vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 355053 / HA ZA 10-1640
Vonnis van 23 februari 2011
de naamloze vennootschap UNIGARANT N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres,
advocaat mr. M. Schuring,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. R. van Noord.
Partijen zullen hierna Unigarant en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 3 mei 2010, met producties;
- de conclusie van antwoord van 7 juli 2010,
- de conclusie van repliek van 10 november 2010;
- de conclusie van dupliek van 22 december 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Tussen partijen staan onder meer de volgende feiten vast:
2.1. Op of omstreeks 23 mei 2008 om 23.50 uur was [gedaagde] als bestuurder van een bij Unigarant verzekerde personenauto, merk BMW, kenteken [kenteken1], betrokken bij een verkeersongeval op de Rijksstraatweg ter hoogte van de Lagendijk te Ridderkerk (hierna: het ongeval). De andere bij het ongeval betrokken personenauto, merk Alfa Romeo, kenteken [kenteken2], werd bestuurd door de heer [persoon1]. Ter plaatse gold een maximum snelheid van 50 km/u.
2.2. De politie heeft proces-verbaal van het ongeval opgemaakt. De in het proces-verbaal opgenomen "beknopte omschrijving ongeval" vermeldt het volgende:
"14.1 [[persoon1] - toevoeging rechtbank] reed op de Lagendijk te Ridderkerk komende uit de richting BM de Zeeuwstraat gaande richting Rijksstraatweg. 14.2 [[gedaagde] - toevoeging rechtbank] reed op de Rijksstraatweg te Ridderkerk komende uit de richting Hendrik Ido Ambacht gaande richting Noldijk.
14.1 gaf geen voorrang aan 14.2 waardoor deze op de kruising Lagendijk met de Rijksstraatweg in botsing kwamen.
14.2 reed naar eigen zeggen 90 a 100 km/h.
14.2 is aangehouden ter zake artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
Aangezien 14.2 aan het politiebureau niet in staat was een blaastest op de ademanalyse af te leggen is bij verdachte bloed afgenomen voor onderzoek. Hiervan is de uitslag 0,77 mg alcohol per ml bloed.
Zowel 14.1 als 14.2 raakten niet ernstig gewond, behoudens een flinke bult op het hoofd van 14.1. (…)"
2.3. Op donderdag 5 juni 2008 te 19:25 uur is [gedaagde] gehoord als verdachte. Het van dat verhoor opgemaakte proces-verbaal vermeldt dat hij als volgt heeft verklaard:
"Op vrijdag omstreeks 23:50 uur reed ik op de Rijksstraatweg te Ridderkerk. Als u zegt dat dit 23 mei 2008 is geweest, dan neem ik dat van u aan.
Ik reed als bestuurder in mijn auto, merk BMW, type 5ER REIHE, kleur grijs, met het kenteken [kenteken1]. Ik kwam van mijn werk uit Klundert en reed op de Rijksstraatweg te Ridderkerk. Ik heb mijn eigen bedrijf en was laat klaar. Ik was onderweg naar huis en reed richting Barendrecht.
Ik ken de Rijksstraatweg als een voorrangsweg, waar ook flitscamera's aan staan.
Ik had die dag een stikdrukke dag achter de rug. Het was een gestreste dag.
Ik reed ongeveer ter hoogte van het oude pand van G. van der Waal tuinbouwmachines. Ik zag dat een auto in geparkeerde toestand stond op de Lagendijk. Ik bedoel hiermee dat de auto stilstond op de rijbaan en niet in een parkeervak. Ik zag die auto stilstaan met twee lange jongemannen naast de auto. Ik zag naderhand dat dit een Alfa coupe was. Ik zag dat die auto ineens optrok en de Rijksstraatweg opging richting Barendrecht.
Ik stuurde mijn auto opzij de andere rijbaan op om een botsing te voorkomen. Ik had namelijk geen tegemoetkomende auto's gezien. Ik remde niet, want dat ging niet meer.
Ik merkte dat ik tegen de Alfa coupe aan kwam met een enorme klap. De airbag ging uit en kwam tegen mij aan. Ik kon niets meer zien voor mij. Ik zag in de linkerzijspiegel dat de Alfa coupe rondtolde. Ik heb hierna mijn rem ingetrapt, maar weet niet of die het nog deed. Vervolgens ben ik tegen een paal van een bushokje aangereden en daarna een tuinkas ingereden. Ik heb alleen maar een hoop lawaai gehoord, omdat de airbag dus voor me was.
Ik deed mijn autodeur open en moest even diep zuchten.
Hierna ben ik mijn auto uit gegaan en zag dat mijn auto rondom beschadigd was.
U vraagt mij hoe hard ik reed op de Rijksstraatweg.
Ik weet het echt niet. Ik heb niet op mijn teller gekeken. Ik weet wel dat ik hard heb gereden, maar weet het dus echt niet. Misschien is het wel 90 of 100 kilometer per uur ben geweest. Ik ben niet gewend om hard te rijden op die weg. Ik was alleen gestrest en wilde snel naar huis.
U vraagt mij of ik nog weet hoeveel ik heb gedronken die avond.
Ik heb 's middags omstreeks 17.00 uur bij een klant 2 glazen wijn en 1 flesje bier gedronken. 's Avonds heb ik op kantoor nog zo'n 3 flesjes bier gedronken.
U vraagt mij of ik van mening ben dat dit invloed heeft gehad op de aanrijding.
Ik vind van niet. Ik heb alleen maar te hard gereden. Ik heb namelijk een ruk aan het stuur gegeven. Als ik dronken was geweest dan had ik niet die ruk gegeven. Ik ben er wel van overtuigd dat het niet goed is dat ik heb gedronken en tegelijk auto gereden."
2.4. Bij een rapport van expertise van 10 juli 2008 van CED Nomex B.V. is de schade aan de tuinkas met toebehoren vastgesteld op basis van dagwaarde op € 7.548,00.
2.5. CED Claims Services heeft jegens Unigarant aanspraak gemaakt op een bedrag van € 7.548,00 aan opstalschade. Een brief van 1 september 2008 van CED Claims Services aan Unigarant vermeldt hieromtrent:
"Wij achten uw verzekerde aansprakelijk, omdat uw relatie tegen/over de opstal van onze relatie reed met diens auto."
2.6. Artikel 17 aanhef en lid 6 van de op de met Unigarant gesloten verzekeringsovereenkomst toepasselijke polisvoorwaarden vermeldt het volgende:
"Van de verzekering is uitgesloten schade: (…)
6. gebruik van bedwelmende of opwekkende middelen
indien de bestuurder op het moment van het ongeval waardoor de schade is ontstaan verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank, of enig bedwelmend of opwekkend middel, op grond daarvan het besturen van de auto door de wet of de overheid is verboden;"
2.7. Artikel 23 aanhef en lid 4 van de op de met Unigarant gesloten verzekeringsovereenkomst toepasselijke polisvoorwaarden vermeldt het volgende:
"Wij beslissen -zonder uw toestemming- of en in hoeverre derden schadeloos zullen worden gesteld. (…)
4. Verhaal van schade op u en/of verzekerde
Wij zijn bevoegd een krachtens de W.A.M. of soortgelijke wet verleende schadevergoeding op u dan wel een verzekerde te verhalen tezamen met de rente en kosten. Dit recht hebben wij indien een uitsluiting van toepassing is of (…)."
2.8. Bij brief van 15 april 2009 heeft Unigarant [gedaagde] bericht dat er geen polisdekking is omdat [gedaagde] het ongeval heeft veroorzaakt terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde. Daarbij is medegedeeld dat Unigarant ter zake van het ongeval € 7.548,00 aan vergoeding van schade heeft uitgekeerd. [gedaagde] is verzocht dat bedrag binnen 21 dagen over te maken aan Unigarant. Bij brief van 12 mei 2008 heeft Unigarant [gedaagde] in gebreke gesteld en is medegedeeld dat de vordering werd uitbesteed aan een gerechtsdeurwaarder.
3. Het geschil
3.1. Unigarant vordert - samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan haar van € 9.089,55, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Unigarant bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Unigarant grondt haar vorderingen op de verzekeringsovereenkomst. Zij stelt daartoe - kort weergegeven - het volgende. Door het ongeval heeft een benadeelde voor een bedrag van € 7.548,00 aan schade geleden aan zijn tuinkas met toebehoren. Unigarant heeft die schade als WAM-verzekeraar van [gedaagde] moeten vergoeden. Nu op grond van artikel 17 aanhef en lid 6 van de polisvoorwaarden voor [gedaagde] geen dekking bestond voor de schade is Unigarant op grond van artikel 23 lid 4 van de polisvoorwaarden gerechtigd het door haar betaalde bedrag terug te vorderen van [gedaagde]. Omdat [gedaagde] niet reageerde op brieven van Unigarant heeft Unigarant haar vordering uit handen gegeven aan de Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders (LAVG). LAVG heeft [gedaagde] middels diverse brieven gesommeerd tot betaling. [gedaagde] heeft tweemaal telefonisch contact opgenomen met LAVG en heeft aangegeven het niet eens te zijn met de vordering. Unigarant maakt naast de hoofdsom aanspraak op een bedrag aan buitengerechtelijke kosten van € 833.00 ter zake van de verrichtingen van LAVG. Voorts maakt zij aanspraak op de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 23 mei 2008.
4.2. De rechtbank zal de diverse door [gedaagde] gevoerde verweren hierna achtereenvolgens behandelen.
4.3. [gedaagde] voert aan dat niet hij maar [persoon1] aansprakelijk is voor de uit het ongeval voortvloeiende schade. [gedaagde] wijst erop dat [persoon1] voorrang aan hem had moeten verlenen. Hij ontkent met klem zijn "gesuggereerde hoge snelheid". Naar het oordeel van [gedaagde] had Unigarant de benadeelde eigenaar van de tuinkas moeten doorverwijzen naar Reaal, de WAM-verzekeraar van [persoon1].
4.4. De rechtbank acht dit verweer van [gedaagde] ongegrond. De onder 2.3 hiervoor weergegeven verklaring van [gedaagde] is volgens het daarvan op ambtseed opgemaakte proces-verbaal aan [gedaagde] voorgelezen waarna hij daarbij heeft volhard en hij die verklaring heeft ondertekend. Nu [gedaagde] geen enkele verklaring heeft verstrekt voor zijn impliciete stelling dat de door de politie van hem opgenomen en door hem ondertekende verklaring niet strookt met de feiten, gaat de rechtbank uit van de juistheid van die verklaring. Uit die verklaring vloeit voort dat [gedaagde] ten tijde van het ongeval met een hogere dan de toegestane maximum hoeveelheid alcohol in zijn bloed aan het verkeer deelnam en dat hij bovendien mogelijk 90 of 100 km/u reed op een plaats waar de wettelijk toegestane maximumsnelheid 50 km/u was. De aansprakelijkheid van [gedaagde] voor de schade die ontstond doordat hij, na met een enorme klap tegen een andere personenauto en een paal van een bushokje te zijn aangereden, met zijn personenauto een tuinkas is ingereden, kan gelet op deze gegevens niet in twijfel worden getrokken. De visie van [gedaagde] dat zijn alcoholgebruik en zijn te hoge snelheid niet in causaal verband staan met de schade is reeds op voorhand dermate onaannemelijk dat het op de weg van [gedaagde] lag om die visie deugdelijk te onderbouwen. Een dergelijke onderbouwing ontbreekt. De rechtbank wijst er in dit verband nog op dat de door [persoon1] gemaakte voorrangsfout niet afdoet aan de door [gedaagde] gemaakte fouten. Een ongeval vloeit vaak voort uit meerdere samenlopende oorzaken. Unigarant heeft gelet op de inhoud van het door de politie van het ongeval opgemaakte proces-verbaal de schade van de eigenaar van de tuinkas terecht in behandeling genomen en vergoed.
4.5. [gedaagde] meent dat een grondslag voor de vordering van Unigarant op hem ontbreekt. Hij meent dat Unigarant de vordering van de benadeelde op [gedaagde] aan zich had moeten laten cederen.
4.6. De rechtbank oordeelt hierover als volgt. De grondslag voor de vordering van Unigarant is gelegen is de verzekeringsovereenkomst. De rechtbank verwijst naar de onder 2.6 en 2.7 weergegeven polisvoorwaarden. Ter zake van de onderhavige schade die [gedaagde] onder invloed van alcohol heeft veroorzaakt, is een uitsluiting van toepassing. Dat betekent dat Unigarant op grond van de polisvoorwaarden gerechtigd is de door haar aan de benadeelde vergoede schade te verhalen op [gedaagde], haar verzekeringnemer.
4.7. [gedaagde] voert aan dat niet hij maar [gedaagde] Machineverhuur de verzekeringnemer en/of de verzekerde is.
4.8. De rechtbank wijst erop dat [gedaagde] niet heeft betwist dat [gedaagde] Machineverhuur zijn eenmanszaak is. In juridische zin zijn [gedaagde] en [gedaagde] Machineverhuur derhalve een en dezelfde partij. [gedaagde] is verzekeringnemer en verzekerde van Unigarant.
4.9. [gedaagde] voert aan dat CED Claims Services namens Provide Verzekeringen vordert en niet namens de benadeelde.
4.10. De rechtbank acht deze visie van [gedaagde] onjuist. Dat CED Claims Services mogelijk is ingeschakeld door Provide Verzekeringen als opstalverzekeraar van de benadeelde, betekent niet dat CED Claims Services niet ten behoeve van de benadeelde een claim mocht indienen bij Unigarant. Unigarant heeft die claim derhalve terecht in behandeling genomen en afgewikkeld.
4.11. [gedaagde] voert aan dat schadevergoeding ten onrechte is gebaseerd op de herbouwwaarde van de tuinkas en niet op de dagwaarde.
4.12. De rechtbank wijst erop dat het overgelegde expertiserapport op pagina 4 vermeldt dat de schade op basis van dagwaarde op € 7.548,00 is vastgesteld. Unigarant mocht op die basis afwikkelen. Voor zover [gedaagde] heeft willen stellen dat die schadevaststelling in het expertiserapport ondeugdelijk is, lag het op zijn weg die stelling te onderbouwen. De enkele niet onderbouwde stelling van [gedaagde] dat het een oude tuinkas betrof, kan niet worden aangemerkt als een dergelijke voldoende onderbouwing. Nu een deugdelijke onderbouwing van dit verweer ontbreekt, gaat de rechtbank aan het verweer voorbij. Er is geen grond om aan te nemen dat Unigarant een te hoog bedrag aan de benadeelde heeft vergoed.
4.13. [gedaagde] voert aan dat hij niet onder invloed van teveel alcohol heeft gereden.
4.14. De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit het overgelegde proces-verbaal blijkt dat bij het afgenomen bloedonderzoek een te hoge waarde is vastgesteld (zie hiervoor onder 2.2). Dat [gedaagde] niet strafrechtelijk is vervolgd, is in dit verband niet relevant. De rechtbank wijst erop dat uit de door [gedaagde] een aantal dagen na het incident ten overstaan van de politie afgelegde verklaring blijkt van drie alcoholische consumpties in de middag aangevuld met "zo'n drie flesjes bier" in de loop van de avond. Het ligt in de rede dat een dergelijke alcoholconsumptie tot gevolg heeft dat de gebruiker vervolgens meer alcohol in zijn bloed zal hebben dan het wettelijk voor bestuurders toegestane maximum. Dat [gedaagde] een forse man is, dat hij van 18.00 tot 19.00 uur een warme maaltijd heeft genuttigd en dat het ongeval vele uren na de alcoholconsumptie plaatsvond, doet daar niet aan af. De verstreken tijd was niet van zodanige duur dat aangenomen mocht worden dat de alcohol in voldoende mate uit het bloed was verdwenen, hetgeen dan ook werd bevestigd door het afgenomen bloedonderzoek. In het licht van deze informatie heeft [gedaagde] zijn stelling dat hij niet onder invloed van teveel alcohol heeft gereden onvoldoende gemotiveerd.
4.15. [gedaagde] voert aan dat het niet redelijk en billijk is om één flesje bier teveel te bestraffen met een vordering van meer dan € 7.500,00.
4.16. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van Unigarant op de polisvoorwaarden niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Er is hier geen sprake van een straf, maar van een uitsluiting op de verzekering. In dit verband is van belang dat een feit van algemene bekendheid is dat veel verkeersongevallen samenhangen met of voortvloeien uit - kort weergegeven - alcohol in het verkeer. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat ook matig alcoholgebruik - waardoor het voor bestuurders geldende wettelijk maximum slechts in geringe mate wordt overschreden - negatieve invloed heeft op het reactievermogen van een bestuurder. Het staat verzekeraars vrij om met hun verzekeringnemers overeen te komen dat zij van de verzekering uitsluiten schade indien de bestuurder op het moment van het ongeval waardoor de schade is ontstaan verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank, op grond waarvan het besturen van de auto door de wet of de overheid is verboden. Verzekeringnemers die niet onder invloed van alcohol plegen deel te nemen aan het verkeer hebben daar ook belang bij. Immers indien een verzekeraar als Unigarant alcoholgerelateerde schade niet kan verhalen, zal die schade dienen te worden doorberekend in de hoogte van de aan haar verzekerden in rekening te brengen premie.
4.17. [gedaagde] voert aan dat de door Unigarant gehanteerde algemene voorwaarden onvoldoende duidelijk zijn en dat Unigarant hem bij het afgeven van de polis ten onrechte niet uitdrukkelijk op deze alcoholclausule heeft gewezen. [gedaagde] wijst erop dat er bij een ongeval veroorzaakt door drankgebruik schades kunnen ontstaan van meerdere honderdduizenden euro's. Daarom klemt zijns inziens temeer dat Unigarant hem voor de alcoholclausule had moeten waarschuwen.
4.18. De rechtbank acht de door Unigarant gehanteerde polisvoorwaarden op het punt van de onderhavige uitsluiting voldoende duidelijk. De uitsluiting is ook niet ongebruikelijk zodat niet kan worden gesteld dat [gedaagde] daarop niet bedacht had kunnen zijn. Dat de uitsluiting niet ongebruikelijk is, blijkt reeds uit de door [gedaagde] op de achtste pagina van zijn conclusie van antwoord genoemde voorbeelden van door andere bekende verzekeraars gehanteerde alcoholclausules. Dat de door verschillende verzekeraars gehanteerde alcoholclausules niet identiek zijn, doet daar niet aan af. Ze zijn van vergelijkbare strekking. De uitsluiting legt bovendien geen last of verplichting op [gedaagde] die zonder die uitsluiting niet evenzeer zou hebben gegolden. Unigarant was niet gehouden [gedaagde] uitdrukkelijk op diverse niet ongebruikelijke polisvoorwaarden waaronder de onderhavige clausule te wijzen. Op de verzekerde rust een eigen verantwoordelijkheid om kennis te nemen van de polisvoorwaarden, althans om zich daarover te doen voorlichten indien en voor zover hij deze onvoldoende begrijpelijk acht. [gedaagde] wijst er terecht op dat bij een ongeval veroorzaakt door drankgebruik grote financiële schade kan ontstaan. De rechtbank acht echter belangrijker dat er door dergelijke ongevallen niet alleen grote financiële schade kan ontstaan, maar dat daardoor ook heel veel leed aan derden kan worden toegebracht als gevolg van uit dergelijke ongevallen voortvloeiend - soms zelfs fataal - letsel. Daaruit vloeit in de visie van de rechtbank niet voort dat verzekeraars verzekeringnemers behoren te wijzen op alcoholclausules, maar veeleer dat alcoholgebruikers ook niet met "1 flesje bier te veel" op als bestuurder aan het verkeer behoren deel te nemen, hetgeen een feit van algemene bekendheid is.
4.19. [gedaagde] voert aan dat de door hem genuttigde alcohol niet van invloed is geweest op de aard en omvang van de aanrijding.
4.20. De rechtbank wijst erop dat artikel 17 aanhef en lid 6 van de toepasselijke polisvoorwaarden vermeldt dat van de verzekering is uitgesloten schade indien de bestuurder op het moment van het ongeval waardoor de schade is ontstaan verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank, op grond daarvan het besturen van de auto door de wet of de overheid is verboden. Voor de uitsluiting van de schade is niet vereist dat wordt vastgesteld dat de alcohol van invloed is geweest op het ontstaan van de schade of op de omvang daarvan. Dit is ook niet onredelijk nu het bestaan van oorzakelijk verband in verband met een verlaagd reactievermogen vaak wel aannemelijk zal zijn, maar hard bewijs daarvan vaak moeilijk te leveren zal zijn. Of de stelling van [gedaagde] over het ontbreken van oorzakelijk verband tussen de door hem genuttigde alcohol en het ontstaan en de omvang van de schade juist dan wel onjuist is, hoeft derhalve niet te worden beoordeeld.
4.21. [gedaagde] voert aan dat het ongeval zich buiten weten en tegen wil van de bestuurder heeft voorgedaan. Hij wijst er voorts op dat er ook te hard wordt gereden door bestuurders zonder alcohol.
4.22. Wat [gedaagde] bedoelt met de stelling dat het ongeval zich buiten zijn weten heeft voorgedaan, is de rechtbank niet duidelijk. De rechtbank wil echter graag aannemen dat [gedaagde] het ongeval niet heeft gewild. Er wordt door Unigarant echter ook geen verhaal op hem gezocht omdat [gedaagde] de schade opzettelijk zou hebben veroorzaakt, maar omdat hij op het moment van het ongeval waardoor de schade is ontstaan verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank. Voor zover [gedaagde] bedoelt dat hij de schade evenzeer zou hebben kunnen veroorzaken door louter een (veel) te hoge snelheid, in welk geval Unigarant de schade niet op hem zou hebben kunnen verhalen, is die stelling juist. Dat doet er echter niet aan af dat Unigarant de schade in dit geval, waarin sprake was van zowel een (veel) te hoge snelheid als het onder invloed verkeren van alcoholhoudende drank, wel op hem kan verhalen.
4.23. [gedaagde] wijst erop dat hij geen brokkenpiloot is en "dat hij bij aanvang van de verzekering recht had op 9 schadevrije jaren met 80% korting".
4.24. De rechtbank kan slechts vaststellen dat [gedaagde] in dit geval wel een ongeval heeft veroorzaakt en wel - volgens zijn eigen verklaring - door met een veel te hoge snelheid te rijden terwijl hij bovendien onder de invloed van alcohol verkeerde. Dat aan het ongeval ook een verkeersfout van een andere betrokkene is voorafgegaan, doet daar niet aan af.
4.25. [gedaagde] doet een beroep op matiging.
4.26. De rechtbank is van oordeel dat geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die matiging zouden kunnen rechtvaardigen. In dit verband is van belang dat Unigarant zich jegens de benadeelde niet op matiging kon beroepen, nu de aansprakelijkheid van [gedaagde] jegens de benadeelde door een (verplichte) verzekering was gedekt. Afgezien daarvan zou matiging in de verhouding tussen de benadeelde en [gedaagde] ook niet in de rede hebben gelegen gelet op de mate van schuld aan de zijde van [gedaagde].
4.27. [gedaagde] voert aan dat hij pas op 10 juni 2009 aansprakelijk is gesteld. De rente kan zijns inziens pas vanaf 15 juni 2009 in rekening worden gebracht.
4.28. Unigarant heeft [gedaagde] bij brief van 15 april 2008 verzocht het bedrag van € 7.548,00 binnen 21 dagen over te maken aan Unigarant. Bij brief van 12 mei 2008 heeft Unigarant [gedaagde] in gebreke gesteld. De rechtbank zal de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek (BW) over de hoofdsom in overeenstemming met de vordering toewijzen vanaf 23 mei 2008. [gedaagde] verkeerde op dat moment reeds in verzuim.
4.29. [gedaagde] voert aan dat Unigarant van 19 oktober 2009 tot 1 april 2010 geen actie heeft ondernomen. In de visie van [gedaagde] is hier sprake van "debiteuren verzuim".
4.30. Dat Unigarant in verzuim is gekomen doordat zij heeft verhinderd dat [gedaagde] het door hem aan Unigarant verschuldigde aan haar betaalde, kan de rechtbank uit de stellingen van [gedaagde] niet afleiden. Dat Unigarant mogelijk gedurende een periode van een aantal maanden geen concrete actie tegen [gedaagde] heeft ondernomen om hem ertoe te bewegen het door hem verschuldigde aan Unigarant te voldoen, brengt niet mee dat Unigarant in verzuim is geraakt.
4.31. [gedaagde] wijst erop dat het door Unigarant ingeschakelde incassobureau geen enkel resultaat heeft geboekt. In de visie van [gedaagde] is er slechts sprake geweest van voorprocessuele werkzaamheden en kunnen de in rekening gebrachte buitengerechtelijke kosten de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets niet doorstaan.
4.32. De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Unigarant heeft pas een incassobureau ingeschakeld nadat zij eerst zelf [gedaagde] enkele malen zonder resultaat had aangeschreven en nadat zij had aangekondigd dat zij de vordering in handen van een incassobureau zou stellen. Het incassobureau heeft diverse brieven aan [gedaagde] verzonden en [gedaagde] heeft tweemaal met het incassobureau gebeld, op 12 juni 2009 en 23 oktober 2009, kennelijk om mede te delen dat hij het niet eens was met de vordering. Daarmee staat voldoende vast dat door Unigarant kosten in de zin van artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder c BW zijn gemaakt. Op die kosten zijn de regels van artikel 241 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) niet volledig van toepassing. De rechtbank zal ter zake van deze kosten een vergoeding toekennen van twee punten van het toepasselijke liquidatietarief, derhalve een bedrag van € 768,00.
4.33. [gedaagde] verzoek om dit vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.34. De rechtbank acht geen reden aanwezig om af te zien van het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van dit vonnis. Degene die een veroordeling tot betaling van een geldsom verkrijgt, wordt vermoed het vereiste belang bij uitvoerbaar verklaring bij voorraad te hebben. Dat [gedaagde] gelet op zijn financiële belangen de mogelijkheid open wil houden om in hoger beroep te gaan en dat hij de verkoop van zijn woning door Unigarant vreest, acht de rechtbank onvoldoende om af te zien van de uitvoerbaar verklaring bij voorraad.
4.35. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan Unigarant te betalen een bedrag van € 7.548,00 (zevenduizend vijfhonderd achtenveertig euro) vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf 23 mei 2008;
5.2. veroordeelt [gedaagde] om aan Unigarant te betalen een bedrag van € 768,00;
5.3. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Unigarant bepaald op € 314,00 aan vast recht, op € 87,93 aan overige verschotten en op € 768,00 aan salaris voor de advocaat;
5.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5. wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2011.?
1729/336