ECLI:NL:RBROT:2011:BP7390
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.F.L.M. van der Grinten
- H. van Lokven-van der Meer
- P. Vrolijk
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek in jeugdrechtzaak met betrekking tot advocaatkeuze
In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 9 maart 2011 een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoek was ingediend door de minderjarige verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. S.C. van Paridon, tegen de vice-president van de rechtbank, die zich conformeerde aan het beleid van de rechtbank omtrent de toevoeging van advocaten in jeugdrechtzaken. De minderjarige verzoeker was eerder ondergebracht in een gesloten jeugdzorginstelling op basis van een machtiging verleend door de kinderrechter. De advocaat van de verzoeker had verzocht om een mutatie van de toevoeging, zodat hij als gekozen raadsman kon optreden, maar de rechtbank weigerde dit op basis van haar beleid dat alleen advocaten die aan bepaalde eisen voldoen, worden toegevoegd.
Tijdens de zitting op 7 maart 2011 heeft de rechter het verhoor van de minderjarige verzoeker geopend en is de wraking door de advocaat ingediend. De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de relevante processtukken en het beleid van de rechtbank. De advocaat voerde aan dat de weigering van de rechter om de toevoeging te muteren, de belangen van de minderjarige verzoeker schaadde, omdat hij niet de gekozen raadsman kon zijn. De rechter heeft echter gesteld dat de wraking ongegrond was, omdat de procedure en het beleid van de rechtbank niet in strijd waren met de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter.
De rechtbank oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de rechter zich aan het beleid hield, niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat de advocaat van de verzoeker wel degelijk de mogelijkheid had om het woord te voeren ter verdediging van zijn cliënt, ondanks de afwijzing van de mutatie van de toevoeging. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen, werd genomen in het belang van de rechtsgang en de toepassing van het beleid van de rechtbank.