ECLI:NL:RBROT:2011:BP2231

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
370337 / HA RK 11-3
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Essen
  • J. Veling
  • A. Vrolijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan objectieve gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 27 januari 2011 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoeker, ingediend tegen een rechter in een echtscheidingsprocedure. De wraking werd aangevraagd omdat verzoeker meende dat de rechter niet onpartijdig was, nadat deze had besloten geen kennis te nemen van te laat ingediende financiële stukken. De rechtbank oordeelde dat de mededeling van de rechter om geen kennis te nemen van deze stukken een processuele beslissing was, die in overeenstemming was met het Procesreglement. Verzoeker had de stukken niet tijdig ingediend, wat in strijd was met de regels die de rechtbank had gesteld.

De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank vond geen aanwijzingen dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koesterde. De door verzoeker aangevoerde omstandigheden gaven geen aanleiding om te concluderen dat de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd was.

Uiteindelijk wees de rechtbank het wrakingsverzoek af, omdat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor het oordeel dat de rechter niet onpartijdig was. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, en de uitspraak werd openbaar gedaan.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 27 januari 2011
Zaaknummer: 370337
Rekestnummer: HA RK 11-3
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
strekkende tot wraking van [naam gewraakte rechter], rechter in de rechtbank Rotterdam, sector civiel (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Bij de rechtbank is onder nummer 358997 / F1 RK 10-1750 aanhangig een echtscheidingsprocedure tussen verzoeker en zijn echtgenote, mevrouw [naam echtgenote].
Op 6 december 2010 heeft de rechter in deze procedure een beschikking gegeven, bij welke beschikking de zaak (deels) is verwezen naar de zitting van 10 januari 2011 te 10.45 uur. In deze beschikking is verzoeker en diens advocaat verzocht om uiterlijk tien kalenderdagen voor genoemde zittingsdatum aan de rechtbank en aan de advocaat van de wederpartij een aantal in de beschikking opgesomde stukken, zijnde financiële informatie, over te leggen.
Op 7 januari 2011 heeft de advocaat van verzoeker de financiële informatie aan de rechtbank en aan de advocaat van de wederpartij overgelegd.
Bij schrijven van 7 januari 2011 is aan de advocaat van verzoeker te kennen gegeven dat de rechtbank geen kennis zal nemen van die ingediende stukken nu deze stukken, in strijd met het procesreglement alsmede in strijd met de beschikking van 6 december 2010, niet tien kalenderdagen voor de zittingsdatum zijn aangeleverd.
Bij faxbericht van 10 januari 2011 te 09.01 uur heeft de advocaat van verzoeker de rechter gewraakt.
Verzoeker, diens advocaat mr. G.A.S. Maduro, de rechter alsmede [naam echtgenote] en haar advocaat mr. A.K. Ramdas zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
De advocaat van verzoeker heeft bij faxbericht van 14 januari 2011 gereageerd op de schriftelijke reactie van de rechter en laten weten dat zijn cliënt en hij niet ter zitting van de wrakingskamer zullen verschijnen.
Ter zitting van 20 januari 2011, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen de rechter en mr. J.T. van Loenen namens [naam echtgenote].
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van de overige stukken in het dossier.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
De verzoeker stelt zich op het standpunt dat de rechtbank niet geheel onpartijdig is en de schijn van partijdigheid heeft gewekt door de bovengenoemde stukken zonder meer naast zich neer te leggen.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren.
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorts vooropgesteld te worden dat de wrakingskamer van de rechtbank niet een appelinstantie is waaraan grieven tegen een beslissing van een rechter ter beoordeling kunnen worden voorgelegd.
3.3
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.4
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
3.5
Artikel 5.3 van het Procesreglement familie- en jeugdrecht bij de rechtbanken, Procesreglement Alimentatie (verder: het Procesreglement), bepaalt dat de daarin nader omschreven financiële informatie uiterlijk tien dagen vóór de zitting dient te zijn overgelegd.
3.6
De rechtbank stelt vast dat de brief van verzoeker van 7 januari 2011 met financiële informatie na de in artikel 5.3 van het Procesreglement vermelde termijn, en dus niet tijdig, is ingediend. De rechtbank stelt voorts vast dat de mededeling van de rechter dat geen kennis zal worden genomen van deze informatie een processuele beslissing is, die in overeenstemming is met het Procesreglement.
In hetgeen verzoeker heeft aangevoerd ziet de rechtbank dan ook geen steun voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker dienaangaande gekoesterde vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.7
Op grond van het voorgaande is de wraking ongegrond. Het verzoek moet worden afgewezen.
4. De beslissing
Wijst af het verzoek tot wraking van [naam gewraakte rechter].
Deze beslissing is gegeven op 27 januari 2011 door mr. Van Essen, voorzitter, mr. Veling en mr. Vrolijk, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. S.A. Commandeur, griffier.