ECLI:NL:RBROT:2011:BP9420

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
352969 / HA ZA 10-1341
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van het begrip arbeidsongeschiktheid in polisvoorwaarden van een verzekeringsovereenkomst

In deze zaak heeft eiseres, een kraamverzorgster, een verzekeringsovereenkomst afgesloten met Quantum Leben AG, vertegenwoordigd door Taf B.V., voor een uitkering bij arbeidsongeschiktheid. Eiseres heeft haar werkzaamheden gestaakt vanwege gezondheidsklachten, maar Taf heeft geweigerd om uitkering te verstrekken, omdat er volgens hen geen medische objectieve afwijkingen waren die tot arbeidsongeschiktheid leidden. Eiseres heeft vervolgens Taf aangeklaagd voor betaling van een bedrag van EUR 12.639,89, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten.

De rechtbank heeft zich gebogen over de uitleg van het begrip 'arbeidsongeschiktheid' zoals gedefinieerd in de polisvoorwaarden. De kernvraag was of de klachten van eiseres, die verband hielden met haar zwangerschap, als arbeidsongeschiktheid konden worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat voor de vaststelling van arbeidsongeschiktheid een medisch objectiveerbare oorzaak vereist is. Eiseres kon niet aantonen dat haar klachten voldeden aan deze eis, aangezien de medische informatie geen duidelijke diagnose of ziektebeeld opleverde.

De rechtbank concludeerde dat Taf niet verplicht was om een uitkering te verstrekken, omdat er geen sprake was van arbeidsongeschiktheid in de zin van de polisvoorwaarden. Eiseres werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die door de rechtbank zijn begroot op EUR 1.218,00. Het vonnis werd uitgesproken op 23 maart 2011.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 352969 / HA ZA 10-1341
Vonnis van 23 maart 2011
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. J. Marges,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TAF B.V.,
gevestigd te Maassluis,
gedaagde,
advocaat mr. J. Kneppelhout.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Taf genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 19 maart 2010, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek, met productie;
- de conclusie van dupliek, met producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De vaststaande feiten
2.1. [eiseres] heeft met ingang van 1 november 2008 bij de vennootschap naar vreemd recht Quantum Leben AG, gevestigd te Vaduz, Liechtenstein (hierna: Quantum Leben), een verzekeringsovereenkomst gesloten met de naam “TAF Zelfstandigenplan”. Deze verzekeringsovereenkomst voorziet in een periodieke uitkering bij derving van inkomen ten gevolge van arbeidsongeschiktheid. Quantum Leben wordt in Nederland vertegenwoordigd door haar gevolmachtigd agent Taf. Taf treedt in dit geschil op als ware zij partij bij de verzekeringsovereenkomst.
2.2. Artikel 5.2 van de op de verzekeringsovereenkomst toepasselijke polisvoorwaarden bevat de volgende omschrijving van het begrip arbeidsongeschiktheid in verband met de dekking voor het risico van arbeidsongeschiktheid die voortduurt na het verstrijken van de eigen risicoperiode van 30 dagen:
“Arbeidsongeschiktheid is aanwezig indien de verzekerde rechtstreeks en uitsluitend door de gevolgen van een lichamelijke ziekte en/of ongeval ongeschikt is tot het verrichten van werkzaamheden. Deze lichamelijke ziekte of aandoening is medisch objectiveerbaar en aangevangen tijdens de looptijd van de verzekering.”
2.3. [eiseres] was ten tijde van het sluiten van de verzekeringsovereenkomst werkzaam als kraamverzorgster. Bij schade-aangifteformulier van 10 april 2009 heeft [eiseres] Taf gemeld dat zij haar werkzaamheden als kraamverzorgster heeft gestaakt in verband met duizeligheid, slapeloosheid en rugpijn.
2.4. Bij brief van 17 juni 2009 heeft Taf aan [eiseres] medegedeeld, na overleg met haar medisch adviseur, van oordeel te zijn dat er geen sprake is van objectieve afwijkingen die leiden tot arbeidsongeschiktheid, zodat geen recht op uitkering bestaat. Tegen deze beslissing van Taf heeft [eiseres] bezwaar gemaakt. Bij brief van 13 augustus 2009 heeft Taf [eiseres] laten weten dat het bezwaarschrift (en de nieuw ontvangen medische informatie) geen reden geeft om haar standpunt te wijzigen.
3. Het geschil
3.1. Na eiswijziging vordert [eiseres] - samengevat - veroordeling van Taf tot betaling van een bedrag van EUR 12.639,89 in hoofdsom en een bedrag van EUR 500,00 ten titel van buitengerechtelijke kosten, een en ander vermeerderd met rente en kosten.
3.2. Taf voert gemotiveerd verweer dat strekt tot afwijzing van de vordering, kosten rechtens, waaronder de nakosten.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Kernvraag in het geschil tussen partijen is hoe het in de polisvoorwaarden van de verzekeringsovereenkomst genoemde begrip “arbeidsongeschiktheid” moet worden uitgelegd.
4.2. In artikel 6.1 van de polisvoorwaarden is bepaald dat de verzekerde recht heeft op een uitkering indien er sprake is van arbeidsongeschiktheid in de zin van de overeenkomst van ten minste 35%. In artikel 5.1 van de polisvoorwaarden is bepaald dat de verzekerde recht heeft op een uitkering indien de verzekerde niet meer in staat is om te werken, zich onder behandeling van een arts gesteld heeft en de ziekte definitief gediagnosticeerd is door de medisch adviseur van TAF. In de polisvoorwaarden wordt als definitie van “ziekte” gegeven (artikel 1):
“Een algemeen in de reguliere geneeskunde erkende aandoening van verzekerde, welke medisch objectiveerbaar is, en die zich tijdens de looptijd van de verzekering voor het eerst openbaart en waarvoor verzekerde zich onder medische behandeling van een (huis)arts heeft gesteld.”
4.3. Aan haar vordering heeft [eiseres] – in essentie – ten grondslag gelegd dat zij arbeidsongeschikt is in de zin van de polis en uit dien hoofde recht heeft op uitkering uit de afgesloten verzekering.
4.4. Taf betwist niet dat [eiseres] haar werkzaamheden heeft moeten staken, althans dat zij niet in staat is geweest om voor tenminste 35% de eigen werkzaamheden te verrichten en dat zij zich onder behandeling van diverse artsen heeft gesteld. Taf stelt zich echter op het standpunt dat er geen sprake is van arbeidsongeschiktheid in de zin van de polis, nu niet aan alle voorwaarden van artikel 5.1 en 5.2 van de polisvoorwaarden is voldaan.
4.5. Van doorslaggevend belang voor de beoordeling van de zaak is artikel 5.2 van de polisvoorwaarden (zie 2.2). Bij de beantwoording van de vraag op welke wijze dit beding moet worden uitgelegd komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan het beding mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. In dat verband is van belang dat bedoelde bepaling bestemd is om de rechtsverhouding te regelen van Taf met verzekerden die doorgaans leek zijn op medisch gebied. Het standpunt van Taf dat het haar vrij staat te bepalen in hoeverre zij dekking wenst te bieden, is weliswaar op zichzelf juist, maar neemt niet weg dat zij haar bedoeling in haar polisvoorwaarden tot uitdrukking dient te brengen op een wijze die voor een aspirant-verzekerde duidelijk en begrijpelijk is.
4.6. De definiëring van het begrip arbeidsongeschiktheid in de polisvoorwaarden is duidelijk en niet voor meerderlei uitleg vatbaar. Voor het aannemen van arbeidsongeschiktheid dient vast te staan dat de klachten die ertoe leiden dat de verzekerde geheel of gedeeltelijk buiten staat is zijn werkzaamheden uit te oefenen rechtstreeks worden veroorzaakt door een medisch vast te stellen of een medisch erkende ziekte of ongeval. Kort gezegd is vereist dat voor de klachten een medisch objectiveerbare grond is aan te wijzen.
4.7. Uit de overgelegde medische informatie moet worden afgeleid dat de klachten die [eiseres] vanaf februari 2009 heeft ondervonden alleszins reëel zijn. Taf heeft dit ook niet weersproken. Taf heeft eveneens niet weersproken dat deze klachten waarschijnlijk het gevolg zijn (geweest) van de zwangerschap van [eiseres]. Het bestaan van klachten is echter niet voldoende om arbeidsongeschiktheid in de zin van de polis aan te nemen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de uitleg van de polisvoorwaarden over arbeidsongeschiktheid, is hiervoor vereist dat er een medisch objectiveerbare oorzaak voor de klachten is gevonden. Uit de overgelegde medische informatie blijkt dat de ingeschakelde medici een dergelijke oorzaak niet hebben kunnen geven.
4.8. Er bestaat geen aanleiding om te veronderstellen dat [eiseres] in redelijkheid heeft mogen verwachten dat Taf ook dekking zou verlenen in geval van klachten waarvoor geen medisch objectiveerbare oorzaak is aan te wijzen. [eiseres] heeft dit overigens niet gemotiveerd gesteld.
Niet valt in te zien waarom het een verzekeringsmaatschappij niet vrij zou staan om, teneinde risico’s overzichtelijk te houden, dekking uit te sluiten voor een ongeschiktheid tot werken die voortkomt uit klachten waarvoor geen medisch objectiveerbare grond is aan te wijzen. Dat betekent dat er inderdaad gevallen van arbeidsongeschiktheid bestaan, die praktisch niet goed te verzekeren zijn. Bij dergelijke gevallen, waarvan de oorzaak niet min of meer eenduidig valt aan te wijzen, blijft het risico dus liggen bij degene die arbeidsongeschikt is geraakt.
4.9. Een redelijke uitleg van het beding in de polisvoorwaarden brengt overigens wel met zich dat van een medisch vaststelbaar gevolg van ziekte ook kan worden gesproken indien er sprake is van een herkenbaar en benoembaar ziektebeeld waarvan de oorzaak (nog) onbekend is (vgl. HR 16 april 1999, NJ 1999, 666). De door [eiseres] ondervonden klachten zijn echter niet te plaatsen in een zodanig ziektebeeld. Hierin zit ook het verschil tussen de onderhavige zaak en de verwijzing door [eiseres] naar het arrest van het Hof Den Bosch van 9 oktober 2002 (waarin het ging om het ziektebeeld dat wordt aangeduid met “post-whiplashsyndroom”). In de overgelegde medische informatie wordt weliswaar een aantal klachten vermeld maar een herkenbaar en benoembaar ziektebeeld leveren deze vermeldingen niet op. [eiseres] heeft overigens ook geen concreet ziektebeeld genoemd.
4.10. Het beroep van [eiseres] op rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep gaat niet zonder meer op. Het betreft hier sociaal zekerheidsrecht waarvoor niet noodzakelijkerwijs dezelfde normen en definities gelden als in een particuliere verzekeringsovereenkomst als de onderhavige. Bovendien geldt dat de Centrale Raad van Beroep heeft bepaald dat in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat er sprake is van arbeidsongeschiktheid indien er geen lichamelijke of psychische oorzaak van de klachten van de verzekerde kunnen worden aangetoond. Hiertoe is, aldus de Centrale Raad van Beroep, ten minste vereist dat bij de (onafhankelijke) medische deskundigen een vrijwel eenduidige, consistente en naar behoren gemotiveerde alsook verantwoorde opvatting bestaat dat de verzekerde als gevolg van ziekte of gebrek niet in staat is de desbetreffende arbeid te verrichten. Hiervan is in het onderhavige geval geen sprake.
4.11. Het feit dat de klachten van [eiseres] in verband zijn te brengen met haar zwangerschap, doet aan het voorgaande niet af. Ook in geval van zwangerschap moet er sprake zijn van objectief medisch vast te stellen stoornissen (die al dan niet verband houden met de zwangerschap). Met andere woorden: de zwangerschap zelf is niet als ziekte/medisch vast te stellen stoornis te beschouwen (vgl. HR 11 juli 2008, NJ 2008, 578).
4.12. Omdat in de overgelegde medische informatie niet is geconcludeerd dat de klachten van [eiseres] (rechtstreeks) zijn te herleiden tot een medisch vast te stellen of medisch erkende oorzaak van ziekte/ongeval en er dus geen sprake is van arbeidsongeschiktheid in de zin van de polisvoorwaarden, bestond er voor Taf niet op enig moment jegens [eiseres] de verplichting te beslissen tot toekenning van een (volledige) arbeidsongeschiktheidsuitkering aan [eiseres].
4.13. Hoewel Taf erkent gehouden te zijn tot uitbetaling van een bedrag van EUR 73,24 voor de arbeidsongeschiktheid op 5 september 2009 in verband met te vroeg gebroken vliezen, ziet de vordering van [eiseres] slechts op de periode van 10 mei 2009 tot 3 september 2009, zodat de erkenning van Taf buiten het bestek van deze procedure valt.
4.14. Het vorenstaande leidt ertoe dat de vordering van [eiseres] dient te worden afgewezen.
4.15. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Taf worden begroot op EUR 1.218,00 (bestaande uit vast recht ad EUR 314,00 en salaris advocaat ad EUR 904,00, dit is 2,0 punten x EUR 452,00). De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen als hierna vermeld.
5. De beslissing
De rechtbank,
5.1. wijst de vordering af;
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Taf tot op heden begroot op EUR 1.218,00;
5.3. veroordeelt [eiseres], indien [eiseres] niet aan de veroordeling voldoet, tot betaling van EUR 131,00 aan nakosten, verhoogd met EUR 68,00 aan betekeningskosten in het geval betekening van de executoriale titel plaatsvindt;
5.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.C. Hes-Bakkeren en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2011.?