ECLI:NL:RBROT:2011:BP7390

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
374304 / HA RK 11-53
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.F.L.M. van der Grinten
  • H. van Lokven-van der Meer
  • P. Vrolijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in jeugdrechtzaak met betrekking tot advocaatkeuze

In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 9 maart 2011 een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoek was ingediend door de minderjarige verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. S.C. van Paridon, tegen de vice-president van de rechtbank, die zich conformeerde aan het beleid van de rechtbank omtrent de toevoeging van advocaten in jeugdrechtzaken. De minderjarige verzoeker was eerder ondergebracht in een gesloten jeugdzorginstelling op basis van een machtiging verleend door de kinderrechter. De advocaat van de verzoeker had verzocht om een mutatie van de toevoeging, zodat hij als gekozen raadsman kon optreden, maar de rechtbank weigerde dit op basis van haar beleid dat alleen advocaten die aan bepaalde eisen voldoen, worden toegevoegd.

Tijdens de zitting op 7 maart 2011 heeft de rechter het verhoor van de minderjarige verzoeker geopend en is de wraking door de advocaat ingediend. De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de relevante processtukken en het beleid van de rechtbank. De advocaat voerde aan dat de weigering van de rechter om de toevoeging te muteren, de belangen van de minderjarige verzoeker schaadde, omdat hij niet de gekozen raadsman kon zijn. De rechter heeft echter gesteld dat de wraking ongegrond was, omdat de procedure en het beleid van de rechtbank niet in strijd waren met de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter.

De rechtbank oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de rechter zich aan het beleid hield, niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat de advocaat van de verzoeker wel degelijk de mogelijkheid had om het woord te voeren ter verdediging van zijn cliënt, ondanks de afwijzing van de mutatie van de toevoeging. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen, werd genomen in het belang van de rechtsgang en de toepassing van het beleid van de rechtbank.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 9 maart 2011
Zaaknummer: 374304
Rekestnummer: HA RK 11-53
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [adres],
doch feitelijk elders verblijvende,
verzoeker,
raadsman mr. S.C. van Paridon,
strekkende tot wraking van [naam gewraakte rechter], vice-president in de rechtbank Rotterdam, sector civiel recht (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Bij de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam is in behandeling het verzoekschrift van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de stichting) tot - kort samengevat - het verlenen van een machtiging om de minderjarige verzoeker in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te doen opnemen en te doen verblijven.
Bij beschikking van de kinderrechter van 2 maart 2011 is die machtiging verleend voor de duur van vier weken en is tevens bepaald dat het verhoor van de minderjarige verzoeker zal plaatsvinden op 7 maart 2011.
De hiervoor omschreven procedure heeft als kenmerk 373957 / JE RK 11-609.
Op 7 maart 2011 heeft de rechter het verhoor van de minderjarige verzoeker doen aanvangen en de zaak doen uitroepen, waarna ter zitting met gesloten deuren onder meer is verschenen: advocaat mr. S.C. van Paridon, de advocaat van de minderjarige. Bij deze gelegenheid heeft de advocaat de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt:
- het verzoekschrift met bijlagen van de stichting;
- de hiervoor genoemde beschikking van de kinderrechter van 2 maart 2011;
- de last tot toevoeging ex artikel 29f, tweede lid, van de Wet op de jeugdzorg van 3 maart 2011, waarin de kinderrechter aan de Raad voor Rechtsbijstand last geeft tot toevoeging van [naam toegevoegd advocaat] als advocaat aan verzoeker;
- het faxbericht van mr. Van Paridon, ingekomen ter griffie op 4 maart 2011, waarin hij zich stelt als raadsman van verzoeker, zulks in plaats van [naam toegevoegd advocaat] en waarin hij de rechtbank verzoekt een last tot mutatie van de toevoeging te doen uitgaan aan de Raad voor Rechtsbijstand;
- het proces-verbaal van het verhoor met gesloten deuren op 7 maart 2011.
- het emailbericht van 8 maart 2011, afkomstig van [naam toegevoegd advocaat], waarin zij (nogmaals) laat weten dat mr. Van Paridon de zaak heeft overgenomen en dat zij dus niet de belangen van de minderjarige behartigt.
Verzoeker, zijn advocaat, de rechter, advocaat [naam toegevoegd advocaat] en de stichting zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt door middel van een aan de secretaris van de wrakingskamer gezonden e-mailbericht van 7 maart 2011 (15:50 uur).
Ter zitting van 8 maart 2011, alwaar de gedane wraking is behandeld, is verschenen: mr. S.C. van Paridon, die zijn standpunt nader heeft toegelicht.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van de circulaire Raad van Toezicht nummer 10 van 10 augustus 2008, inhoudende mededelingen van de rechtbank Rotterdam omtrent het door de rechtbank bij toevoegingen in jeugdzaken te voeren beleid, hierop neerkomende dat slechts die advocaten worden toegevoegd die voldoen aan de nader omschreven eisen.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1
Het wrakingsverzoek is ingediend omdat de rechtbank handelt in strijd met de vrijheid van raadsmankeuze. Verzoeker wordt al jarenlang bijgestaan door mr. Van Paridon en deze had ook in de onderhavige procedure, waarin ten aanzien van de minderjarige verzoeker een machtiging tot verblijf in gesloten jeugdzorg wordt verzocht, van de aanvang af de belangen van verzoeker moeten behartigen. Er is niemand beter op de hoogte van de situatie, althans geen andere advocaat dan mr. Van Paridon. Hij heeft de zaak tegen verzoeker inmiddels overgenomen van [naam toegevoegd advocaat], de advocaat ten aanzien van wie de rechbank aanvankelijk een last tot toevoeging heeft gegeven aan de Raad voor Rechtsbijstand.
2.1.2
Het door de rechtbank ambtshalve toevoegen van een advocaat aan een minderjarige, die niet gekozen is door verzoeker is 'an sich' verstandig, echter niet noodzakelijk en ook niet altijd vereist. De rechtbank hanteert als beleid dat in zaken als de onderhavige aan de minderjarige een advocaat wordt toegevoegd, die aan bepaalde vereisten voldoet, zoals het hebben van ervaring in jeugdrechtzaken en het hebben deelgenomen aan een specialisatiecursus. Is door de rechtbank een last tot toevoeging van een advocaat eenmaal gegeven, dan muteert de rechtbank deze last niet meer ten gunste van een gekozen advocaat die, zoals de raadsman van verzoeker, niet aan die eisen voldoet. De rechter heeft ter zitting van 7 maart 2011 dit standpunt desgevraagd bekrachtigd. Een mutatie van de last tot toevoeging is derhalve niet te verwachten. De Raad voor Rechtsbijstand wijzigt de toevoeging alleen indien daartoe door de rechtbank een last wordt gegeven.
2.1.3
Regels die in dit arrondissement door de rechtbank ten aanzien van de (last tot) toevoeging aan een minderjarige zijn afgekondigd, zijn eenzijdig afgekondigd. Dit is niet in overleg met verzoeker en zijn advocaat geweest.
2.1.4
De rechter heeft op 7 maart 2011 de gekozen raadsman van verzoeker gelegenheid gegeven het woord te voeren en het standpunt van verzoeker naar voren te brengen. Het standpunt van verzoeker kan niet afdoende naar voren worden gebracht, als daar geen compensatie tegenover staat. Alle andere in deze zaak betrokken partijen krijgen gewoon betaald of beschikken over voldoende middelen om te procederen. De keuze van de rechter om zich te conformeren aan het standpunt van de rechtbank en geen last tot mutatie te verstrekken is dusdanig onbegrijpelijk, dat daardoor de belangen van de minderjarige verzoeker geweld worden aangedaan.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust. Zij verwijst naar de inhoud van het proces-verbaal van 7 maart 2011, welke volgens haar voor zich spreekt.
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
De enkele omstandigheid dat de rechter zich aansluit bij het door de rechtbank gehanteerde en aan de lokale balie bekend gemaakt beleid, inhoudende - kort gezegd - dat in civiele jeugdrechtzaken alleen een last tot toevoeging wordt verstrekt ten aanzien van advocaten die voldoen aan de eisen als nader geformuleerd in die circulaire, levert op zichzelf niet een zwaarwegende aanwijzing op voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.3
De omstandigheid dat - althans naar het oordeel van de advocaat - als gevolg van de weigering van de rechter tot mutatie van de last tot toevoeging, betaling van zijn diensten niet verzekerd is, zal op een andere manier opgelost moeten worden dan door middel van wraking van de rechter, die ter zitting kenbaar heeft gemaakt dat zij zich aansluit bij het beleid dat de rechtbank in de betreffende circulaire heeft vastgelegd.
3.4
Bij dit alles is van belang dat vast staat dat de omstandigheid dat de advocaat van verzoeker niet was toegevoegd aan verzoeker, niet in de weg heeft gestaan aan de mogelijkheid om ter zitting het woord te voeren ter verdediging van verzoeker.
3.5
De wraking is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van [naam gewraakte rechter].
Deze beslissing is gegeven op 9 maart 2011 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. H. van Lokven-van der Meer en mr. P. Vrolijk, rechters.
Deze beslissing is bij afwezigheid van de voorzitter door mr. H. van Lokven-van der Meer uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.