ECLI:NL:RBROT:2011:BP8361
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.E. Merens
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot faillietverklaring na eerdere uitdeling aan schuldeisers
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 maart 2011 een beschikking gegeven op het verzoek van de verzoekster tot haar eigen faillietverklaring. De rechtbank diende te beoordelen of er voldoende perspectief was op betaling van de faillissementskosten en uitdeling aan de schuldeisers. De verzoekster heeft niet kunnen aantonen dat er voldoende baten aanwezig zijn of zullen zijn om de kosten van het faillissement te dekken, laat staan dat enige uitkering aan de schuldeisers te verwachten valt. Hierdoor kon de rechtbank concluderen dat het faillissement geen beschermd belang onder de Faillissementswet diende.
De rechtbank was ambtshalve bekend met het feit dat de verzoekster op 19 november 2009 failliet was verklaard, waarna op 25 december 2010 de uitdelingslijst verbindend was geworden. Aan de concurrente schuldeisers was 3,34% van hun vorderingen uitgekeerd. Artikel 18 van de Faillissementswet stelt dat indien een faillissement wegens gebrek aan baten is opgeheven, een nieuwe faillissementsverklaring binnen drie jaar na opheffing van het faillissement slechts mogelijk is als de schuldenaar aantoont dat de kosten van het faillissement gedekt zijn. De rechtbank heeft in dit geval aanleiding gezien voor een analoge benadering van het verzoek.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat, ondanks de eerdere uitdeling in het voorgaande faillissement, de onderhavige faillissementsaangifte afgewezen dient te worden. De rechtbank heeft het verzoek tot faillietverklaring dan ook afgewezen, en deze beschikking is gegeven door mr. W.E. Merens, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Pieters-Boelhouwer, griffier.