ECLI:NL:RBROT:2011:BQ2505
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.F.L.M. van der Grinten
- H. van Lokven-van der Meer
- P. Vrolijk
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot wraking van rechters in strafzaak
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 22 april 2011 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die als verdachte in een strafzaak was betrokken, had de rechters gewraakt die de gevangenhouding van hem hadden bevolen. De wrakingskamer heeft op 12 april 2011 de strafzaak behandeld en op 13 april 2011 heeft de raadsman van verzoeker de wraking ingediend. Tijdens de zitting op 19 april 2011 zijn verzoeker, zijn raadsman en de officier van justitie verschenen om het wrakingsverzoek te bespreken. De rechtbank heeft de omstandigheden van het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectief gerechtvaardigde redenen waren voor de vrees van verzoeker dat de rechters vooringenomen waren.
De rechtbank overwoog dat de jongste rechter, die betrokken was bij de ondervraging van verzoeker, ook deel uitmaakte van de raadkamer die de beslissing tot gevangenhouding nam. De rechtbank vond geen steun voor de stelling van verzoeker dat er sprake was van vooringenomenheid bij de rechters. De beslissing om het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af te wijzen, werd niet als partijdig beschouwd, en de rechtbank benadrukte dat een onjuiste processuele beslissing niet automatisch leidt tot de conclusie dat rechters partijdig zijn.
De wrakingskamer concludeerde dat de aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om te oordelen dat de rechters niet onpartijdig waren. Het verzoek tot wraking werd dan ook ongegrond verklaard en afgewezen. Deze beslissing werd genomen in het kader van de waarborging van een eerlijk proces en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht.