ECLI:NL:RBROT:2011:BQ7566
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schadevordering van een TBS-gestelde tegen de TBS-kliniek naar aanleiding van een ten onrechte ingetrokken proefverlof
In deze zaak gaat het om een schadevordering van een ter beschikking gestelde (TBS-gestelde) tegen de TBS-kliniek De Kijvelanden, naar aanleiding van de onterechte intrekking van zijn proefverlof. De rechtbank Rotterdam heeft op 30 maart 2011 een tussenvonnis uitgesproken waarin werd geoordeeld dat de Kijvelanden in beginsel onrechtmatig heeft gehandeld jegens de eiser. De eiser, bijgestaan door zijn advocaat mr. K.B. Larooij, stelt dat de intrekking van het proefverlof onterecht was en dat dit heeft geleid tot aanzienlijke schade, zowel immaterieel als materieel. De Kijvelanden, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.C. van Gog, betwist de aansprakelijkheid en stelt dat de intrekking van het proefverlof noodzakelijk was voor de bescherming van de maatschappij, gezien de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis geoordeeld dat het relativiteitsverweer van de Kijvelanden te laat is ingebracht en dat dit verweer om die reden niet kan worden gehonoreerd. De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de Kijvelanden onvoldoende feitelijk onderbouwd heeft waarom de intrekking van het proefverlof gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft de Kijvelanden de gelegenheid gegeven om haar standpunt verder te onderbouwen, terwijl de eiser ook de kans krijgt om te reageren op deze nieuwe stellingen.
De rechtbank heeft in het vonnis benadrukt dat de intrekking van het proefverlof niet op onjuiste gronden mag plaatsvinden en dat de Kijvelanden moet aantonen dat er een rechtvaardigingsgrond was voor de intrekking. De zaak is aangehouden voor nadere uitlatingen van beide partijen, waarbij de rechtbank ook de mogelijkheid van schadevergoeding heeft besproken, afhankelijk van de uitkomst van de verdere beoordeling van de rechtvaardigingsgrond.