ECLI:NL:RBROT:2011:BQ7370

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
375721 / KG ZA 11-272
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bindend advies en de kwalificatie van geschillen in het kort geding tussen Dominotravel B.V. en Stichting Garantiefonds Reisgelden

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, vorderde Dominotravel B.V. in kort geding een schorsing van het besluit van de Stichting Garantiefonds Reisgelden (SGR) tot beëindiging van haar deelnemerschap. De aanleiding voor deze vordering was een bindend advies van de Commissie van Beroep van SGR, waarin werd geoordeeld dat Dominotravel niet voldeed aan de eisen van solvabiliteit en dat de door SGR gevraagde bankgarantie van € 1.000.000,- te hoog was. De Commissie stelde uiteindelijk dat een bankgarantie van € 750.000,- voldoende zou zijn, met de voorwaarde dat deze uiterlijk op 31 maart 2011 moest worden gesteld.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de uitspraak van de Commissie van Beroep als bindend advies in de zin van artikel 7:900 BW kon worden gekwalificeerd. Dit betekende dat de rechter slechts een marginale toetsingsbevoegdheid had. De rechter concludeerde dat de Commissie in redelijkheid tot haar beslissing had kunnen komen, en dat de belangen van SGR zwaarder wogen dan die van Dominotravel. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van Dominotravel af en veroordeelde haar in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de beperkte mogelijkheden voor de rechter om bindende adviezen te toetsen en de noodzaak voor partijen om zich aan de voorwaarden van dergelijke adviezen te houden, mits deze niet in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid. De zaak illustreert ook de rol van de Commissie van Beroep binnen de SGR en de gevolgen van financiële onvermogen voor reisorganisaties.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 375721 / KG ZA 11-272
Vonnis in kort geding van 4 april 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DOMINOTRAVEL B.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
eiseres,
advocaat mr. H.M. Punt,
tegen
de stichting
STICHTING GARANTIEFONDS REISGELDEN,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. P.J. Kreijger.
Partijen zullen hierna Dominotravel en SGR genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 28 maart 2011, met producties
- de mondelinge behandeling d.d. 30 maart 2011
- een nadere productie en pleitnotities van mr. Punt
- de conclusie van antwoord, de producties en pleitnotities van mr. Kreijger.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van de inhoud van de door partijen overgelegde producties, kan in dit kort geding van de volgende feiten worden uitgegaan.
2.1. Dominotravel is een reisorganisatie, die zich voornamelijk richt op het aanbieden van reizen naar Portugal en Turkije. De reizen naar Turkije biedt zij aan onder de naam “Holidayworld” en de reizen naar Portugal onder de naam “Dominotravel”.
Dominotravel is van 25 oktober 2004 tot 10 maart 2010 aangesloten geweest bij SGR. Per 23 juli 2010 heeft SGR Dominotravel opnieuw als deelnemer toegelaten, nadat Dominotravel een door SGR verlangde bankgarantie van € 250.000,-- had gesteld.
2.2. SGR heeft -kort gezegd- tot doel het doen van uitkeringen aan consumenten ter zake op de Nederlandse markt aangeboden en afgesloten reisovereenkomsten of overeenkomsten van vervoer of verblijf ingeval de betreffende reisorganisator wegens financieel onvermogen niet presteert en de consument schade lijdt. De garanties van SGR dekken -voor zover van toepassing- de betreffende verplichtingen van een reisorganisator als bedoel in art. 7:512 lid 1 BW. De statuten van SGR luiden voor zover thans van belang:
“(…)
Deelnemers
Artikel 12
(…)
2. Het deelnemerschap komt tot stand door het schriftelijk aangaan van een overeenkomst tussen de stichting en de deelnemers, waarin de bepalingen van deze statuten -voor zover relevant- en de bepalingen van het deelnemersreglement zullen geacht worden te zijn ingelast als tussen partijen overeengekomen.
3. Het deelnemerschap eindigt door:
(…)
c. het in vervulling gaan van de voorwaarde(n) voor beëindiging vervat in een besluit van het bestuur tot voorwaardelijke beëindiging met ingang van de in dat besluit te bepalen datum;
een en ander telkens met inachtneming van hetgeen daaromtrent in deze statuten en het deelnemersreglement bepaald is.
4. Tegen een besluit van het bestuur houdende:
(…)
b. beëindiging van het deelnemerschap met dadelijke ingang, respectievelijk voorwaardelijk beëindiging als nader in het voorgaande lid omschreven;
alsmede in andere in het deelnemersreglement omschreven of te omschrijven gevallen, heeft de belanghebbende recht op beroep bij een commissie van beroep, waarvan de samenstelling en werkwijze zijn geregeld in het beroepsreglement (…)”.
2.3. De tussen SGR en Dominotravel bestaande deelnemersovereenkomst d.d. 23 juli 2010 luidt voor zover thans van belang:
“(…)
1. (…) :Stichting Garantiefonds Reisgelden
(…)
hierna te noemen :Stichting
2. (…) :Dominotravel BV
(…)
verder te noemen :deelnemer
(…)
Komen overeen:
Artikel 1
Partijen sluiten hierbij de overeenkomst bedoeld in artikel 12 lid 2 van de statuten van de Stichting (…).
Artikel 2
De rechten en verplichtingen van partijen, zoals omschreven in de statuten, met name in artikel 12 leden 1 tot en met 6, en in het deelnemersreglement, maken deel uit van deze overeenkomst en gelden als tussen partijen overeengekomen rechten en verplichtingen.
Artikel 3
Deelnemer verklaart daartoe de statuten, het deelnemersreglement en het beroepsreglement van de Stichting ontvangen te hebben en daarvan naar behoren kennis genomen te hebben.
(…)”.
2.4. Het in de deelnemersovereenkomst genoemde Deelnemersreglement luidt voor zover thans van belang:
“(…)
Artikel 5
1.1 De deelnemer is tegenover de stichting verplicht tot het ten genoegen van het bestuur stellen van zekerheden en wel,
(i) het stellen van een bankgarantie van een in Nederland toegelaten kredietinstelling gelijk aan 1,5% (…) van de risicodragende omzet, zoals die door het bestuur is vastgesteld, voormeld percentage kan jaarlijks door het bestuur na goedkeuring van de raad van toezicht verhoogd of verlaagd worden;
(…)
Artikel 13
1. Het bestuur is bevoegd, de overeenkomst van deelnemerschap met dadelijke ingang te beëindigen indien de deelnemer:
a. niet of niet langer voldoet aan een of meer vereisten van het deelnemerschap als belichaamd in de artikelen 4 en/of 5 van dit reglement;
b. geen of onjuiste informatie verstrekt nadat het bestuur hem heeft verzocht, voor de stichting van belang zijnde informatie te verstrekken;
(…)
5. Het bestuur is bevoegd, in een geval als in lid 1 bedoeld, te besluiten tot voorwaardelijke beëindiging van de overeenkomst (…). In dat geval eindigt de overeenkomst eerst op de in het besluit vermelde datum, maar alleen dan, indien de deelnemer op die datum niet voldaan heeft aan een of meer in het besluit gestelde voorwaarden.
Geschillen
Artikel 14
1. Van een bestuursbesluit als bedoeld in artikel 12 lid 4 van de statuten en in artikel 11 van dit reglement, staat voor betrokkene beroep open op de commissie van beroep, op welk beroep, behalve de bepalingen van dit reglement, het beroepsreglement van toepassing is.
(…)”
2.5. Het Beroepsreglement van SGR luidt voor zover thans van belang:
“(…)
Artikel 3
1. Bij de commissie kan beroep worden ingesteld tegen de in de statuten of het deelnemersreglement aangewezen beslissingen van het bestuur.
(…)
Artikel 12
1. De commissie kan volledig over de zaak oordelen en kan, in het geval van beroep tegen een boete, een hogere of lagere of in het geheel geen boete opleggen.
2. De uitspraken van de commissie dienen met redenen omkleed te zijn en tenminste de feiten, waarin het niet voldoen aan of het niet nakomen van enige bepaling van de statuten, het deelnemersreglement, de deelnemersovereenkomst of dit reglement bestaat, de gebezigde bewijsmiddelen en de bedoelde bepaling(en) waaraan niet voldaan is, te vermelden.
3. (…)
De einduitspraak van de voorzitter/commissie heeft de kracht van een bindend advies.
(…)”.
2.6. Bij brief van 2 februari 2011 heeft SGR Dominotravel bericht dat het bestuur van SGR heeft besloten dat, met toepassing van art. 12 lid 3 sub c van de Statuten en art. 13 lid 1 jo. lid 5 van het Deelnemersreglement, het deelnemerschap van Dominotravel op 21 februari 2011 zal worden beëindigd, tenzij Dominotravel uiterlijk op die datum een bankgarantie ter waarde van € 1.000.000,-- heeft gesteld.
2.7. Tegen het onder 2.7 genoemde besluit heeft Dominotravel beroep ingesteld bij de Commissie van Beroep van de Stichting Garantiefonds Reisgelden (hierna: CvB). SGR heeft tegen dat beroep een verweerschrift ingediend. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht tijdens een mondelinge behandeling op 14 maart 2011. Op 21 maart 2011 heeft de CvB beslist op het beroep van Dominotravel. Deze uitspraak getiteld ‘bindend advies inzake het beroep tegen het bestuursbesluit d.d. 2 februari 2011 van de Stichting Garantiefonds Reisgelden’ luidt voor zover thans van belang:
“(…)
Beoordeling van de Commissie van Beroep
(…)
34. Samengevat is de Commissie van oordeel dat Dominotravel met een negatief eigen vermogen van ongeveer € 110.000,- niet voldoet aan de eis van solvabiliteit, dat Dominotravel niet steeds en aanstonds de goede informatie heeft verstrekt waarom het bestuur van SGR heeft verzocht en dat Dominotravel niet tijdig en/of behoorlijk heeft voldaan aan de verplichtingen ingevolge het opgelegde verscherpte toezicht (…).
35. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat SGR terecht heeft kunnen constateren dat het risico van deconfiture te groot is. Dat zij Dominotravel nog een laatste kans heeft willen geven maar tevens het financiële risico heeft willen afdekken, acht de Commissie een te waarderen en zorgvuldig besluit. Daarmee is nog niet de vraag beantwoord of de voorwaarde van voortzetting, te weten een bankgarantie van € 1 miljoen, redelijk en verantwoord is. Dominotravel heeft subsidiair betoogd dat deze te hoog is en heeft een overzicht gegeven van het maandelijkse maximale financiële risico bij financieel onvermogen. SGR heeft dat overzicht in zoverre bestreden dat het een momentopname van de omzet Holidayworld betreft en geen rekening houdt met nog te realiseren omzet van Holidayworld en door andere activiteiten. SGR heeft van haar kant aangegeven dat zij voor de hoogte van bankgarantie aansluiting heeft gezocht bij cijfers over de afgelopen jaren.
36. De Commissie van oordeel dat het beroep van Dominotravel in zoverre slaagt dat de verlangde bankgarantie van € 1 miljoen te hoog is. De Commissie kan ingevolge het bepaalde in art. 12 lid 1 van het Beroepsreglement volledig over de zaak oordelen. Zij acht zich dan ook vrij om vast te stellen dat de verlangde hoogte weliswaar aansluit bij ervaringscijfers, maar er onvoldoende blijk van geeft dat de concrete situatie van Dominotravel in de afwegingen zijn betrekken. Gelet op het voor Dominotravel verscherpte toezicht en de spreiding van activiteiten ligt echter een vertaling van die cijfers 1-op-1 naar Dominotravel niet voor de hand. Dominotravel heeft aannemelijk gemaakt dat bij de inmiddels gerealiseerde omzet van Holidayworld het maximale risico in juni 2011 ca € 446.000,- zal belopen. Rekening moet worden gehouden met nog te realiseren omzet via Holidayworld maar ook met de nog te realiseren omzet andere activiteiten, want bij een deconfiture gaat het om Dominotravel als onderneming die naast Holidayworld nog reisactiviteiten elders in Europa en daarbuiten ontplooit. Alles bij elkaar acht de Commissie voorshands een te stellen bankgarantie van € 750.000,- tegemoet komen aan de gerechtvaardigde belangen van SGR en de consumenten wier belangen zij voor de aangesloten organisaties behartigt. Een dergelijke garantie is voor Dominotravel ongetwijfeld hoog, ook gezien haar voor 2011 nagestreefde totale omzet, maar zij heeft door haar losse wijze van werken en ontoereikende financiële bedrijfsadministratie een hogere garantie onvermijdelijk gemaakt. De Commissie acht niet op voorhand onmogelijk dat Dominotravel er in zal slagen op de hierna te noemen termijn die bankgarantie te verwezenlijken. Als haar dat niet lukt, moet er van worden uitgegaan dat er onvoldoende vertrouwen bij mogelijke financiers bestaat dat het Dominotravel zal lukken in 2011 de nagestreefde omzet te realiseren en een zodanig positief bruto en netto bedrijfsresultaat te behalen dat er duurzame vooruitzichten voor een verdere ontwikkeling van de onderneming zijn.
(…)
BINDEND ADVIES
1. De Commissie van Beroep spreekt als bindend advies uit dat het beroep tegen het besluit van het bestuur van SGR tot voorwaardelijke beëindiging ongegrond is en dat het subsidiaire beroep tegen de hoogte van de als voorwaarde verlangde bankgarantie van
€ 1 miljoen gegrond is.
2. De Commissie van Beroep spreekt als binden advies uit dat Dominotravel uiterlijk op 31 maart 2011 een bankgarantie heeft gesteld van € 750.000,- ten gunste van SGR bij gebreke waarvan het deelnemerschap van Dominotravel met ingang van die datum eindigt.
(…)”.
3. Het geschil
3.1. Dominotravel vordert -samengevat- bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1) het besluit van SGR van 2 februari 2011 te schorsen,
2) de einduitspraak van de Commissie van Beroep van SGR d.d. 14 maart 2011 te schorsen,
3) (SGR) te bevelen Dominotravel toe te laten en toegelaten te houden tot het deelnemerschap van SGR op basis van de huidige bankgarantie van € 250.000,--, en (SGR te bevelen) Dominotravel te behandelen alsof de Commissie van Beroep geen einduitspraak heeft gedaan, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom,
4) te bepalen dat de schorsing als vermeld onder 1) en 2), en voornoemd bevel zullen gelden voor de periode totdat in een bodemprocedure onherroepelijk is beslist over de vernietiging van het onder 1) genoemde besluit en de onder 2) genoemde einduitspraak, met de bepaling dat de dagvaarding in die bodemprocedure binnen zes weken na dit vonnis moet worden uitgebracht,
5) SGR te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke handelsrente.
3.2. Dominotravel stelt hiertoe voorop dat de uitspraak van de CvB niet als bindend advies in de zin van art. 7:900 BW kan worden gekwalificeerd, maar moet worden aangemerkt als een besluit van een orgaan van SGR. Een dergelijk besluit is op grond van art. 2:15 BW vernietigbaar, indien het besluit is genomen in strijd met een reglement. Dominotravel stelt dat de uitspraak van de CvB is genomen in strijd met art. 12.1 en 12.2 van het Beroepsreglement en art. 5.1.1 van het Deelnemersreglement en derhalve vernietigbaar is. Bovendien is voornoemde uitspraak in strijd met de redelijkheid en billijkheid en derhalve vernietigbaar. Voorts stelt Dominotravel dat de uitspraak van de CvB is genomen in strijd met de fundamentele procesbeginselen, waaronder het beginsel van hoor en wederhoor, het motiveringsbeginsel, het recht op behandeling van een zaak in twee instanties en de toegankelijkheid van rechtspraak.
Voor zover de uitspraak van de CvB wel als bindend advies is te kwalificeren, is het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Dominotravel daaraan gehouden is. Dominotravel beroept zich ook in dit kader op bepalingen in het Deelnemersreglement.
3.3. SGR voert gemotiveerd verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Met de stelling dat Dominotravel tot 31 maart 2011 de gelegenheid heeft om een bankgarantie van € 750.000,-- te stellen, bij gebreke waarvan haar deelnemerschap van SGR wordt beëindigd, hetgeen zou leiden tot een noodgedwongen beëindiging van haar bedrijfsactiviteiten, heeft Dominotravel het spoedeisend belang bij haar vorderingen genoegzaam aannemelijk gemaakt. SGR heeft het spoedeisend belang bovendien niet betwist. Ter zitting heeft zij heeft toegezegd dit vonnis af te wachten.
4.2. Allereerst is aan de orde de vraag hoe de uitspraak van de CvB (zie 2.7) moet worden gekwalificeerd. De voorzieningenrechter stelt voorop dat die uitspraak in ieder geval niet als een besluit van een orgaan van SGR kan worden beschouwd, nu voorshands niet aannemelijk is dat de CvB een orgaan van SGR is in de zin van boek 2 van het Burgerlijke Wetboek.
4.3. Ten aanzien van de vraag of de uitspraak van de CvB als bindend advies in de zin van art. 7:900 BW kan worden gekwalificeerd, oordeelt de voorzieningenrechter als volgt.
4.4. Op grond van art. 7:900 BW kunnen partijen overeenkomen dat zij een eventueel geschil zullen laten beslechten door een bindend advies van een derde (bijvoorbeeld een geschillencommissie). Dat kan in een afzonderlijke overeenkomst of als onderdeel van een andere overeenkomst, bijvoorbeeld door middel van een beding in algemene voorwaarden.
4.5. Art. 2 van de tussen partijen tot stand gekomen deelnemersovereenkomst (zie 2.3) bepaalt dat de rechten en verplichtingen van partijen, zoals omschreven in de Statuten en in het Deelnemersreglement deel uitmaken van deze overeenkomst en als tussen partijen overeengekomen rechten en verplichtingen gelden. Art. 14 van het Deelnemersreglement (zie 2.4) bepaalt van een bestuursbesluit als bedoeld in art. 12 lid 4 van de Statuten en in art. 11 van het Deelnemersreglement voor de betrokkene beroep open staat bij de CvB, op welke beroep (…) het beroepsreglement van toepassing is. Vervolgens is in art. 12 van het Beroepsreglement bepaald dat de uitspraak van de CvB de kracht heeft van een bindend advies.
Het voorgaande in aanmerking genomen en nu Dominotravel niet heeft betwist dat het Deelnemersreglement als tussen partijen overeengekomen geldt en blijkens voornoemd art. 11 van dat Deelnemersreglement het Beroepsreglement als tussen partijen bindend moet worden beschouwd, is naar voorlopig oordeel de vermelding in het Beroepsreglement dat een uitspraak van de CvB de kracht van bindend advies heeft, voldoende om aan te nemen dat bindend advies tussen partijen is overeengekomen.
De omstandigheid dat Dominotravel niet bij de totstandkoming van voornoemde reglementaire bepalingen betrokken is geweest, doet aan het voorgaande niet af.
Voorts treft de verwijzing van Dominotravel naar het arrest van de Hoge Raad van 31 mei 1996 (NJ 1996/693) geen doel. Anders dan in het onderhavige geval, ging het in die zaak immers om een wettelijke geschillencommissie.
4.6. Uit het voorgaande volgt dat de uitspraak van de CvB als bindend advies in de zin van art. 7:900 BW kan worden beschouwd.
4.7. Uit art. 7:904 lid 1 BW volgt dat de uitspraak van de CvB slechts vernietigbaar is, indien geoordeeld zou moeten worden dat gebondenheid van Dominotravel aan die uitspraak in verband met de inhoud of de wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Dat betekent dat aan de (voorzieningen)rechter slechts een marginale toetsingsbevoegdheid toekomt.
4.8. Dominotravel stelt dat de CvB het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden, doordat zij slechts twee werkdagen de tijd heeft gekregen om het verweerschrift van SGR te bestuderen en daarop te reageren.
Blijkens de onweersproken inhoud van het bindend advies is op 22 februari 2011 aan partijen bericht dat de mondelinge behandeling op 14 maart 2011 zou plaatsvinden en dat SGR haar verweerschrift uiterlijk 9 maart 2011 moest indienen. Niet is gebleken dat Dominotravel bezwaar tegen die termijnen heeft gemaakt. Tussen partijen staat vast dat Dominotravel op 9 maart 2011 het verweerschrift van SGR heeft ontvangen.
Mede gelet op de omvang van de pleitnotities van Dominotravel in de bindend adviesprocedure en de mate waarin Dominotravel de stellingen van SGR heeft betwist, is voorshands onvoldoende aannemelijk dat Dominotravel te weinig tijd heeft gehad om het verweerschrift van SGR te bestuderen en ten opzichte van SGR is beperkt in haar mogelijkheden tot het geven van commentaar op de stellingen van SGR. Ook overigens is niet gebleken dat het beginsel van hoor en wederhoor in de bindend adviesprocedure is geschonden. Uit de onweersproken inhoud van het bindend advies blijkt dat Dominotravel steeds ruim in de gelegenheid is gesteld haar standpunt naar voren te brengen.
4.9. Ten aanzien van de vraag in hoeverre een bindend advies dient te worden gemotiveerd, geldt in beginsel dat een bindend advies ten minste een bepaalde mate van motivering moet bevatten teneinde partijen in de gelegenheid te stellen het advies (marginaal) te laten controleren door de rechter. Partijen hebben er recht op om te weten op welke gronden een beslissing is genomen en waarom het door hen naar voren gebrachte werd verworpen. Verder moeten partijen kunnen nagaan hoe het advies tot stand is gekomen en waarop het steunt, alsmede of bepaalde geschilpunten zijn onderkend en of daarop is beslist.
4.10. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de enkele omstandigheid dat Dominotravel de motivering althans de door de CvB gemaakte keuzes niet deelt en de juistheid van de door de CvB gebruikte gegevens en/of cijfers bestrijdt, niet betekent dat de motivering niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet. Naar voorlopig oordeel geeft de uitspraak van de CvB in voldoende mate inzicht in de door de CvB gehanteerde uitgangspunten en maatstaven. De uitspraak van de CvB maakt immers melding van de ontvangen informatie van partijen waarop de uitspraak is gebaseerd. Tevens vermeldt de uitspraak de individuele geschilpunten en de standpunten van partijen daaromtrent. Bij de beoordeling gaat de CvB vervolgens in op de stellingen van partijen en motiveert zij hoe zij tot haar beslissingen is gekomen. Op deze wijze heeft de CvB in voldoende mate gemotiveerd hoe zij, voor zover in deze kort gedingprocedure van belang, tot de hoogte van de stellen bankgarantie van € 750.000,-- is gekomen.
4.11. Ten aanzien van de vraag of de onderhavige bindend adviesprocedure in strijd is met fundamentele procesbeginselen doordat er geen mogelijkheid tot hoger beroep openstaat, stelt de voorzieningenrechter voorop dat een bindend advies geen vorm van rechtspraak is, maar een contractuele vorm van geschilbeslechting, waarop regels van behoorlijke rechtspraak niet onverkort van toepassing zijn. Niet valt in te zien waarom Dominotravel, die de in het geding zijnde beroepsprocedure zelf is gestart en van wie gesteld noch gebleken is dat zij van te voren niet op de hoogte was van het Beroepsreglement, zich thans aan de uitspraak van de CvB zou kunnen onttrekken enkel op de grond dat niet is voorzien in een mogelijkheid tot hoger beroep.
4.12. Het onder 4.11 genoemde uitgangspunt geldt eveneens voor het verweer dat de toegankelijkheid tot rechtspraak wordt belemmerd door de hoge kosten die aan de in het geding zijnde beroepsprocedure verbonden zijn. Bovendien komen de kosten van de CvB ad € 23.112,06 de voorzieningenrechter niet zó onredelijk hoog voor, dat geoordeeld zou moeten worden dat de uitspraak van de CvB vernietigd zou moeten worden wegens schending van fundamentele procesbeginselen.
4.13. Tegen de achtergrond van het voorgaande is voorshands onvoldoende aannemelijk dat sprake is van schending van fundamentele procesbeginselen. Derhalve kan niet geoordeeld worden dat gebondenheid van Dominotravel aan de uitspraak van de CvB in verband met de wijze van totstandkoming daarvan, in de gegeven omstandigheden, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.14. Vervolgens is het de vraag of de CvB ten aanzien van de inhoud, alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemende, in redelijkheid tot haar beslissing heeft kunnen komen.
4.15. Tussen partijen is in geschil of de CvB bevoegd was om zelf de hoogte van de door Dominotravel te stellen bankgarantie vast te stellen. Artikel 12 van het Beroepsreglement bepaalt dat de CvB volledig over de zaak kan oordelen. Voorshands valt niet in te zien dat aan die bepaling een andere betekenis moet worden toegekend dan dat het bestreden besluit ten volle aan de CvB voorligt en de CvB (wat in de rechtspraak heet) ‘opnieuw rechtdoende’ kan beslissen. De enkele omstandigheid dat art. 12 lid 1 eveneens vermeldt dat de CvB in geval van beroep tegen een boete, een hogere of lagere of in het geheel geen boete kan opleggen, maakt dat niet anders. Die zinsnede benadrukt eerder de volledige beslissingsbevoegdheid van de CvB, dan dat deze haar beperkt en lijkt bovendien slechts te zien op een boete en niet op andere kwesties die aan de CvB worden voorgelegd. Aldus was de CvB naar voorlopig oordeel bevoegd om zelf een ander bedrag voor de door Dominotravel te stellen bankgarantie te bepalen.
4.16. De voorzieningenrechter acht voorts van belang dat -in de onderhavige kort gedingprocedure- de bezwaren van Dominotravel tegen de uitspraak van de CvB uitsluitend zijn gericht op de hoogte van de bankgarantie en niet tegen het oordeel dat Dominotravel niet voldoet aan de eis van solvabiliteit, dat Dominotravel niet steeds aanstonds de goede informatie heeft verstrekt waar het bestuur van SGR om heeft verzocht en dat Dominotravel niet tijdig en/of behoorlijk heeft voldaan aan de verplichtingen ingevolge het opgelegde verscherpte toezicht. Derhalve zal de voorzieningenrechter uitgaan van de juistheid van het laatstgenoemde oordeel van de CvB.
4.17. Ten aanzien van de hoogte van de te stellen bankgarantie heeft de CvB heeft geoordeeld dat bij de inmiddels gerealiseerde omzet van Holidayworld het maximale risico in juni 2011 ca € 446.000,-- zal belopen, hetgeen Dominotravel niet heeft betwist. Daarnaast moet volgens de CvB rekening worden gehouden met nog te realiseren omzet via Holidayworld, maar ook met nog te realiseren omzet uit andere reisactiviteiten elders in Europa. Dominotravel heeft haar verweer dat het niet realistisch is dat er nog meer omzet wordt gemaakt, niet aannemelijk gemaakt. De voorzieningenrechter acht het geen feit van algemene bekendheid dat reizen naar Turkije hoofdzakelijk vroeg worden geboekt en Dominotravel heeft geen stukken overgelegd ter onderbouwing van die stelling.
4.18. Tegen de achtergrond van het voorgaande en in aanmerking genomen het -door Dominotravel erkende- gerechtvaardigd belang van SGR bij het treffen van maatregelen die tot beperking van (potentiële) schade moeten leiden, is de voorzieningenrechter -in het licht van het onder 4.7 genoemde toetsingskader- van oordeel dat de CvB in de gegeven omstandigheden in redelijkheid tot vaststelling van de door Dominotravel te stellen bankgarantie op € 750.000,-- heeft kunnen komen en dat niet aannemelijk is dat daarover in een bodemprocedure anders zal worden geoordeeld. Daar komt bij dat Dominotravel ook nu niet door middel van stukken aannemelijk heeft gemaakt dat het voor haar onmogelijk is om een bankgarantie van € 750.000,-- te stellen.
4.19. Naar voorlopig oordeel heeft de CvB in redelijkheid ook kunnen beslissen om aan Dominotravel een termijn voor het stellen van de bankgarantie van ruim tweeënhalve week te gunnen. Blijkens de uitspraak van de CvB heeft zij daarbij enerzijds rekening gehouden het belang van SGR bij duidelijkheid op korte termijn in verband met het naderende zomerseizoen en anderszijds met het belang van Dominotravel om enige tijd te hebben om voornoemde bankgarantie te stellen. Dominotravel heeft niet door middel van de stukken aannemelijk gemaakt dat die termijn te kort was om een dergelijke bankgarantie te stellen. De omstandigheid dat Dominotravel in plaats van die termijn te benutten de onderhavige kort gedingprocedure aanhangig heeft gemaakt en in afwachting daarvan het stellen van de bankgarantie heeft uitgesteld, komt voor haar rekening en risico.
4.20. Het voorgaande leidt voorshands tot de conclusie dat de CvB ook ten aanzien van de inhoud, alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemende, in redelijkheid tot haar beslissing heeft kunnen komen.
4.21. Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. Op zich is aannemelijk dat de beëindiging van het deelnemerschap van Dominotravel een sterk negatieve invloed zal hebben op haar bedrijfsvoering en dat Dominotravel in zoverre een zwaarwegend belang heeft bij voortduring van haar deelnemerschap. Daar staat tegen over dat bij reisovereenkomsten de consumenten de reissom veelal vooruit dienen te betalen, zodat SGR in feite het insolventierisico van de reisaanbieders draagt. Bij beëindiging van het deelnemerschap van een reisaanbieder blijft SGR dat risico dragen voor boekingen die door consumenten zijn gedaan tót aan die beëindiging. Tegen die achtergrond en nu de CvB heeft geoordeeld dat SGR terecht heeft geconstateerd dat het risico van deconfiture van Dominotravel groot is, hetgeen niet door Dominotravel is betwist en in aanmerking genomen dat Dominotravel niet heeft betwist dat SGR haar meerdere keren in de gelegenheid heeft gesteld (financieel) orde op zaken te stellen en bovendien het zomerseizoen nadert, weegt naar het oordeel van de voorzieningenrechter het belang van SGR bij instandhouding van de uitspraak van de CvB zwaarder dan het belang van Dominotravel bij vernietiging daarvan.
4.22. Op grond van het voorgaande liggen de vordering van Dominotravel voor afwijzing gereed.
4.23. Dominotravel zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter,
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt Dominotravel in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van SGR begroot op € 568,-- aan verschotten en op € 816,-- aan salaris voor de advocaat,
5.3. verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2011, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Bosch, griffier.2083/2009?