenen:
o aangeefster kwam ter zitting intelligent over, hetgeen ook niet verraste in aanmerking nemende dat zij in de periode van de ten laste gelegde gebeurtenissen een opleiding HBO-V volgde. Onder verwijzing naar genoemde opleiding HBO-V benadrukte zij ook haar medische kennis. In het licht hiervan is het opmerkelijk dat aangeefster in die tweeënhalf jaar blijkbaar niet heeft bedacht dat zij vlak na het plaatsvinden van de gestelde verkrachtingen veel meer bewijs had om haar verhaal te ondersteunen dan tweeënhalf jaar na dato;
o de dreigementen met het vuurwapen en het nichtje zijn volgens de verklaring van aangeefster pas vanaf 12 februari 2006 begonnen. Deze dreigementen waren derhalve nog niet van kracht ten tijde van de voorvallen zoals beschreven in de zaken [zaaksdossier 13] en [zaaksdossier 14];
o niet duidelijk is geworden waarom aangeefster noch haar ouders noch de politie noch haar huisarts vertrouwde, nu zij volgens eigen zeggen goed contact met haar ouders had, nergens uit blijkt dat zij voorafgaand aan deze zaak enige ervaring met de politie heeft gehad en zij moet hebben geweten dat een huisarts een beroepsgeheim heeft.
- Aangeefster is volgens eigen zeggen ruim een jaar vele avonden per week ’s nachts door haar slaapkamerraam (op de eerste verdieping van het huis van haar ouders) naar buiten geklommen om in opdracht van een of meer verdachten tegen betaling seks te hebben met klanten om later die nacht via datzelfde slaapkamerraam weer naar binnen te klimmen. Nog daargelaten dat het bepaald geen eenvoudige opgave is om meerdere keren per week deze klim te maken, is het vreemd dat -voor zover de rechtbank uit het dossier kan afleiden- deze veelvuldige nachtelijke klimpartijen door niemand zijn opgemerkt. Ook niet door haar ouders, die sliepen in de kamer boven haar kamer.
- Uit de verklaring van aangeefster volgt dat aan de prostitutie een einde is gekomen toen zij er een streep onder wilde zetten en dat het toen ook is gestopt (pagina 80 van het relaas proces-verbaal). De vraag rijst dan, waarom er op dat willekeurig door aangeefster bepaalde moment kennelijk geen dwang of dreiging meer was.
- Uitgaande van de verklaring van aangeefster heeft zij in de ten laste gelegde periode verplichte seks gehad met honderden mannen, en met sommige mannen meerdere keren. Verwacht zou worden dat in ieder geval een paar van deze mannen aan de hand van informatie van aangeefster over hun naam, uiterlijk en/of andere bijzonderheden getraceerd zouden kunnen worden, maar er is geen één man gevonden. In dit verband is opmerkelijk de opmerking van aangeefster op de zitting dat zij bewust informatie voor de politie heeft achtergehouden om (het gezinsleven van) haar klanten te beschermen.
- Aangeefster heeft in de periode van anderhalf jaar (januari 2006 tot en met circa april 2007) dat zij door de door haar genoemde groep mannen werd gedwongen tot het hebben van seks met hen en met heel veel klanten de medeverdachte [medeverdachte 4] leren kennen, namelijk in maart 2006. Met hem heeft zij in [plaatsnaam 2] (in de buurt van [plaatsnaam 3]) een relatie en een bestaan opgebouwd, welke relatie heeft geleid tot een huwelijk in december 2007. Daarnaast heeft zij in die periode in [plaatsnaam 4] (met succes) haar opleiding HBO-V voortgezet. De rechtbank acht het welhaast onmogelijk dat aangeefster al deze dingen naast elkaar heeft kunnen uitvoeren.
Al het voorgaande in aanmerking nemende, heeft de rechtbank de sterke indruk dat de verklaring van aangeefster (op onderdelen) niet (geheel) op de waarheid berust. Deze indruk wordt versterkt door de omstandigheid dat alle verdachten en alle getuigen die verklaringen in de in deze paragraaf aan de orde zijnde zaken hebben afgelegd op belangrijke onderdelen anders verklaren dan aangeefster en de rechtbank deze verklaringen geloofwaardig acht. Bij dit oordeel neemt de rechtbank in aanmerking dat de verklaringen van deze verdachten en getuigen op veel punten (en ook op detailniveau) gelijkluidend zijn, een aantal getuigen geen kenbaar eigen belang hadden bij het afleggen van een voor de verdachten gunstige verklaring (o.a. [getuige 1]. Uit de verklaring van de leidinggevende van [getuige 1] volgt dat [getuige 1] dit incident destijds bij hem heeft gemeld op de wijze als hij tegenover de politie heeft verklaard), alsmede dat twee van de verdachten zichzelf in hun verklaringen een groter aandeel in de gebeurtenissen toe hebben gedicht dan aangeefster hen in haar verklaring had gegeven waardoor deze verdachten de verdenking op zichzelf hebben vergroot in plaats van hebben verkleind. De medeverdachte [medeverdachte 3] verklaart immers in het zaaksdossier [zaaksdossier 14] twee keer vaginale seks met aangeefster te hebben gehad terwijl aangeefster verklaart hem uitsluitend te hebben moeten pijpen. De medeverdachte [medeverdachte 5] verklaart in diezelfde zaak dat aangeefster bij hem en de medeverdachte [medeverdachte 3] in de auto is gestapt terwijl aangeefster verklaart hem voor het eerst te hebben ontmoet in zijn huis aan de [straatnaam 2] na de rit met de auto, waar zij met geweld ingetrokken zou zijn.
De rechtbank concludeert dat zij de verklaringen van aangeefster in onvoldoende mate betrouwbaar acht. Dat de verweten gedragingen hebben plaatsgevonden tegen de kenbare wil van aangeefster -de kern van het strafrechtelijk verwijt- komt daarom niet buiten redelijke twijfel vast te staan. Dit staat een bewezenverklaring van deze feiten in de weg.
De verdachte zal dan ook tevens van dit feit worden vrijgesproken.
FEIT 2
De onder feit 2 ten laste gelegde mensenhandel vindt zijn grondslag in dezelfde feiten en/of omstandigheden als de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. Nu deze andere feiten niet bewezen worden geacht deelt feit 2 hetzelfde lot. De verdachte zal dan ook van dat feit worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING EN BEWEZENVERKLARING
Aangezien de verdachte de onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hierna bewezen verklaard, op de zitting heeft bekend, wordt ten aanzien van die feiten volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
1. de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van deze rechtbank van 9 december 2010 (als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering);
2. een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van de politie Rotterdam-Rijnmond, d.d. 16 juni 2009, nummer PL17R6-209/2008, documentcode 0906160650.AMB, onderzoek Koeban, opgemaakt door G.E.P. Versteeg, werkzaam als hoofdagent van politie.
3. een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van de politie Rotterdam-Rijnmond, d.d. 16 juni 2009, nummer PL17R6-209/2008, documentcode 0906161109.AMB, onderzoek Koeban, opgemaakt door J. Stelpstra, werkzaam als hoofdagent van politie.
4. een ambtsedig proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, d.d. 18 juni 2009, Xpolnummer 2009200380, VDSnummer 91897/AABO7273NL, opgemaakt door E.C. van Loenen, werkzaam als brigadier van politie, vakspecialist Wapens & Techniek.
5. een ambtsedig proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, d.d. 18 juni 2009, Xpolnummer 2009200380, VDSnummer 91898/AABO7271NL, opgemaakt door E.C. van Loenen, werkzaam als brigadier van politie, vakspecialist Wapens & Techniek.
6. een ambtsedig proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, d.d. 28 juni 2009, Xpolnummer 2009200380, VDSnummer 91937/AABO7310NL 69315/AABO7311NL, opgemaakt door E.C. van Loenen, werkzaam als brigadier van politie, vakspecialist Wapens & Techniek.
Gelet op het bovenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 16 juni 2000 tot 16 juni 2009 te Rotterdam,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, namelijk een hagelpistool merk BBM, type: Bruni model 92, kaliber: 9mm GR (hagel) en voorzien van het serienummer 005076 in de zin van artikel 1, onder 3° van die Wet, voorhanden heeft gehad;
hij in de periode van 16 juni 2000 tot 16 juni 2009 te Rotterdam,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, namelijk een pistool van het merk HS type 95kaliber
9 mm en voorzien van nummer 87842 en CAL. 9X19, in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet en de daarvoor geschikte munitie voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
5.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
6.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot munitie van categorie III.
De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft twee vuurwapens en munitie voorhanden gehad. Tegen onbevoegd wapenbezit en onbevoegd bezit van munitie dient krachtig te worden opgetreden, nu de aanwezigheid hiervan het gebruik vergemakkelijkt en daarmee bevordert. Het stijgend aantal slachtoffers van vuurwapengeweld en de (mede) daardoor veroorzaakte gevoelens van onveiligheid in de samenleving onderstrepen de noodzaak hiervan.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van beperkte duur.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 november 2010 reeds eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij], terzake van de feiten 1 tot en met 6. [benadeelde partij] vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 411.183,33 en van immateriële schade tot een bedrag van € 75.000.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de schadeposten ‘studie’
(€ 22.150,10) en ‘overige’ (€ 533,23) alsmede de schadevergoeding voor immateriële schade voor toewijzing in aanmerking komen en dat [benadeelde partij] voor wat betreft het resterende deel van haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met de onder 5 en 6 bewezen verklaarde feiten en de verdachte van de overige aan hem ten laste gelegde feiten wordt vrijgesproken.
Nu [benadeelde partij] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering, zal zij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 5 (zegge: VIJF) MAANDEN;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdedi¬ging van de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Janssen, voorzitter,
en mrs. Sikkel en Koekebakker, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. McGivern en Commandeur, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 januari 2011.
Bijlage bij vonnis van 17 januari 2011:
TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
(zaak [zaaksdossier 1])
hij
op of omstreeks 12 februari 2006 te [plaatsnaam 4], in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [aangeefster], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], hebbende verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) zijn/hun penis in de vagina van die [aangeefster] gebracht/geduwd/gehouden
en bestaande het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- aan de arm van die [aangeefster] heeft/hebben getrokken en/of
- die [aangeefster] op de bank heeft/hebben gegooid en/of
- terwijl die [aangeefster] op haar rug lag, de armen van die [aangeefster] boven haar hoofd
heeft/hebben vastgehouden en/of
- die [aangeefster] op haar zij heeft/hebben geduwd en/of een arm van die [aangeefster] op haar rug heeft/hebben gefixeerd;
(artikelen 47, 242 van het Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 12 februari 2006 te [plaatsnaam 4], in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal
met iemand, te weten [aangeefster], van wie hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) wist(en) dat die [aangeefster] in staat van bewusteloosheid of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [aangeefster] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], hebbende verdachte en/of
een of meer van zijn mededader(s) zijn/hun penis in de vagina van die [aangeefster] gebracht/geduwd/gehouden;
(artikelen 47, 243 van het Wetboek van Strafrecht)
hij
in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 23 juni 2008 te [plaatsnaam 5] en/of [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 4] en/of [plaatsnaam 6], in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
door dwang en/of door geweld en/of door (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door misleiding en/of misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
met het oogmerk van uitbuiting van [aangeefster] (in de prostitutie)
die [aangeefster] heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen,
hebbende die dwang en/of dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die dreiging met geweld en/of die dreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die misleiding en/of dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie bestaan uit het, (al dan niet) meermalen, althans éénmaal, (telkens):
- met die [aangeefster] aangaan van een (liefdes)relatie en/of die [aangeefster] inpalmen en/of (emotioneel) van hem verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijk maken door / met het geven van veel aandacht en/of die [aangeefster] zeggen en/of voorhouden dat die [aangeefster] beschermd wordt/zal worden door verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- (laten) brengen en/of begeleiden van die [aangeefster] naar één of meer plaats(en) en/of woning(en) in [plaatsnaam 4] en/of [plaatsnaam 5] en/of [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 6], alwaar die [aangeefster] prostitutiewerkzaamheden en/of seksuele handelingen kon/moest verrichten en/of
- (daarbij) die [aangeefster] op die (voornoemde) plaats(en) en/of in die woning(en) vast- en/of opgesloten houden en/of beletten om weg te gaan, althans haar beletten ten om te gaan alwaar die [aangeefster] wilde gaan en/of
- die [aangeefster] tonen en/of voorhouden van een vuurwapen en/of
- (op dwingende en/of dreigende toon) zeggen tegen die [aangeefster] dat zij seksuele handelingen moet verrichten en/of (daarbij) (daartoe) die [aangeefster] voorzien van instructies (betreffende de wijze en/of duur en/of plaats van de te verrichten seksuele handelingen en met welke perso(o)n(en deze handelingen te verrichten)
- (op dwingende en/of dreigende toon) (herhaaldelijk) zeggen tegen die [aangeefster] dat zij een slet en/of hoer is en/of
- die [aangeefster] angst inboezemen (waardoor zij geen hulp zocht en/of aangifte deed) door (onder meer) tegen die [aangeefster] te zeggen dat hij verdachte en/of mededader(s) foto's als bewijs zal/ zullen gebruiken en/of zal/ zullen verklaren dat die [aangeefster] vrijwillig seksuele handelingen heeft ondergaan en/of verricht, indien die [aangeefster] aangifte zou doen en/of
- tegen die [aangeefster] zeggen dat als zij mee zou werken, haar géén pijn zou worden gedaan, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of dat haar nichtje hetzelfde lot beschoren zal zijn indien die [aangeefster] niet doet wat er wordt gezegd en/of
- het (voortdurend) onder toezicht/controle (laten) houden van die [aangeefster] en/of
- maken van afspraken en/of onderhouden van contacten met (potentiële) (prostitutie) klanten en/of mededader(s) (betreffende seksuele handelingen met en/of door [aangeefster]) en/of
- het aan die [aangeefster] geven/verstrekken van condooms en/of kleding en/of make-up en/of die [aangeefster] dwingen/bewegen om condooms en/of kleding en/of make-up aan te schaffen (teneinde te gebruiken voor en/of bij prostitutiewerkzaamheden) en/of
- die [aangeefster] mishandelen en/of, tegen haar wil, oraal en/of anaal en/of vaginaal penetreren en/of
- die [aangeefster] dwingen, althans bewegen tegen haar wil seksuele handelingen met hem, verdachte en/of zijn mededader(s), te verrichten en/of te ondergaan en/of
- die [aangeefster], onder druk van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht dwingen/bewegen, alle, althans een (aanzienlijk en/of groot) deel van de verdiensten en/of geld af te staan, uit de (door die [aangeefster] verrichte) prostitutiewerkzaamheden aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of door hem, verdachte en/of mededader(s) aannemen en/of behouden van geld en/of verdiensten uit de prostitutiewerkzaamheden van die [aangeefster] en/of
- terwijl die [aangeefster] niet beschikte en/of kon beschikken over (voldoende en/of eigen) financiële middelen en/of
- (aldus) die [aangeefster] in een, van hem, verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijke positie/situatie brengen en/of die situatie laten voortduren,
terwijl hij, verdachte wist en/of redelijkerwijs kon vermoeden dat die [aangeefster] zich in een kwetsbare positie bevond vanwege haar financiële en/of psychische en/of emotionele (afhankelijkheids)situatie;
(artikel 273A [oud] / 273F lid 1 onder 1° jo. lid 2 van het Wetboek van Strafrecht jo. artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht)
hij
in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 23 juni 2008 te [plaatsnaam 5] en/of [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 4] en/of [plaatsnaam 6], in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
door dwang en/of door geweld en/of door (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door misleiding en/of misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
[aangeefster] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten (namelijk prostitutiewerkzaamheden, althans het verrichten van seksuele handelingen)
hebbende die dwang en/of dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die dreiging met geweld en/of die dreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die misleiding en/of dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie bestaan uit het, (al dan niet) meermalen, althans éénmaal, (telkens):
- met die [aangeefster] aangaan van een (liefdes)relatie en/of die [aangeefster] inpalmen en/of (emotioneel) van hem verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijk maken door / met het geven van veel aandacht en/of die [aangeefster] zeggen en/of voorhouden dat die [aangeefster] beschermd wordt/zal worden door verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- (laten) brengen en/of begeleiden van die [aangeefster] naar één of meer plaats(en) en/of woning(en) in [plaatsnaam 4] en/of [plaatsnaam 5] en/of [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 6], alwaar die [aangeefster] prostitutiewerkzaamheden en/of seksuele handelingen kon/moest verrichten en/of
- (daarbij) die [aangeefster] op die (voornoemde) plaats(en) en/of in die woning(en) vast- en/of opgesloten houden en/of beletten om weg te gaan, althans haar beletten ten om te gaan alwaar die [aangeefster] wilde gaan en/of
- die [aangeefster] tonen en/of voorhouden van een vuurwapen en/of
- (op dwingende en/of dreigende toon) zeggen tegen die [aangeefster] dat zij seksuele handelingen moet verrichten en/of (daarbij) (daartoe) die [aangeefster] voorzien van instructies (betreffende de wijze en/of duur en/of plaats van de te verrichten seksuele handelingen en met welke perso(o)n(en deze handelingen te verrichten)
- (op dwingende en/of dreigende toon) (herhaaldelijk) zeggen tegen die [aangeefster] dat zij een slet en/of hoer is en/of
- die [aangeefster] angst inboezemen (waardoor zij geen hulp zocht en/of aangifte deed) door (onder meer) tegen die [aangeefster] te zeggen dat hij verdachte en/of mededader(s) foto's als bewijs zal/ zullen gebruiken en/of zal/ zullen verklaren dat die [aangeefster] vrijwillig seksuele handelingen heeft ondergaan en/of verricht, indien die [aangeefster] aangifte zou doen en/of
- tegen die [aangeefster] zeggen dat als zij mee zou werken, haar géén pijn zou worden gedaan, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of dat haar nichtje hetzelfde lot beschoren zal zijn indien die [aangeefster] niet doet wat er wordt gezegd en/of
- het (voortdurend) onder toezicht/controle (laten) houden van die [aangeefster] en/of
- maken van afspraken en/of onderhouden van contacten met (potentiële) (prostitutie) klanten en/of mededader(s) (betreffende seksuele handelingen met en/of door [aangeefster]) en/of
- het aan die [aangeefster] geven/verstrekken van condooms en/of kleding en/of make-up en/of die [aangeefster] dwingen/bewegen om condooms en/of kleding en/of make-up aan te schaffen (teneinde te gebruiken voor en/of bij prostitutiewerkzaamheden) en/of
- die [aangeefster] mishandelen en/of, tegen haar wil, oraal en/of anaal en/of vaginaal penetreren en/of
- die [aangeefster] dwingen, althans bewegen tegen haar wil seksuele handelingen met hem, verdachte en/of zijn mededader(s), te verrichten en/of te ondergaan en/of
- die [aangeefster], onder druk van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht dwingen/bewegen, alle, althans een (aanzienlijk en/of groot) deel van de verdiensten en/of geld af te staan, uit de (door die [aangeefster] verrichte) prostitutiewerkzaamheden aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of door hem, verdachte en/of mededader(s) aannemen en/of behouden van geld en/of verdiensten uit de prostitutiewerkzaamheden van die [aangeefster] en/of
- terwijl die [aangeefster] niet beschikte en/of kon beschikken over (voldoende en/of eigen) financiële middelen en/of
- (aldus) die [aangeefster] in een, van hem, verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijke positie/situatie brengen en/of die situatie laten voortduren,
terwijl hij, verdachte wist en/of redelijkerwijs kon vermoeden dat die [aangeefster] zich in een kwetsbare positie bevond vanwege haar financiële en/of psychische en/of emotionele (afhankelijkheids)situatie;
(artikel 273A [oud] / 273F lid 1 onder 4° jo. lid 2 van het Wetboek van Strafrecht jo. artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht)
hij
in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 23 juni 2008 te [plaatsnaam 5] en/of [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 4] en/of [plaatsnaam 6], in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting (van de verrichte arbeid en/of diensten, te weten seksuele handelingen en/of werkzaamheden in de prostitutie) van die [aangeefster], immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) (een deel van) de verdiensten van die [aangeefster] uit arbeid en/of diensten ontvangen en/of zich toegeëigend en/of (telkens) van (een deel van) de door die [aangeefster] verrichte arbeid en/of diensten genoten en/of gebruik gemaakt;
(artikel 273A [oud] / 273F lid 1 onder 6° jo. lid 2 van het Wetboek van Strafrecht jo. artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht)
3.
(zaken [zaaksdossier 2], [zaaksdossier 3], [zaaksdossier 4], [zaaksdossier 5], [zaaksdossier 6], [zaaksdossier ], [zaaksdossier 8])
hij
in of omstreeks de periode van 19 februari 2006 tot en met juli 2006 te [plaatsnaam 4] en/of [plaatsnaam 7] en/of [plaatsnaam 5], thans gemeente [plaatsnaam 8], in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans éénmaal (telkens),
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [aangeefster], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], hebbende verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) zijn/hun penis en/of vinger(s) in de vagina en/of mond van die [aangeefster] gebracht/geduwd/gehouden en/of zijn/hun tong in de mond van die [aangeefster] gebracht/geduwd/gehouden en/of het lichaam/borsten van die [aangeefster] betast
en bestaande dat geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) onder meer (telkens) hierin dat verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- die [aangeefster] een vuurwapen heeft/hebben getoond en daarbij de (dreigende) woorden heeft/hebben toegevoegd, dat zij, [aangeefster], nu van hem/hen was en dat zij naar hem/hen moest luisteren en/of die [aangeefster] de (dreigende) woorden heeft/hebben toegevoegd, dat zij, [aangeefster], moest doen wat hij/zij haar vertelden en/of dat zij, [aangeefster], op een later moment wel zou worden teruggepakt en/of dat als zij, [aangeefster], gewoon mee zou werken zij geen drugs zou hoeven roken, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [aangeefster] heeft/hebben gedwongen te laten kijken naar een pornofilm door haar gezicht in de richting van de televisie te duwen en haar daarbij de woorden toe te voegen dat zij, [aangeefster], goed moest opletten en dat zij dat moest leren, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- de handen van die [aangeefster] (stevig) heeft/hebben vastgepakt en/of
- die [aangeefster] naar hem/hen heeft/hebben toegetrokken en/of (stevig) vastgepakt en/of geduwd en/of
- het hoofd van die [aangeefster] naar beneden heeft/hebben gedrukt zodat zijn/hun penis achterin de keel van die [aangeefster] drukte en/of
- de broek, althans één of meer kledingstuk(ken) van die [aangeefster] heeft/hebben losgemaakt en/of uitgetrokken en/of
- aan/in de borsten van die [aangeefster] heeft/hebben getrokken en/of geknepen en/of
- de borsten van die [aangeefster] heeft/hebben betast en/of
- die [aangeefster] heeft/hebben geslagen en/of
- aan de haren van die [aangeefster] heeft/hebben getrokken en/of
- met zijn/hun duim de keel van die [aangeefster] heeft/hebben dichtgedrukt en/of
- tegen die [aangeefster] (op dwingende wijze) heeft/hebben gezegd dat zij haar schoenen en/of jas en/of vest uit moest doen en/of haar broek moest losmaken en/of
- de onderbroek van die [aangeefster] heeft/hebben uitgetrokken en/of
- die [aangeefster] tegen de motorkap van een auto heeft/hebben geduwd en/of
- die [aangeefster] naar de auto heeft/hebben gesleurd en haar op de bijrijdersstoel heeft/hebben gegooid en/of
- die [aangeefster] de (dreigende) woorden heeft/hebben toegevoegd:" Als ik zeg neuk dan vraag jij hoe vaak en niet wanneer", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [aangeefster] heeft/hebben vastgepakt en op een bank geduwd en/of
- die [aangeefster] op haar billen heeft/hebben geslagen en/of
- misbruik heeft/hebben gemaakt van het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht en/of zijn/hun fysieke en/of psychische en/of emotionele overwicht en/of
- heeft/hebben aangedrongen op seksuele handelingen waartegen die [aangeefster] zich niet meer kon en/of durfde te verzetten (gelet op de omstandigheid dat die [aangeefster] telkens in een situatie was die zij niet mocht verlaten van verdachte en/of zijn mededader(s)) en/of
- misbruik heeft/hebben gemaakt van het nummerieke overwicht van verdachte en zijn mededader(s) op die [aangeefster] en aldus voor die [aangeefster] een bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan, waardoor die [aangeefster] zich niet (langer) tegen (verdergaande) seksuele handelingen kon verzetten;
(artikelen 47, 57 en 242 van het Wetboek van Strafrecht)
4.
(zaak [zaaksdossier 9])
hij
in of omstreeks de periode van januari 2006 tot en met juni 2008 te [plaatsnaam 4] en/of [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 5], thans gemeente [plaatsnaam 8], in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans éénmaal (telkens)
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangeefster] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (te weten een totaal bedrag van ongeveer 12.000 Euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
bestaande dat geweld en/of welke bedreiging met geweld (telkens) onder meer hierin dat verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- die [aangeefster] een vuurwapen heeft/hebben getoond en daarbij de (dreigende) woorden heeft/hebben toegevoegd, dat zij, [aangeefster], nu van hem/hen was en dat zij naar hem/hen moest luisteren, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [aangeefster] een vuurwapen in haar handen heeft/hebben geduwd/gedrukt en/of
- die [aangeefster] de (dreigende) woorden heeft/hebben toegevoegd dat zij, [aangeefster], gevaar zou lopen als er geen geld kwam en/of dat hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) geld nodig heeft/hebben en dat zij, [aangeefster] daarvoor moest zorgen en/of dat als zij, [aangeefster], niet deed wat verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) zei/zeiden, haar ([aangeefster]'s) nichtje hetzelfde lot was beschoren, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [aangeefster] geld heeft/hebben laten opnemen en/of aan hem/hen laten afgeven en/of
- die [aangeefster] op haar naam (een) krediet(en)/lening(en) heeft/hebben laten afsluiten ten gunste van verdachte en een of meer van zijn mededader(s) en/of vervolgens dit geld aan hem/hen laten afgeven;
(artikelen 47, 57, 317 van het Wetboek van Strafrecht)
hij
op of omstreeks 16 juni 2009 en/of in de periode van 16 juni 2000 tot 16 juni 2009 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, namelijk een hagelpistool merk BBM, type: Bruni model 92, kaliber: 9mm GR (hagel) en voorzien van het serienummer 005076 in de zin van artikel 1, onder 3° van die Wet, voorhanden heeft gehad;
(artikelen 26, 55 van de Wet wapens en munitie jo artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht)
hij
op of omstreeks 16 juni 2009 en/of in de periode van 16 juni 2000 tot 16 juni 2009 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen namelijk een pistool van het merk HS type 95 kaliber 9 mm en/of voorzien van nummer 87842 en CAL. 9X19, in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet en/of (de daarbij behorende) en/of (de) daarvoor geschikte munitie voorhanden heeft gehad;
(artikelen 26, 55 van de Wet wapens en munitie jo 47 van het Wetboek van
Strafrecht)