ECLI:NL:RBROT:2011:BP5593

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
335282 / HA ZA 09-2005
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake premierestitutie en bonusclausule tussen [eiseres] en ALE HEAVYLIFT B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 januari 2011 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres], gevestigd te Gent, België, en ALE HEAVYLIFT B.V., gevestigd te Breda. De zaak betreft een geschil over de uitkering van een bonus op basis van een bonusclausule in een verzekeringsovereenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden voor premierestitutie is voldaan, zoals neergelegd in de bonusclausule. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzekeraar bij de continuatie van de polis per 1 januari 2006 een voorbehoud heeft gemaakt, maar dat dit voorbehoud niet leidt tot een uitsluiting van de bonusuitkering. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de bonusclausule voor het verzekeringsjaar 2006 onverkort van toepassing is en dat ALE recht heeft op restitutie van € 13.213,13. Tevens is geoordeeld dat de vorderingen van [eiseres] in conventie zijn afgewezen en dat [eiseres] in reconventie is veroordeeld tot betaling van proceskosten aan ALE. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van ALE begroot op € 1.356,-- aan salaris voor de advocaat en € 325,-- aan vast recht. De rechtbank heeft de vordering van [eiseres] in conventie afgewezen en de vordering in reconventie gedeeltelijk toegewezen, waarbij de vordering van [eiseres] is verrekend met de bonusvordering van ALE. De uitspraak is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 335282 / HA ZA 09-2005
Uitspraak: 12 januari 2011
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiseres],
gevestigd te Gent, België,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M. Hartman,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALE HEAVYLIFT B.V.,
voorheen h.o.d.n. ALE LASTRA B.V.,
gevestigd te Breda,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.P.M. Vereecken.
Partijen blijven verder aangeduid als “[eiseres]” respectievelijk “ALE”.
1. Het verdere verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 23 juni 2010 (hierna: het tussenvonnis) en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- akte na tussen vonnis, met productie, aan de zijde van ALE;
- antwoordakte na tussenvonnis alsmede akte overlegging productie, met productie, aan de zijde van [eiseres];
- akte uitlaten productie aan de zijde van ALE;
- akte, met productie, aan de zijde van [eiseres];
- antwoordakte uitlaten aan de zijde van ALE.
2. De verdere beoordeling
in reconventie
2.1 In het tussenvonnis heeft de rechtbank partijen, eerst ALE, in de gelegenheid gesteld om bij akte na tussenvonnis toe te lichten waarom in hun visie al dan niet is voldaan aan de
vereisten voor premierestitutie neergelegd in de bonusclausule, die luidt:
“Indien over enig verzekeringsjaar minder dan 60 % ten opzichte van de brutopremie (= premie excl. Assurantiebelasting, kosten en fees) aan schade is uitgekeerd, zal een restitutie van premie worden verleend van 15 % over de premie excl. Assurantiebelasting, kosten en fees.
Deze premieteruggave zal uitsluitend en alleen geschieden indien voor definitieve afrekening door verzekerde opdracht is gegeven voor continuatie voor het nieuwe verzekeringsjaar via dezelfde intermediairs/ tussenpersonen.”.
Partijen hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
2.2 [eiseres] heeft na tussenvonnis alsnog betwist dat zij tot betaling van de bonus kan worden aangesproken, omdat -kort gezegd- niet zij als tussenpersoon maar slechts de verzekeraar debiteur kan zijn van een vordering tot premierestitutie. [eiseres] meent, naar de rechtbank begrijpt, dat dit verweer besloten lag in een door haar ter comparitie gemaakte opmerking. Nog daargelaten dat geen verweer van deze strekking naar voren komt uit het proces-verbaal van de comparitie, waarop [eiseres] geen commentaar heeft geleverd, mocht van [eiseres] worden verwacht dat zij een verweer van deze aard tijdig, voldoende duidelijk en in de processtukken naar voren zou brengen. Nu zij dit niet heeft gedaan wordt dit verweer als tardief gepasseerd.
2.3 ALE heeft na tussenvonnis uitgewerkt waarom in haar visie aan de voorwaarden voor uitkering van de bonus is voldaan.
ALE’s heeft gemotiveerd dat over het verzekeringsjaar 2006 minder dan 60 procent ten opzichte van de brutopremie is uitgekeerd als bedoeld in voornoemde bonusclausule. [eiseres] heeft dit niet betwist. Hieruit volgt dat vast staat dat aan het in de eerste zin van de bonusclausule neergelegde vereiste is voldaan.
In geschil is of, zoals ALE stelt maar [eiseres] betwist, is voldaan aan het vereiste neergelegd in de tweede zin van de bonusclausule. ALE beroept zich erop dat de verzekering in 2007 is gecontinueerd, zoals ook is overwogen in r.o. 7.12 van het tussenvonnis. [eiseres] stelt echter dat de verzekeraar de continuatie van de polis slechts onder voorbehoud heeft geaccepteerd, en verwijst daartoe naar de ‘kennisgeving aan polis 95.3837’ die, voor zover thans relevant, luidt: “Deze verzekering is onder voorbehoud van de uitkomst van schadenr. 423437 per 01/01/2006 op ongewijzigde premie en voorwaarden gecontinueerd.”. Volgens [eiseres] is hiermee de bonus afhankelijk gesteld van het nog openstaande schadegeval in Italië in 2004. ALE betwist dat deze bepaling een voorbehoud ten aanzien van de bonus inhoudt, en stelt dat het voorbehoud uitsluitend ziet op de voorwaarden en premie.
Aan de orde is dus hoe deze bepaling moet worden uitgelegd en hoe deze zich verhoudt tot de bonusclausule.
2.4 De rechtbank stelt voorop dat bij de uitleg van bepalingen in een overeenkomst het aankomt op hetgeen partijen daarmee hebben beoogd en, indien niet van een gemeenschappelijke bedoeling blijkt, wat een redelijke uitleg daarvan meebrengt. Daarbij moet worden gelet op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarvoor kan ook relevant zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. Ook de taalkundige betekenis die de bewoordingen waarin de bepalingen zijn gesteld in het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, is bij de uitleg van dat beding van belang. Bij twijfel over de betekenis van een polisvoorwaarde prevaleert de voor de partij die de polis niet heeft opgesteld (in dit geval ALE) meest gunstige uitleg.
2.5 Uit de bewoordingen van de in r.o. 2.3 aangehaalde bepaling en de stellingen over en weer volgt dat de verzekeraar bij de continuatie van de polis per 1 januari 2006 een voorbehoud heeft gemaakt, en dat dit voorbehoud is herhaald bij de continuatie van de polis per 1 januari 2007. Niet in geschil is dat het in het voorbehoud genoemde ‘schadenr. 423437’ ziet op een schadegeval uit 2003 of 2004 dat zich in Italië had voorgedaan. Nu geen van partijen stellingen heeft ingenomen die erop neerkomen dat zij ten tijde van de vastlegging van dit voorbehoud over de daaraan toe te kennen betekenis contact hebben gehad, en ook overigens niet van een gemeenschappelijke bedoeling daarmee is gebleken, komt het aan op de betekenis die redelijkerwijs uit de bewoordingen daarvan kan worden afgeleid volgens de in r.o. 2.4 bedoelde maatstaf.
Bij deze wijze van uitleg begrijpt de rechtbank het beding aldus, dat de verzekeraar zich bij de verlenging per 1 januari 2006 (en nogmaals per 1 januari 2007) het recht voorbehield om, indien en zodra de afwikkeling van het schadegeval met [schadenummer] daartoe aanleiding zou geven, de polis ‘open te breken’ door ofwel aan te geven dat zij de verzekering niet langer wenste voort te zetten ofwel een nieuw aanbod te doen tot voortzetting van de verzekering met inachtneming van gewijzigde premie en/of voorwaarden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het beding zo te verstaan dat de verzekeraar eenzijdig de premie of voorwaarden zou kunnen wijzigen, laat staan dat dit met terugwerkende kracht voor het verleden zou kunnen geschieden.
2.6 Uit deze uitleg van het voorbehoud vloeit voort dat de verzekeraar het recht had om wegens de afwikkeling van het Italiaanse schadegeval een tussentijdse wijziging voor te stellen van de polisvoorwaarden, waaronder de bonusclausule. Gesteld noch gebleken is echter dat dit is geschied en dat ALE een dergelijk gewijzigd aanbod heeft aanvaard. Uit [eiseres]s stelling dat de verzekeraar de reeds onder voorbehoud met [eiseres] afgerekende bonus nog kan terugvorderen na de schadeafwikkeling van [schadenummer], komt veeleer naar voren dat de bewuste schade nog niet is afgewikkeld, en dus nog niet heeft geleid tot inroeping van het voorbehoud met wijziging van (in het bijzonder) de bonusclausule als gevolg.
Nu [eiseres] ter onderbouwing van haar stelling dat het recht op uitkering van de bonus afhankelijk is gesteld van de eerdere schade uit Italië slechts verwijst naar het hiervoor bedoelde algemene voorbehoud in de ‘kennisgeving aan polis 95.3837’, welk voorbehoud deze stelling niet rechtvaardigt, wordt de stelling als onvoldoende gemotiveerd verworpen.
Bij deze stand van zaken valt overigens niet in te zien hoe de verzekeraar thans nog de werking zou kunnen ontnemen aan de bonusclausule zoals deze gold voor het verzekeringsjaar 2006. De door [eiseres] veronderstelde mogelijkheid van terugvordering van een eventuele bonus over 2006 vloeit in ieder geval niet voort uit het algemene voorbehoud of de bonusclausule.
2.7 Uit het voorgaande volgt dat de bonusclausule zich voor het verzekeringsjaar 2006 onverkort voor toepassing leent. In r.o. 2.2 is reeds geoordeeld dat aan het eerste vereiste voor uitkering van de bonus is voldaan. Niet in geschil is dat ‘voor definitieve afrekening door verzekerde opdracht is gegeven voor continuatie voor het nieuwe verzekeringsjaar via dezelfde intermediairs/ tussenpersonen’ zodat ook aan de in de tweede zin van de bonusclausule gestelde voorwaarde is voldaan. Uit de bewoordingen van deze bepaling valt niet af te leiden dat vereist is dat de gegeven continuatieopdracht door de verzekeraar (voorbehoudsloos) is geaccepteerd. Bijkomende omstandigheden die een dergelijke uitleg van de bonusclausule rechtvaardigen zijn niet gesteld of gebleken. Gesteld noch gebleken is dat partijen een aanvullende voorwaarde van voorbehoudsloze acceptatie van de continuatie zijn overeengekomen.
Slotsom is dat aan alle door de bonusclausule gestelde vereisten is voldaan. Zoals in r.o. 7.14 van het tussenvonnis voor dit geval is overwogen, heeft ALE daarom recht op restitutie van € 13.213,13.
2.8 Voor teruggave van kosten en belastingen over dit bedrag bestaat geen grond. Een dergelijke teruggaveplicht blijkt niet uit de bonusclausule en evenmin uit het door [eiseres] bij antwoordakte na tussenvonnis overgelegde aanhangsel van [bedrijf 1]. Anders dan ALE kennelijk meent worden in dit aanhangsel geen kosten en belasting berekend over het bedrag van de bonus, maar wordt daarin een bedrag aan te betalen premie verminderd met een bedrag aan te restitueren premie (beide bedragen exclusief belasting en kosten) en wordt het aan [eiseres] toekomende saldo aan te betalen premie vermeerderd met een toeslag voor belasting en kosten.
2.9 Over de hoofdsom groot € 13.213,13 is in beginsel wettelijke rente als bedoeld in artikel 6: 119a BW vanaf 1 januari 2007 toewijsbaar als gevorderd en onbestreden.
in conventie en in reconventie
2.10 Uit r.o. 7.6 en 7.7 van het tussenvonnis blijkt dat in conventie een hoofdsom groot € 7.760,77 toewijsbaar is zonder vergoeding van rente.
2.11 ALE heeft in conventie geen beroep gedaan op verrekening van deze schuld met haar vordering in reconventie. In reconventie doet [eiseres], naar de rechtbank haar standpunt begrijpt, wel een beroep op verrekening. Nu aan de vereisten voor verrekening is voldaan zal de rechtbank zal dit beroep op verrekening honoreren en de premievordering van [eiseres] op ALE in conventie verrekenen met de bonusvordering van ALE op [eiseres] in reconventie. Ingevolge art. 6:129 BW werkt de verrekening terug tot het tijdstip waarop de bevoegdheid tot verrekening is ontstaan. Gelet op hetgeen in r.o. 7.7 van het tussenvonnis is overwogen zal de rechtbank ervan uitgaan dat de bevoegdheid tot verrekening is ontstaan op de datum van de dagvaarding.
Door deze verrekening wordt de vordering van [eiseres] in conventie geheel voldaan, zodat deze moet worden afgewezen.
De vordering in reconventie gaat door de verrekening gedeeltelijk teniet en zal worden toegewezen als in het dictum vermeld.
2.12 [eiseres] zal als in de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van ALE in conventie en reconventie. Deze kosten worden begroot op:
in conventie
- vast recht € 325,--
- salaris advocaat € 904,-- (2,0 punten × tarief II (€ 452,-- per punt))
Totaal € 1.229,--
in reconventie
- salaris advocaat € 1.356,-- (3,0 punten × tarief II (€ 452,-- per punt))
Totaal € 1.356,--.
3. De beslissing
De rechtbank,
in conventie
wijst af de vorderingen van [eiseres];
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van ALE bepaald op € 325,-- aan vast recht en op € 904,-- aan salaris voor de advocaat;
in reconventie
veroordeelt [eiseres] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan ALE te betalen het bedrag van € 5.452,36 (zegge: vijfduizend vierhonderdentweeënvijftig euro en zesendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 2 BW over € 13.213,13 vanaf 1 januari 2007 tot en met 2 maart 2009 en over € 5.452,36
vanaf 2 maart 2009 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van ALE bepaald op € 1.356,-- aan salaris voor de advocaat;
wijst af het meer of anders gevorderde;
in conventie en in reconventie
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan.
Uitgesproken in het openbaar.
1182/1885